Zoekresultaten 1851-1900 van de 2387 resultaten
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:117 Raad van Discipline Amsterdam 24-124/A/A
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 08-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:117
Raadsbeslissing. Klacht over de dienstverlening door de eigen advocaat gegrond. Verweerder heeft met zijn handelen en nalaten niet voldaan aan de eisen van professionaliteit en zorg die van hem als advocaat verwacht mogen worden. Verweerder heeft niet gereageerd op hulpverzoeken van klager en hem gedurende een periode van acht maanden niet geïnformeerd over de voortgang in zijn zaak. De raad rekent het verweerder aan dat hij geen enkel inzicht heeft getoond in zijn verwijtbaar handelen. Een adequate toelichting van zijn kant is ter zitting uitgebleven. Gelet op alle feiten en omstandigheden acht de raad van oordeel dat de oplegging van de maatregel van een berisping passend.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:101 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-173/DB/ZWB
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:101
Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een familiezaak. Vast staat dat verweerster zowel in het verzoekschrift voorlopige voorzieningen als in het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken, zonder klagers toestemming en in strijd met het in de mediationovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding, uit het mediontraject afkomstige informatie heeft opgenomen. Na door klagers advocaat op het tuchtrechtelijk verwijtbare karakter van haar handelen te zijn gewezen, heeft verweerster het standpunt ingenomen dat haar geen blaam trof en geweigerd om het processtuk aan te passen. Eerst nadat klager bij de deken had gerepliceerd is verweerster tot aanpassing overgegaan. Verweerster heeft hierdoor gehandeld in strijd met wat een behoorlijk advocaat betaamt en dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar. In zoverre (k.o. 1) gegrond. Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat verweerster feiten heeft geponeerd waarvan zij de onjuistheid kende of behoorde te kennen. In zoverre (k.o. 2) ongegrond. Verweerster heeft zich in processtukken onnodig grievend over klager uitgelaten. Verweerster heeft twee processtukken aangevangen met de opmerking dat het huwelijk onder druk kwam te staan door klagers agressieve, dwingende en narcistische gedrag. Vervolgens heeft verweerster in bijna zeven pagina’s uitvoerig de relatie en het seksleven beschreven. De inhoud van de processtukken is daarmee in ernstige mate grievend voor klager, terwijl verweerster niet, ook niet desgevraagd ter zitting, heeft kunnen onderbouwen waarom het in het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënte nodig was om deze grievende uitlatingen te doen. Met de voor klager kwetsende inhoud van de processtukken was naar het oordeel van de raad geen redelijk doel gediend. Verweerster heeft aldus haar taak, om te waken voor onnodige polarisatie, verzaakt. Verweerster heeft ter zitting van de raad verklaard dat het verzoekschrift is opgesteld door een juridisch medewerker van haar kantoor en dat zij de inhoud van het verzoekschrift onvoldoende heeft gescreend. De raad overweegt dat verweerster de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de processtukken die op haar naam worden ingediend. Voor de inhoud van het verzoekschrift moet verweerster derhalve ook in tuchtrechtelijke zin volledig verantwoordelijk worden gehouden. De raad constateert voorts dat verweerster, na door klagers advocaat op de onnodig grievende inhoud van het verzoekschrift te zijn gewezen, geen enkele reflectie heeft getoond, heeft geweigerd tot aanpassing over te gaan en zelfs een verweerschrift met gelijkluidende inhoud heeft ingediend. Verweerster heeft bij brief aan de raad van 21 maart 2024 gesteld de onnodige grievende passages inmiddels te hebben verwijderd en op 2 februari 2024 een aangepast verweerschrift te hebben ingediend, maar dit blijkt geenszins uit het bij verweersters brief gevoegde verweerschrift d.d. 2 februari 2024: ook in het volgens verweerster aangepaste verweerschrift wordt uitvoerig de relatie en het seksleven beschreven. De raad concludeert hieruit dat enige zelfreflectie en de benodigde zorgvuldigheid bij verweerster ver te zoeken zijn. De raad rekent dit verweerster zwaar aan. Klachtonderdeel 3 is kortom gegrond. Op grond van de ernst en het repeterende karakter van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen acht de raad oplegging van een voorwaardelijke schorsing voor de duur van vier weken passend en geboden.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:130 Raad van Discipline Amsterdam 24-075/A/A
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:130
Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:175 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-740/AL/MN
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:175
verzetschrift is buiten de wettelijke termijn van 30 dagen door klager ingediend. De raad oordeelt het verzet niet-ontvankelijk nu van een verschoonbare termijnoverschrijding niet is gebleken.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:97 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-894/DB/OB
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:97
Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:124 Raad van Discipline Amsterdam 24-410/A/A
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:124
Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Klager verwijt verweerder discriminerende opmerkingen naar hem te hebben gemaakt. Klager heeft tegenover de uitdrukkelijke betwisting van de verweten gedragingen door verweerder zijn klacht onvoldoende onderbouwd. Weliswaar heeft klager twee getuigenverklaringen van vrienden overgelegd die zijn verhaal bevestigen, maar de voorzitter acht deze verklaringen van onvoldoende gewicht om de klacht - waartegen ook nog eens verweer is gevoerd - op basis van uitsluitend die verklaringen gegrond te verklaren. In de overgelegde stukken zijn verder geen aanknopingspunten voor de juistheid van klagers verwijten.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:118 Raad van Discipline Amsterdam 23-825/A/A
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 08-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:118
Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in alle klachtonderdelen ongegrond. Verweerster heeft gehandeld binnen de aan haar als advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid. Zij heeft met het inbrengen van de documenten in de procedure de belangen van klaagster niet onevenredig geschaad. Het is de raad daarnaast niet gebleken dat verweerster wist, of had moeten weten, dat haar mededeling dat klaagster het medisch dossier van de kinderen weigerde te verstrekken, onjuist zou zijn.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:102 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-322/DB/ZWB
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:102
