ECLI:NL:TGZRZWO:2024:109 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/6987

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2024:109
Datum uitspraak: 04-10-2024
Datum publicatie: 08-10-2024
Zaaknummer(s): Z2024/6987
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen fysiotherapeut. De fysiotherapeut mocht uitgaan van informed consent van klaagster. Het medisch dossier biedt geen feitelijke grondslag voor het verwijt van klaagster dat de fysiotherapeut de dry needling behandeling bij haar verkeerd heeft uitgevoerd. De behandelverslagen zijn conform de KNGF-richtlijn fysiotherapeutische dossiervoering 2019. De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing in raadkamer van 4 oktober 2024 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klaagster,

tegen

C,

fysiotherapeut,

destijds werkzaam in D,

verweerder, hierna ook: de fysiotherapeut,

gemachtigde: mr. C.J. van den Ham, werkzaam in Utrecht.

1. De zaak in het kort

1.1 Klaagster is in de periode van september 2020 tot en met januari 2022 behandeld in een fysiocentrum in verband met kaak- en nekklachten aan de voorzijde. Volgens klaagster is zij op 21 oktober 2020 behandeld door verweerder als vervanger van haar vaste fysiotherapeut. Daarbij zou vanwege spierspanning dry needling zijn uitgevoerd in het wanggebied. Als gevolg van deze behandeling zou een zenuw zijn beschadigd en lijdt klaagster heftige pijn waardoor haar leven en levensvreugde drastisch zijn aangetast.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 7 maart 2024;
  • het verweerschrift met de bijlagen.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten

3.1 Verweerder is sinds 2010 werkzaam als fysiotherapeut en sinds 2011 werkzaam bij E te D. Hij houdt zich o.a. bezig met dry needling en hoofd- hals-, en nekklachten.

3.2 Klaagster heeft op 17 september 2020 een intake gehad bij een collega van de fysiotherapeut. Uit het medisch dossier volgt dat de hulpvraag van klaagster zag op kaak- en nekklachten aan de voorzijde. Van deze klachten had klaagster al langer (vier jaar) last. Bij klaagster is de anamnese afgenomen waarbij zij heeft aangegeven last te hebben van pijn bij slikken en dat haar klachten gedurende de hele dag aanwezig zijn in de algemeen dagelijkse verrichtingen. Daarnaast is lichamelijk onderzoek verricht. Geconcludeerd is dat er een indicatie was voor fysiotherapie.

3.3 Gezien de klachten van klaagster heeft de collega beoordeeld dat F, een andere collega van verweerder, de behandeling bij klaagster zou uitvoeren. In het medisch dossier staat dat klaagster toestemming heeft gegeven ten aanzien van het behandelplan en de doelstellingen.

3.4 Klaagster is in de periode van 18 september 2020 tot en met 17 januari 2022 behandeld en gezien door verschillende zorgverleners van het fysiocentrum. Op
18 september 2020 is zij voor het eerst behandeld door de hierboven genoemde collega met dry needling. Op 24 september 2020 is genoteerd dat het therapiebeloop conform de verwachtingen is en dat het beleid is de behandeling conform het zorgplan voort te zetten. Op 29 september 2020 is door de collega ook dry needling toegepast. Op 5 oktober 2020 heeft de collega voor het eerst de m. (musculus) masseter (wangkauwspier) bij klaagster aangeprikt en heeft hij deze dry needling behandeling herhaald op 8 oktober 2020.

Op 16 oktober 2020 is klaagster weer gezien door de collega die de intake had gedaan. Genoteerd is toen dat de m. masseter een triggerpoint was, alsmede “graag dry needling”.

3.5 Verweerder is als vaste vervanger van de behandelaar in de behandelperiode bij drie consulten, te weten op 21 oktober 2020, 26 oktober 2020 en 2 november 2020 bij de behandeling van klaagster betrokken geweest. In het dossier is genoteerd dat hij op 21 oktober 2020 de m. sternoleidomastoideus, de m. trapezius descendens en de m. levator scapulea heeft aangeprikt. Tijdens het tweede consult op 26 oktober 2020 is besproken dat de klachten niet afnemen en heeft verweerder naast de m. sternoleidomastoideus en de m. trapezius rechts ook de m. masseter aangeprikt. Op 2 november 2020 heeft verweerder klaagster opnieuw behandeld waarbij de m. sternoleidomastoideus en de m. trapezius zijn aangeprikt. Op 5, 12, 17 en 27 november 2020 is klaagster weer door de collega behandeld waarbij deze onder andere de m. masseter heeft aangeprikt.

