ECLI:NL:TGZRZWO:2024:110 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/6857

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2024:110
Datum uitspraak: 05-08-2024
Datum publicatie: 08-10-2024
Zaaknummer(s): Z2024/6857
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts kennelijk ongegrond. Klager is door de huisarts gezien in verband met een splinter in zijn vinger. De klacht gaat over het gebruik van lidocaïne bij het verwijderen van de splinter.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 5 augustus 2024 op de klacht van:

A,

verblijvende in B,

klager

tegen

C,

huisarts,

destijds werkzaam in D,

verweerder, hierna ook: de huisarts,

bijgestaan door zijn gemachtigde, werkzaam bij ARAG in Leusden.

1. De zaak in het kort

1.1 Klager is door de huisarts gezien in verband met een splinter in zijn vinger. De klacht gaat over het gebruik van lidocaïne bij het verwijderen van de splinter.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met bijlage, ontvangen op 23 januari 2024;
  • de aanvullende informatie van klager, ontvangen op 8 februari 2024;
  • het verweerschrift, ontvangen op 16 mei 2024;
  • het proces-verbaal van het op 4 juli 2024 gehouden mondelinge vooronderzoek;
  • de brief van klager van 19 juli 2024, ontvangen op 30 juli 2024;
  • de reactie namens verweerder binnengekomen per e-mail binnengekomen op
    31 juli 2024.

2.2 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De klacht en de reactie van de huisarts

3.1 Klager verwijt de huisarts dat hij zijn vinger heeft verdoofd met lidocaïne voor het verwijderen van een splinter, terwijl klager op dat moment onder invloed was van zware pijnstillers (zoals naproxen, tramadol en diclofenac). De huisarts heeft volgens klager onvoldoende rekening gehouden met deze pijnstillers en onvoldoende afgewogen om zonder verdoving of met een ander middel te werken. Volgens klager heeft de lidocaïne een allergische reactie teweeggebracht, waardoor hij flauwviel. Gelet op de grote, zware meubels in de ruimte heeft klager naar eigen zeggen geluk gehad, als hij verkeerd was gevallen had hij een grote hoofdwond en ernstig letsel opgelopen.

3.2 De huisarts stelt zich primair op het standpunt dat sprake is van misbruik van procesrecht en dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn klacht. In dit verband heeft hij – samengevat en voor zover in deze procedure van belang – aangevoerd dat klager inmiddels vijf klachten heeft ingediend tegen de huisarts, waarbij zijn doel lijkt te zijn om de huisarts in een kwaad daglicht te stellen.

3.3 Subsidiair meent verweerder dat de klacht ongegrond is. Hij meent dat de verdoving die hij gebruikt heeft de beste is voor een kleine ingreep als deze. Verder vormde de door klager gebruikte medicatie volgens verweerder geen contra-indicatie voor het gebruik van lidocaïne en is er geen sprake geweest van een allergische reactie van klager daarop.

3.4 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

4. De overwegingen van het college

Ontvankelijkheid

4.1 Het beroep van de huisarts op misbruik van recht slaagt niet. Hoewel klager in het verleden al eerder een tuchtklacht heeft ingediend tegen de huisarts waarop door het college is beslist en klager nu vlak na elkaar vijf afzonderlijke klachten tegen de huisarts heeft ingediend, bestaat in het tuchtrecht niet het beginsel van concentratie van klachten en staat het klager op dit moment nog vrij om deze klachten tuchtrechtelijk te laten beoordelen. Het college zal de klacht dan ook inhoudelijk beoordelen.


De criteria voor de beoordeling

4.2 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

Beoordeling

4.3 Uit het medisch dossier leidt het college af dat klager op 13 mei 2021 gebeld heeft met de huisartsenpost vanwege een splinter onder zijn nagel die hij er zelf niet uit kreeg. Aan klager is toen geadviseerd om te weken en de splinter daarna eventueel zelf te verwijderen. Klager zou anders een stevige pleister voor tegendruk kunnen gebruiken en dan de dag erna naar de eigen huisarts.


4.4 Een dag later, op 14 mei 2021, is klager door de huisarts gezien. Hiervan heeft de huisarts de volgende aantekening gemaakt:

“splinter re hand dig 3 verwijderde onder loc lido met een vasovagle collaps.”

4.5 In verweer heeft de huisarts toegelicht dat hij had overwogen om de splinter zonder verdoving te verwijderen, maar dat dit te pijnlijk was voor klager. Het was klager eerder zelf ook niet gelukt om de splinter te verwijderen. Na overleg met klager heeft de huisarts de vinger verdoofd met een hoeveelheid van 1 ml lidocaïne. Deze heeft hij aan beide zijkanten van de vinger gespoten om de vinger te verdoven. Toen de vinger goed verdoofd was, heeft de huisarts de splinter verwijderd. Klager werd volgens de huisarts niet lekker en wat witjes, waarop hij klager even heeft neergelegd met zijn benen omhoog. Klager is niet weggeweest of flauwgevallen en trok snel weer bij. Nadat klager zich weer goed voelde, is hij vertrokken.

4.6 Het college acht het door de huisarts gevoerde beleid navolgbaar. De door hem toegediende lidocaïne betreft een gebruikelijke hoeveelheid en de pijnmedicatie die klager op dat moment gebruikte, vormde geen contra-indicatie. De huisarts heeft adequaat gereageerd op het feit dat klager even niet lekker werd. Dat sprake zou zijn geweest van een potentieel gevaarlijke situatie is het college dan ook niet gebleken.

Voorgaande betekent dat niet kan worden vastgesteld dat de huisarts tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.


Slotsom

4.7 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.

5. De beslissing

De klacht is kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 5 augustus 2024 door M.J.C. Dijkstra voorzitter, H.M. Kole en J.H.J.M. Uijen, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door de secretaris.


De secretaris is verhinderd deze beslissing mede te ondertekenen.

secretaris voorzitter



Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.