Raadsbeslissing. Klacht over vermeend grensoverschrijdend gedrag mist feitelijke grondslag. Ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:176 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-061/AL/MN
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:176
Klager verwijt verweerder dat hij onnodig en/of onevenredig zijn belangen heeft geschaad door een massaclaim tot verdeling van zijn aandeel in een perceel grond te starten. Verweerder is pas later bij de toen al lopende kort geding betrokken geraakt en heeft bovendien een grote mate van vrijheid om procedures te voeren. Die procedure in 1e aanleg wordt door de raad niet als onnodig of kansloos procederen gezien. Dat is anders ten aanzien van de daarna door verweerder gestarte hogerberoepprocedure. Gelet op de inhoud van het kortgedingvonnis had verweerder moeten weten dat die procedure kansloos was, zoals later ook door het gerechtshof bevestigd. Ook met betrekking tot het doen van een faillissementsaanvraag van klager heeft verweerder de grenzen van het betamelijke overtreden. De raad concludeert uit de stukken en de verklaring van verweerder dat de faillissementsaanvraag een pressiemiddel was, zonder dat sprake was van een situatie van “opgehouden te betalen”, waarmee verweerder heeft geprobeerd klager te bewegen om alsnog (tegen zijn zin) zijn aandelen te verkopen. Dit handelen acht de raad ontoelaatbaar en tuchtrechtelijk verwijtbaar. In zoverre gegrond. Berisping.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:98 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-138/DB/OB
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:98
Raadsbeslissing. De klacht over schending van gedragsregel 15 is ongegrond. Beide partijen, klager en de heer Van O, hadden tegen het optreden van verweerster voor zowel klager als de heer Van O kortom geen bezwaar. Mede gelet op het feit dat klager desgevraagd ter zitting van de raad heeft verklaard dat hij met verweerster geen vertrouwelijke informatie heeft uitgewisseld is de raad van oordeel dat van handelen in strijd met gedragsregel 15 geen sprake is. De klacht over schending van gedragsregel 25 is wel gegrond. Vast staat dat verweerster klager bij e-mail van 23 december 2022 heeft gevraagd of hij bereid was om de appelprocedure in te trekken. Naar verweerster wist, werd klager in die procedure bijgestaan door een advocaat, mr. O. Door klager hierover rechtstreeks en zonder tussenkomst van mr. O aan te schrijven, heeft verweerster gehandeld in strijd met gedragsregel 25. De klacht over het niet uitvoeren van de opdracht is ook gegrond. Door eerst één dag voor de roldatum aan klager kenbaar te maken dat verweerster niet (verder) voor klager zou optreden heeft zij naar het oordeel van de raad onzorgvuldig jegens klager en in strijd met het bepaalde in gedragsregel 14 lid 3 gehandeld. Dat er (nog) geen sprake was van een door klager ondertekende opdrachtbevestiging doet aan het voorgaande niet af. Verweerster kan zich evenmin met een beroep op de van haar cliënt, de heer Van O, verkregen opdracht, om (toch) niet ook voor klager op te treden, aan haar eigen verantwoordelijkheid, om haar eerdere toezegging aan klager gestand te doen, onttrekken. Voor het overige is de klacht ongegrond. Ter zake de gegrond bevonden klachtonderdelen legt de raad een waarschuwing op.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:125 Raad van Discipline Amsterdam 24-418/A/A
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:125
Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij in een familierechtzaak.
-
ECLI:NL:TGDKG:2024:72 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/726768 / DW RK 22/462 LV/WdJ
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TGDKG:2024:72
Klacht ongegrond. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar door de titel te executeren. Niet gebleken is dat de gerechtsdeurwaarder tegen het UWV heeft gelogen over de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder correspondeert voldoende professioneel met (de advocaat van) klaagster. De hoogte van de beslagvrije voet is geen kwestie die ter beoordeling staat van de kamer.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:119 Raad van Discipline Amsterdam 24-181/A/A/D
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 08-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:119
Dekenbezwaar; Uit onderzoek is gebleken dat het kantoor van verweerder en verweerder zelf (in 2020) een aantal contante betalingen heeft ontvangen van klanten waarvan twee betalingen het bedrag van € 5.000,- overstegen. Het dekenbezwaar houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door deze contante betalingen aan te nemen zonder dat sprake was van feiten en omstandigheden die het aannemen ervan rechtvaardigden (artikel 6.27 lid 2 Voda) en zonder overleg te plegen met de deken voorafgaand aan het aanvaarden van betalingen van € 5000, - of meer (artikel 6.27 lid 3 Voda). De raad heeft gelet op het bepaalde in 6.27 Voda een aantal uitgangspunten geformuleerd. Ten eerste: voor de interpretatie dat de overlegplicht pas zou gelden bij het ontvangen van een bedrag van meer dan € 5.000,- is geen ruimte. Uit de formulering van de bepaling blijkt zonder meer dat het gaat om bedragen vanaf ‘€ 5000,- of meer’. Eventuele twijfel hierover heeft de Raad van Discipline ’s-Hertogenbosch bovendien reeds bij beslissing van 20 november 2017 (ECLI:NL:TADRSHE:2017:196) weggenomen. Ten tweede: artikel 6.27 lid 2 Voda biedt aan de advocaat een zekere mate van vrijheid om te beoordelen of er feiten of omstandigheden zijn die het aanvaarden van contante betalingen rechtvaardigen. Vanwege die vrijheid is het van belang dat een advocaat zorgdraagt voor een goede vastlegging van (de resultaten van) zijn onderzoek naar die feiten en omstandigheden. Uit die vastlegging moet blijken dat een advocaat zelf onderzoek heeft gedaan naar de (on)mogelijkheid van zijn cliënt om hem giraal te betalen en dat de advocaat niet enkel is afgegaan op de mededeling van zijn cliënt dat giraal betalen niet mogelijk is. Bij twijfel of de feiten en omstandigheden een contante betaling rechtvaardigen, verdient het ook bij contante betalingen van minder dan € 5.000,- aanbeveling dat de advocaat vooraf overleg voert met de deken. Ten derde: voor de inhoudelijke invulling van de norm of feiten en omstandigheden het aanvaarden van een contante betaling rechtvaardigen, geldt dat sprake moet zijn van een feitelijke belemmering om de betaling giraal te doen. De angst van een cliënt om sporen achter te laten door een girale betaling kan bijvoorbeeld niet gelden als een legitieme reden. Gelet op deze uitgangspunten is het dekenbezwaar (gedeeltelijk) gegrond verklaard. De raad heeft echter afgezien van oplegging van een maatregel. Verweerders handelen in strijd met de bepalingen van de Voda heeft plaatsgevonden in een periode waarin binnen de strafrechtadvocatuur nog veel onduidelijkheid bestond over de betekenis van artikel 6.27 Voda en de feiten en omstandigheden die het aanvaarden van een contante betaling door een cliënt zouden kunnen rechtvaardigen. Onder de strafrechtadvocaten heerste destijds nog een cultuur waarbij contante betalingen van bedragen van € 5.000,- of minder onvoorwaardelijk werden geaccepteerd. Verder geldt dat verweerder uitdrukkelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij inmiddels geen contante betalingen meer accepteert. Bovendien heeft de deken verklaard dat geen twijfel bestaat over de (financiële) integriteit van verweerder. Tot slot is het tijdsverloop vanaf de start van het onderzoek van de deken naar de contante betalingen aan het kantoor van verweerder (medio 2021) tot de daadwerkelijke indiening van het dekenbezwaar (begin 2024) erg lang geweest en daarmee zeer belastend voor verweerder.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:103 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-220/DB/OB
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:103
Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft in strijd gehandeld met gedragsregel 25 door klaagster zowel telefonisch als schriftelijk rechtstreeks te benaderen terwijl hij wist dat zij werd bijgestaan door een advocaat. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:177 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-157/AL/MN
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:177
Klager verwijt verweerder dat hij 2 essentiële brieven van de gemeente aan hem niet in de procedure heeft gebracht waardoor hij die zaak heeft verloren. Een brief is door de wederpartij in het geding gebracht, zodat de rechter daarmee bekend was. Alhoewel verweerder er beter aan had gedaan om de strategisch gemaakte proceskeuze om de twee voor klager nadelige brieven niet in het geding te brengen schriftelijk aan klager te bevestigen, kan de raad niet vaststellen of bedoelde brieven essentiële bewijsstukken voor klager in de kortgedingprocedure waren. Of dat zo is, is een oordeel dat is voorbehouden aan de civiele rechter. Uit het overgelegde vonnis in kort geding is de raad niet gebleken dat de vordering van klager is afgewezen door het niet overleggen van de tweede brief. Daaruit volgt dat de kern van de afwijzende beslissing is dat klager tijdens de eerdere procedure en daarna zelf heeft doorgebouwd in strijd met de hem verleende omgevingsvergunning. Ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:99 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-109/DB/ZWB
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:99
Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat zij in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 25. Vast staat dat verweerster op 27 oktober 2023 rechtstreeks aan mevrouw J, die door klager werd bijgestaan, een sommatiebrief heeft gestuurd, zonder daarvan gelijktijdig een afschrift aan klager te sturen. Dat op vrijdag 27 oktober 2023 is verzuimd om een afschrift van verweersters brief aan klager toe te sturen, berustte op een vergissing, aldus verweerster. De raad overweegt dat het verzuim om van de brief van 27 oktober 2023 een afschrift aan klager toe te sturen heeft plaatsgevonden onder verweersters verantwoordelijkheid, die daarvoor ook in tuchtrechtelijke zin verantwoordelijk moet worden gehouden. Dat dit verzuim berustte op een vergissing ontneemt aan het verzuim niet de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid. Gegrond. De raad komt het verweer, dat het verzuim om een afschrift aan klager toe te sturen, berustte op een vergissing, aannemelijk voor. Verweerster heeft bij brief van 6 november 2023 aan klager haar verontschuldigingen aangeboden. Verweerster is niet eerder tuchtrechtelijk veroordeeld. De raad ziet op grond van deze omstandigheden af van het opleggen van een maatregel.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:126 Raad van Discipline Amsterdam 23-905/A/A
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:126
Raadsbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij deels gegrond. Verweerder heeft in meerdere processtukken de gedragsregels 7 en 8 geschonden en de belangen van klager met zijn handelen onnodig en onevenredig geschaad. De raad acht alles overziend een maatregel van een berisping op zijn plaats.
-
ECLI:NL:TGDKG:2024:73 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/738497 / DW RK 23/299 LV/WdJ
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TGDKG:2024:73
Klacht deels gegrond, maatregel van waarschuwing opgelegd. Verzoek tot uitstel van betaling kan niet worden vastgesteld. Niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren. Dat kosten zijn opgelopen kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden verweten. Betalingsregeling had naast het gelegde beslag niet mogen worden hervat, tenzij het loonbeslag zou worden opgeheven.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:120 Raad van Discipline Amsterdam 24-182/A/A/D
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 08-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:120
Dekenbezwaar; Uit onderzoek is gebleken dat verweerder (in 2017) contante betalingen heeft ontvangen van klanten waarvan een deel € 5.000,- of meer was. Het dekenbezwaar houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door deze contante betalingen aan te nemen zonder dat sprake was van feiten en omstandigheden die het aannemen ervan rechtvaardigden (artikel 6.27 lid 2 Voda) en zonder overleg te plegen met de deken voorafgaand aan het aanvaarden van betalingen van € 5000, - of meer (artikel 6.27 lid 3 Voda). De raad heeft gelet op het bepaalde in 6.27 Voda een aantal uitgangspunten geformuleerd. Ten eerste: voor de interpretatie dat de overlegplicht pas zou gelden bij het ontvangen van een bedrag van meer dan € 5.000,- is geen ruimte. Uit de formulering van de bepaling blijkt zonder meer dat het gaat om bedragen vanaf ‘€ 5000,- of meer’. Eventuele twijfel hierover heeft de Raad van Discipline ’s-Hertogenbosch bovendien reeds bij beslissing van 20 november 2017 (ECLI:NL:TADRSHE:2017:196) weggenomen. Ten tweede: artikel 6.27 lid 2 Voda biedt aan de advocaat een zekere mate van vrijheid om te beoordelen of er feiten of omstandigheden zijn die het aanvaarden van contante betalingen rechtvaardigen. Vanwege die vrijheid is het van belang dat een advocaat zorgdraagt voor een goede vastlegging van (de resultaten van) zijn onderzoek naar die feiten en omstandigheden. Uit die vastlegging moet blijken dat een advocaat zelf onderzoek heeft gedaan naar de (on)mogelijkheid van zijn cliënt om hem giraal te betalen en dat hij niet enkel is afgegaan op de mededeling van zijn cliënt dat giraal betalen niet mogelijk is. Bij twijfel of de feiten en omstandigheden een contante betaling rechtvaardigen, verdient het ook bij contante betalingen van minder dan € 5.000,- aanbeveling dat de advocaat vooraf overleg voert met de deken. Ten derde: voor de inhoudelijke invulling van de norm of feiten en omstandigheden het aanvaarden van een contante betaling rechtvaardigen, geldt dat sprake moet zijn van een feitelijke belemmering om de betaling giraal te doen. De angst van een cliënt om sporen achter te laten door een girale betaling kan bijvoorbeeld niet gelden als een legitieme reden om een contante betaling te aanvaarden. Gelet op deze uitgangspunten is het dekenbezwaar (gedeeltelijk) gegrond verklaard. De raad heeft echter afgezien van oplegging van een maatregel. Verweerders handelen in strijd met de bepalingen van de Voda heeft plaatsgevonden in een periode waarin binnen de strafrechtadvocatuur nog veel onduidelijkheid bestond over de betekenis van artikel 6.27 Voda en de feiten en omstandigheden die het aanvaarden van een contante betaling door een cliënt zouden kunnen rechtvaardigen. Onder de strafrechtadvocaten heerste destijds nog een cultuur waarbij contante betalingen van bedragen van € 5.000,- of minder onvoorwaardelijk werden geaccepteerd. Verder geldt dat verweerder uitdrukkelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij inmiddels geen contante betalingen meer accepteert. Bovendien heeft de deken verklaard dat geen twijfel bestaat over de (financiële) integriteit van verweerder. Tot slot is het tijdsverloop vanaf de start van het onderzoek van de deken naar de contante betalingen aan het kantoor van verweerder (medio 2021) tot de daadwerkelijke indiening van het dekenbezwaar (begin 2024) erg lang geweest en daarmee zeer belastend voor verweerder.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:114 Raad van Discipline Amsterdam 24-381/A/NH
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 08-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:114
Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij in een familierechtzaak. Niet gebleken is dat verweerster bewust onjuiste informatie heeft gegeven aan de rechtbank. zij mocht afgaan op de informatie die haar cliënt haar had verstrekt. Niet gebleken is van een uitzonderingssituatie waarbij verweerster gehouden was deze informatie nader te onderzoeken. Evenmin is komen vast te staan dat verweerster over klaagster (ook advocaat) een signaal bij de deken heeft gegeven. Los daarvan geldt dat het afgeven van een signaal over het algemeen niet gezien wordt als tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:127 Raad van Discipline Amsterdam 24-122/A/NH
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:127
Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in alle onderdelen ongegrond. Alhoewel het, gelet op de algemene “nazorg” die van een advocaat wordt verwacht, wel op de weg van verweerder had gelegen om klager desondanks kort te informeren over de inhoud van het vonnis, is het naar het oordeel van de raad in de gegeven omstandigheden te rechtvaardigen dat hij hiervan heeft afgezien. Klachtonderdeel a) is daarom ongegrond. Ten aanzien van het onder b) gemaakte verwijt van klager dat verweerder op zijn website ten onrechte stelt dat hij is aangesloten bij de Geschillencommissie, is de raad van oordeel dat deze omissie niet van een zodanige aard is dat verweerder hierdoor als onbetrouwbaar kan worden aangemerkt of kan worden gezegd dat verweerder klager heeft misleid. Klachtonderdelen c) en d) zijn door klager onvoldoende onderbouwd en door verweerder gemotiveerd betwist.
-
ECLI:NL:TGDKG:2024:74 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/745611 / DW RK 24/48 LV/WdJ
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TGDKG:2024:74
Beslissing op verzet ongegrond. Niet gebleken is dat sprake is van twee verschillende versies van de (toelichting op de) dagvaarding. De kamer gaat er vanuit dat klaagster ook uit de dagvaarding zelf had kunnen afleiden dat een natte handtekening vereist was.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:121 Raad van Discipline Amsterdam 24-188/A/NH
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 08-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:121
Raadsbeslissing; klacht over de advocaat van de wederpartij in een echtscheidingsprocedure. Klager verwijt verweerster verwijtbaar jegens hem te hebben gehandeld door na te laten de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand in te schrijven. Hierdoor moest de gehele echtscheidingsprocedure opnieuw gevoerd worden. De klacht is ongegrond. Verweerster behartigde in de echtscheidingsprocedure de belangen van de ex-echtgenote. De belangen van klager werden op dat moment behartigd door zijn advocaat. Zowel verweerster als de advocaat van klager droegen naar hun eigen cliënt toe de verantwoordelijkheid voor inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Klager stelt ten onrechte dat de advocaat die de echtscheidingsprocedure start ook degene is die zorgt voor inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Er bestaat geen wettelijke regel op grond waarvan advocaten verplicht zijn om de echtscheidingsbeschikking in te laten schrijven als zij namens een cliënt een echtscheidingsprocedure zijn gestart (zie ook Raad van Discipline ’s-Gravenhage van 24 mei 2023, ECLI:NL:TADRSGR:2023:111). Het feit dat verweerster heeft nagelaten de echtscheidingsbeschikking in te schrijven betreft derhalve geen verwijtbaar handelen jegens klager.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:115 Raad van Discipline Amsterdam 24-153/A/A
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 08-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:115
Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van dienstverlening door de eigen advocaat deels gegrond ten aanzien van klachtonderdeel a). De overige klachtonderdelen worden ongegrond verklaard. Hoewel verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door procedurele onjuistheden aan hem te verkondigen en niet duidelijk met hem te communiceren, ziet de raad in de gegeven omstandigheden aanleiding af te zien van het opleggen van een maatregel. De raad weegt hierin mee dat verweerder in het kader van de behandeling van de onderhavige klacht meteen heeft erkend dat zijn berichtgeving aan klager over de gevolgen van het feit dat de wederpartij in de hogerberoepprocedure verstek had laten gaan, niet toereikend was. Ook heeft verweerder erkend dat hij scherper had kunnen formuleren toen klager de mogelijkheid opwierp dat in de procedure nog aanvullende stukken konden worden ingediend. Daarnaast heeft verweerder zich op vele andere punten in zijn bijstand aan klager overduidelijk ingespannen, ook op de momenten waar bijstand door een advocaat niet vanzelfsprekend is. Ook weegt de raad mee dat verweerder geen tuchtrechtelijk verleden heeft.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:128 Raad van Discipline Amsterdam 24-174/A/NH
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:128
Raadsbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij deels gegrond. Verweerder heeft een procedurele handeling verricht terwijl de zaak reeds voor uitspraak stond. Daarnaast heeft verweerder feitelijke informatie verstrekt waarvan hij wist of had behoren te weten dat die onjuist was. Hiermee heeft verweerder de gedragsregels 8 en 21 geschonden. De raad acht alles overziend de maatregel van een waarschuwing passend.
-
ECLI:NL:TGDKG:2024:75 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/744589 / DW RK 24/8 LV/WdJ
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 22-07-2024
- ECLI:NL:TGDKG:2024:75
Beslissing op verzet ongegrond. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door de titel te executeren.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:122 Raad van Discipline Amsterdam 24-194/A/A
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 08-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:122
Raadsbeslissing; Ongegronde klacht over de kwaliteit van dienstverlening van de eigen advocaat. Verweerster heeft binnen de beperkte tijd die hiervoor beschikbaar was de belangen van klager op deugdelijke wijze behartigd. Verder heeft verweerster voldoende adequaat en voortvarend het dossier aan de opvolgend advocaat van klager verstrekt. Niet gebleken is dat klager in zijn belangen is geschaad doordat verweerster niet direct op het eerste verzoek van klager het dossier heeft overgedragen. Van verwijtbaar handelen is geen sprake.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2024:129 Raad van Discipline Amsterdam 24-102/A/A
- Datum publicatie: 23-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TADRAMS:2024:129
Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:174 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-375/AL/MN
- Datum publicatie: 22-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:174
Voorzittersbeslissing; klacht over eigen advocaat. De indiening van een klacht bij de deken geeft blijk van een vertrouwensbreuk, zodat verweerder gerechtigd en gehouden was om zijn werkzaamheden voor klager te beëindigen. De beëindiging van de werkzaamheden is tijdig en zorgvuldig verlopen. Klacht is kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGDKG:2024:71 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/753880 / DW RK 24/257 EV/SM
- Datum publicatie: 22-07-2024
- Datum uitspraak: 18-07-2024
- ECLI:NL:TGDKG:2024:71
Verzoek tot verlenging schorsing ex artikel 38 lid 1 Gerechtsdeurwaarderswet.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:89 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6755
- Datum publicatie: 22-07-2024
- Datum uitspraak: 19-07-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:89
Klacht van Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tegen een plastisch chirurg. Klacht gegrond, maatregel: doorhaling van de inschrijving in het BIG-register. Ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag tijdens een (onnodig) videoconsult. De uitvraag en beantwoording van de hulpvraag waren niet naar behoren. Ook anderszins geen zorgvuldigheid en professionele distantie bij het gebruik van WhatsApp. Onverantwoorde beschikbaarheid (24/7) via WhatsApp voor consulten, zonder waarneming. Geen lerend vermogen getoond, risico op herhaling.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:160 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6646
- Datum publicatie: 19-07-2024
- Datum uitspraak: 19-07-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:160
Ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager heeft pijnklachten in zijn linkervoet. Hij verwijt de huisarts dat zij niet de benodigde zorg heeft verleend, niet of te laat heeft doorverwezen, in een verwijsbrief onnodige informatie heeft verstrekt, en hem onverwacht en zonder overleg heeft gevraagd een andere huisarts te zoeken.Het college overweegt als volgt. Na de (eerste) melding van klager van pijnklachten in de linkervoet (in zijn email van 21 oktober 2021) heeft de huisarts nog dezelfde dag een verwijzing gemaakt naar de podotherapeut. Uit de stukken van het dossier (kort samengevat onder de feiten) en de toelichting ter zitting blijkt dat de huisarts voortvarend en adequaat heeft gereageerd op de daaropvolgende rapportages (van de voetencentra waarnaar klager is verwezen, en van de specialisten) en verzoeken van klager. Bij de verwijzing naar de podotherapeut en vervolgens orthopeed heeft zij gehandeld zoals van haar verwacht mocht worden (lege artis). Wat betreft het verwijt dat de huisarts te laat een (op verzoek van klager) aangepaste verwijsbrief heeft opgesteld, overweegt het college als volgt. Allereerst stelt het college vast dat de huisarts niet gehouden is om, op verzoek van een patiënt, een verwijsbrief op te maken indien zij dit niet medisch geïndiceerd acht. Wat daar verder van zij, het college stelt vast dat de huisarts bedoelde verwijsbrief (alsnog) heeft opgesteld. Indien en voor zover daarbij (onnodige) vertraging is opgetreden, is dat mede veroorzaakt door de verwarring (of in ieder geval het gebrek aan communicatie) die mede is veroorzaakt door klager en de door hem ten onrechte gemaakte verwijten. Klacht in alle onderdelen ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:88 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/6996
- Datum publicatie: 19-07-2024
- Datum uitspraak: 18-07-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:88
Klacht van IGJ tegen verpleegkundige wegens (seksueel) grensoverschrijdend gedrag.Klacht is gegrond. Bij het opleggen van de maatregel weegt het college mee dat verweerster inzicht heeft getoond in haar handelen en dat zij al geruime tijd naar volle tevredenheid aan het werk is en dat deze procedure lang heeft geduurd. Aan verweerster wordt een voorwaardelijke schorsing opgelegd van zes maanden met een proeftijd van een jaar. De voorwaarde die het college hieraan stelt, is dat verweerster gedurende de proeftijd van een jaar zich niet schuldig maakt aan enig handelen of nalaten dat in strijd is met de goede zorg die zij als verpleegkundige behoort te betrachten, of in strijd is met hetgeen een behoorlijke verpleegkundige betaamt.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:161 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6655
- Datum publicatie: 19-07-2024
- Datum uitspraak: 19-07-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:161
Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager heeft al jarenlang pijnklachten in benen en bovenbuik en gebruikt hiervoor verschillende opioïden, waaronder oxycodon. In 2016 is bij klager lymfklierkanker geconstateerd waarvoor hij is behandeld. Klager verwijt de huisarts met name dat zij niet meer de voor hem noodzakelijke dosering oxycodon wil voorschrijven.Naar het oordeel van het college heeft de huisarts op goede gronden besloten om de dosering oxycodon af te bouwen en deze niet opnieuw op te hogen. Uit het medisch dossier blijkt dat klager al jarenlang overmatig opiaten gebruikt. De huisarts heeft klager vanwege de pijnklachten naar verschillende specialisten (neuroloog, pijnarts en revalidatiearts) verwezen. De specialisten kwamen allen tot de diagnose ‘moeilijk te behandelen pijnsyndroom’ en ‘opiaat-afhankelijkheid’. Ook zij hebben met klager gesproken over de verslavende werking van het middel, maar het is hen niet gelukt om klager te laten minderen. Op advies van de pijnpoli heeft de huisarts in augustus 2021 de dosering oxycodon verlaagd van 2 dd 10 mg naar 2 dd 5 mg. De huisarts heeft dit op goede gronden gedaan, en terecht vastgehouden aan deze (verlaagde) dosering, ook omdat klager naast de oxycodon nog drie andere soorten pijnmedicatie gebruikt. Het opnieuw ophogen van de dosering zou, gezien de opiaatverslaving, een stap in de verkeerde richting zijn. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:162 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6850
- Datum publicatie: 19-07-2024
- Datum uitspraak: 19-07-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:162
Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager heeft bij de huisarts het medisch dossier van zijn moeder opgevraagd. Hij verwijt de huisarts dat zij het medisch dossier niet aan hem als gevolmachtigde en vertegenwoordiger (artikel 7:465 lid 3 BW) heeft verstrekt. De huisarts heeft verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de klacht ongegrond te verklaren.Uit de aard en de formulering van de klacht begrijpt het college dat de klacht ziet op de bejegening van klager zelf. Hij verwijt de huisarts namelijk dat hij als zoon en gemachtigde van zijn moeder niet het medisch dossier heeft gekregen. Klager is dus ontvankelijk.Het college bespreekt eerst de verwijzing naar artikel 7:465 derde lid BW. Dit artikel bepaalt de rangorde van vertegenwoordigende partijen wanneer sprake is van wilsonbekwaamheid. Het college overweegt dat het bestaan van een cognitieve beperking niet betekent dat een patiënt ook wilsonbekwaam is. De huisarts heeft tijdens het huisbezoek in het najaar van 2023 vastgesteld dat de moeder niet wilsonbekwaam was. Indien en voor zover moet worden aangenomen dat de moeder op het moment van het verzoek tot inzage toch wilsonbekwaam was, dan geldt dat de huisarts hierover niet is geïnformeerd. De huisarts heeft er daarom goed aangedaan om eerst navraag te doen bij het verpleeghuis.Voor wat betreft de volmacht overweegt het college als volgt. Gelet op de aard en strekking van de machtiging, kon de huisarts er redelijkerwijs aan twijfelen of klager ook in dit specifieke geval gemachtigd was om namens zijn moeder op te treden. Gezien de twijfels die de huisarts had, heeft zij er goed aan gedaan om eerst te verifiëren of de moeder akkoord ging met inzage in of verstrekking van haar medisch dossier aan klager. Zeker omdat niet is gebleken van een spoedeisend belang. Toen de huisarts op een later moment de intrekking van de machtiging ontving, heeft zij op goede gronden besloten om het medisch dossier niet aan klager te verstrekken. Het college is van oordeel dat de huisarts hiervan geen verwijt kan worden gemaakt. In tegendeel, de huisarts heeft op deze wijze juist zorgvuldig gehandeld. Klacht kennelijk ongegrond. Publicatie.
-
ECLI:NL:TSCTS:2024:7 Tuchtcollege voor de Scheepvaart Amsterdam 2024-08 (2024.V1-CORA JO)
- Datum publicatie: 19-07-2024
- Datum uitspraak: 19-07-2024
- ECLI:NL:TSCTS:2024:7
Op 19 oktober 2023 voer het schip de Cora Jo met beperkt zicht vanwege zware sneeuwval in de tegengestelde verkeersbaan van het verkeersscheidingsstelsel van Norra Kvarken, in Zweedse wateren. Dit was een bewuste keuze van de kapitein, die tevens officier van de wacht was.
-
ECLI:NL:TSCTS:2024:8 Tuchtcollege voor de Scheepvaart Amsterdam 2024-07 (2024.V2-EEMS CARRIER)
- Datum publicatie: 19-07-2024
- Datum uitspraak: 19-07-2024
- ECLI:NL:TSCTS:2024:8
Op 20 september 2023 was het schip de Eems Carrier in ballast op weg van Lysekil, Zweden, naar Faxe Ladeplads, Denemarken. Toen de Eems Carrier noord van het eilandje Ven op een zuidelijke koers voer, liep zij plotseling uit haar roer. Ze liep bakboord uit, aan welke kant zij, een paar streken achterlijker dan dwars, op dat moment werd opgelopen door een ander schip, de Rix Explorer. De afstand tussen beide schepen was toen circa 0,2 NM en de Rix Explorer liep ruim 1 knoop sneller. Ongeveer drie minuten nadat zij uit haar roer liep, raakte de Eems Carrier met haar bakboord voorzijde de Rix Explorer aan stuurboord achter. Betrokkene was officer of the watch (OOW) voor en tijdens de aanvaring.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:158 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6583
- Datum publicatie: 19-07-2024
- Datum uitspraak: 19-07-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:158
Kennelijk ongegronde klacht tegen een radioloog. De radioloog heeft biopten afgenomen uit de lymfeklier in de linkerlies van klager. Na deze biopsie is bij klager een infectie ontstaan. Klager verwijt de radioloog op onzorgvuldige en onhygiënische wijze de biopsie te hebben uitgevoerd.Het college kan in dit geval niet vaststellen op welke wijze de radioloog de huid voorafgaand aan het biopt heeft gedesinfecteerd. Klager en de radioloog hebben hierover verschillende lezingen en het tuchtcollege kan niet bepalen welke versie de juiste is. In de stukken zijn geen aanwijzingen te vinden die één van beide versies ondersteunen. Dit betekent dat het college niet kan vaststellen dat de radioloog wat dat betreft onzorgvuldig of onhygiënisch heeft gehandeld. Voor het overige zijn partijen het grotendeels met elkaar eens hoe de procedure is verlopen. De radioloog zat rechts van klager, droeg geen haarnetje en heeft van enige afstand door de huid en via het vetweefsel de lymfeklier aangeprikt. Hij heeft daarbij vrij horizontaal geprikt en heeft voorafgaand een incisie gezet. Met deze handelwijze heeft de radioloog naar het oordeel van het college niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Voor zijn positionering ten opzichte van klager heeft de radioloog gekozen voor een houding waarin hij de meeste controle over de naald had. Dit betreft een persoonlijke voorkeur en kan daardoor niet als onzorgvuldig worden gezien. Op de aangeleverde echobeelden wordt een traject van de naald naar de lymfeklier getoond die als gangbaar wordt beschouwd. De procedure die de radioloog heeft gevolgd en de wijze van uitvoeren daarvan is gebruikelijk en zorgvuldig. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:159 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6398
- Datum publicatie: 19-07-2024
- Datum uitspraak: 19-07-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:159
Ongegronde klacht tegen een huisarts. De vader van klaagster was patiënt bij de huisarts. Op enig moment is hij overleden. Klaagster verwijt de huisarts dat hij de situatie van haar vader verkeerd heeft ingeschat, geen adequate actie heeft ondernomen, hem ten onrechte naar een verpleeghuis heeft gestuurd in plaats van naar een ziekenhuis en dat hij het medisch dossier niet goed heeft bijgehouden omdat hij achteraf informatie heeft toegevoegd.Het college overweegt als volgt. De bevindingen van de huisarts op 7 juli 2023 waren, samengevat, dat de patiënt een heldere indruk maakte, dat de uitkomsten van het lichamelijk onderzoek geen reden tot zorg waren en dat zijn situatie iets verbeterd leek ten opzichte van de dag ervoor. Het klinisch beeld van de patiënt was zodanig dat hij een lage (niet alarmerende) score had op de eerstelijns sepsis-score. Gezien de goede vitale parameters waren er volgens de huisarts ook geen klinische tekenen van dehydratie. Op grond van deze bevindingen kon de huisarts, naar het oordeel van het college, in redelijkheid besluiten om te volstaan met een opname in een verpleeghuis. Hij heeft dat nog dezelfde vrijdagmiddag geregeld.Wat betreft het achteraf toevoegen van informatie aan het dossier, overweegt het college als volgt. Het college stelt voorop dat het achteraf aanvullen van het huisartsenjournaal, zonder deugdelijke datering, niet is toegestaan. De integriteit van het medisch dossier dient gewaarborgd te zijn. Later aangebrachte aanvullingen in medische dossiers dienen als zodanig kenbaar te zijn.Echter, nu bij de anamnese genoteerd is ‘geen koorts’ (en dit ook niet in geschil is) en de aanvulling slechts behelst ‘normaal’ hetgeen daarmee in lijn ligt, en mede gelet op de overige omstandigheden van het geval (waaronder de grote drukte van die dag met nog een andere spoedvisite en de tijdsdruk waaronder de huisarts werkte om nog een opnameplek voor de patiënt te vinden vlak voor het weekend) volstaat het college met de enkele constatering dat de huisarts deze latere toevoeging had moeten dateren. Het college weegt daarbij mee dat de huisarts dit inziet en erkent en betreurt (hetgeen hij meerdere malen, ook ter zitting, heeft verklaard) en deze latere toevoeging aan het dossier zelfstandig en uit eigener beweging heeft gemeld. Klacht in alle onderdelen ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2024:96 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-467/DB/OB
- Datum publicatie: 18-07-2024
- Datum uitspraak: 17-07-2024
- ECLI:NL:TADRSHE:2024:96
Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk vanwege het ne bis in idem-beginsel.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:81 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6682
- Datum publicatie: 18-07-2024
- Datum uitspraak: 12-07-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:81
Klacht tegen een vaatchirurg kennelijk ongegrond. Klager heeft na een ongeval in 2002 klachten aan zijn linker onderbeen waarvan hij veel beperkingen ondervindt. Klager werd door de huisarts in 2018 verwezen naar de vaatchirurg. De vaatchirurg heeft klager meerdere keren gesproken en aanvullend onderzoek laten verrichten. In 2022 werd klager weer door de huisarts naar de vaatchirurg verwezen, dit keer in verband met een nieuwe spatader op zijn been. De vaatchirurg heeft onderzoek verricht en klager op zijn verzoek doorverwezen naar een ander ziekenhuis. Klager verwijt de vaatchirurg onder meer dat hij ten onrechte de diagnose posttrombotisch syndroom niet met hem heeft besproken en hiervoor geen doorverwijzing heeft gegeven. Daarnaast verwijt klager de vaatchirurg dat hij op basis van alleen een echo een verkeerde diagnose zou hebben gesteld als klager niet had aangedrongen op een MRI. Tot slot stelt klager dat de vaatchirurg hem onheus heeft bejegend. De vaatchirurg stelt zich op het standpunt dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:82 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/6875
- Datum publicatie: 18-07-2024
- Datum uitspraak: 12-07-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:82
Klacht tegen verpleegkundige. Kennelijk ongegrond.Klager verwijt verweerster dat zij onjuiste informatie over hem heeft opgenomen in het patiëntendossier en diagnoses heeft gesteld.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:83 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5954
- Datum publicatie: 18-07-2024
- Datum uitspraak: 12-07-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:83
Klacht tegen een tandarts/praktijkhouder. Klaagster verwijt de tandarts dat zij niet voortvarend heeft gehandeld met het plaatsen van een nieuwe brug, nadat de eerdere brug in 2014 was verwijderd. Daarnaast verwijt klaagster de tandarts dat zij als praktijkhouder niet een tandarts met een visuele beperking in dienst had mogen hebben. De tandarts heeft het college verzocht klaagster niet-ontvankelijk te verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Mocht het college de klacht wel inhoudelijk behandelen, heeft de tandarts verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is, maar dat de tandarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:84 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5955
- Datum publicatie: 18-07-2024
- Datum uitspraak: 12-07-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:84
Klacht tegen een tandarts ongegrond. Klaagster verwijt de tandarts dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het plaatsen van een brug. Daarnaast verwijt klaagster de tandarts onvoldoende dossiervorming en onprofessioneel gedrag tijdens een telefoongesprek. Tot slot stelt klaagster dat de tandarts geen patiënten had mogen behandelen, gelet op zijn visuele beperking. De tandarts heeft de klacht gemotiveerd weersproken.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:85 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6521
- Datum publicatie: 18-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:85
Klacht tegen huisarts. Klager maakt de huisarts verschillende verwijten. Onder meer verwijt hij haar dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag, dat klager ten onrechte is beschuldigd van stalking en agressief gedrag en dat sprake is van een gebrekkige dossiervoering. Het college verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:172 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-366/AL/GLD
- Datum publicatie: 18-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:172
Voorzittersbeslissing. Tijdens de behandeling van een eerdere klacht van klager over verweerder heeft de gemachtigde van verweerder tijdens de behandeling van die klacht bij het Hof van Discipline WhatsApp-gesprekken tussen klager en mr. X, kantoorgenoot van verweerder , in het geding gebracht. Klager heeft daarvoor geen toestemming gegeven. Het staat een advocaat vrij om zijn standpunt over een klacht kenbaar te maken en zich daartegen te verdedigen op een wijze die hem goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt. De grenzen van de betamelijkheid mogen niet worden overschreden. Daarvan is de voorzitter niet gebleken. Verweerder heeft uitgelegd waarom die stukken relevant waren in de tuchtprocedure. Van ontoelaatbare inbreuk op de privacy van klager is, gelet op de inhoud van die WhatsApp-gesprekken, evenmin sprake terwijl die stukken alleen zijn gebruikt in de beslotenheid van de tuchtrechtelijke procedure. Kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:86 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6727
- Datum publicatie: 18-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:86
Klacht tegen een tandarts. Klaagster was patiënt van de tandarts. Vanaf medio juni 2023 was de praktijk van de tandarts plotseling gesloten en niet bereikbaar. Klaagster verwijt de tandarts dat hij is vertrokken zonder iets van zich te laten horen. Daarnaast verwijt klaagster de tandarts dat hij geweigerd heeft haar dossier te verstrekken en dat zij extra kosten heeft moeten maken omdat de nieuwe tandarts röntgenfoto’s opnieuw heeft moeten maken, terwijl deze al voorhanden waren. Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is en legt als maatregel een voorwaardelijke schorsing op.
-
ECLI:NL:TADRARL:2024:173 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-367/AL/GLD
- Datum publicatie: 18-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TADRARL:2024:173
Voorzittersbeslissing. Klager verwijt verweerder dat hij WhatsApp-gesprekken tussen verweerder en klager aan (de gemachtigde van) mr. V, zijn kantoorgenoot, ter beschikking heeft gesteld ten behoeve van de verdediging van mr. V tegen een tuchtklacht van klager. De voorzitter overweegt dat het de voorkeur zou hebben verdiend om slechts de voor die tuchtzaak relevante gedeelten van de Whatsapp-gesprekken in het geding te brengen. Wat hier ook van zij: dit is echter niet door verweerder, maar door de gemachtigde van mr. V gedaan. Bovendien zijn deze WhatsApp-gesprekken alleen in de beslotenheid van de tuchtrechtelijke procedure overgelegd. Kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:87 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6674
- Datum publicatie: 18-07-2024
- Datum uitspraak: 15-07-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:87
Gegronde klacht tegen een bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft tot tweemaal toe een advies gegeven over de belastbaarheid van klager zonder daarbij te beschikken over informatie die hij zelf van belang vond. Hij heeft dit gedaan zonder de overwegingen daarvoor vast te leggen of duidelijk uit te leggen. De klachtonderdelen die hier over gaan zijn gegrond. Klachtonderdeel over niet serieus nemen van klachten over discriminatie is ongegrond. Gezien een eerder opgelegde maatregel, de ernst van de normschendingen en het feit dat de bedrijfsarts er geen enkele blijk van heeft gegeven in te zien wat er verkeerd is aan zijn handelen legt het college de maatregel van schorsing voor de duur van één maand op.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:68 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5574
- Datum publicatie: 17-07-2024
- Datum uitspraak: 17-07-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:68
Klager verwijt de bedrijfsarts onder meer dat hij een discriminerende opmerking maakte in het dossier van klager, niet open en eerlijk communiceerde en het beloofde mediationgesprek niet meer organiseerde. Oordeel college: de opmerking in het dossier kan niet als discriminerend worden aangemerkt. Enig onderzoek naar de aanwezigheid van een cultureel verschil getuigde van zorgvuldigheid. Het college ziet niet in waarom de bedrijfsarts klager nog had moeten bevragen over een mogelijk cultureel probleem, aangezien de werkgever deze mogelijkheid had verworpen. De bedrijfsarts had omtrent de mediation regie moeten voeren en niet de wijze van uitvoering en de communicatie richting werkgever en werknemer volledig aan partijen moeten overlaten, wetende dat zij er samen nog niet uit konden komen. Klacht deels gegrond. Waarschuwing.