3.6 De collega heeft op 1 december 2020 in het medisch dossier genoteerd dat de spier naast de tong van klaagster erg gevoelig is, via de binnenkant van de mond. Onder andere is toen ook de m. masseter door hem aangeprikt. Dit was de laatste keer dat dry needling is verricht bij klaagster. In de periode van december 2020 tot en met maart 2021 is klaagster nog verschillende keren behandeld in het fysiocentrum. Op 9 maart 2021 is in het medisch dossier door de collega genoteerd dat klaagster aangeeft dat bepaalde voeding een vervelend gevoel blijft geven in de tong. De vraag wordt gesteld: “verdikking in de tong?” Op 23 maart 2021 heeft de collega genoteerd dat het wat rustiger is rond de kaak en de nek maar dat er nog één plek zit waar klaagster last van ervaart op de tong.

3.7 Klaagster heeft in de periode oktober 2021 tot januari 2022 contact gehad met de collega van verweerder over de verdikking aan de rechterzijde en over haar pijnklachten. Omdat de therapie in het fysiocentrum onvoldoende resultaat gaf is klaagster doorverwezen naar een behandelaar in G.

4. De klacht en de reactie van de fysiotherapeut

4.1 Klaagster verwijt de fysiotherapeut dat hij:

  1. geen informatie heeft gegeven over de uit te voeren behandeling en de risico’s daarvan;
  2. de behandeling niet goed heeft uitgevoerd waardoor neuralgie aan de tong is ontstaan;
  3. geen goede nazorg heeft verleend met betrekking tot de pijnklachten;
  4. de behandelverslagen onzorgvuldig heeft bijgehouden.

4.2 Klaagster heeft in haar klaagschrift onder meer het volgende aangevoerd: “Op 21 oktober 2020 is een dry needling behandeling uitgevoerd bij mij door de vervangend fysiotherapeut. Omdat er een spanning in de kaak was, waarbij in het kaakmechanisme ook een knakkend geluid te horen was, wilde de fysiotherapeut een dry needling behandeling uitvoeren in het wanggebied om hier de spierspanning te behandelen. Direct bij de eerste

prik voelde ik heftige pijnscheuten in mijn wang en een uitstraling van de pijn richting mijn tong. Ik heb toen direct aangegeven dat dit niet goed was. De fysiotherapeut is daarop gestopt met de dry needling behandeling en heeft tijdens die sessie geen verdere dry needling uitgevoerd, maar alleen manuele therapie.” Volgens klaagster is daarna hevige pijn ontstaan en heeft de huisarts op 22 oktober 2020 neuralgie van de tong vastgesteld. De zenuw is volgens klaagster beschadigd geraakt door deze dry needling behandeling en dat is te wijten aan onzorgvuldig handelen door de fysiotherapeut.


4.3 De fysiotherapeut betwist dat hij onkundig en onzorgvuldig heeft gehandeld en heeft het college verzocht de klacht in al haar onderdelen als ongegrond te verklaren.

4.4 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling

5.1 De vraag is of de fysiotherapeut de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende fysiotherapeut. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de fysiotherapeut geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Daarbij geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

Beoordeling van de klachtonderdelen

5.2 Het college oordeelt dat de fysiotherapeut niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en zal de klachtonderdelen hieronder gezamenlijk bespreken.

5.3 Het college heeft kennis genomen van het door de fysiotherapeut overgelegde medisch dossier van klaagster, waaronder de anamnesekaart. Daaruit blijkt dat de klachten en behandeling met klaagster zijn besproken, waarbij door klaagster ook toestemming is gegeven t.a.v. het behandelplan en de doelstellingen. Op 18 september 2020 is over de eerste behandeling genoteerd dat ook de behandelend collega uitleg aan klaagster heeft gegeven over onder meer de vastgestelde doelen en de behandelaanpak. Klaagster is vervolgens veelvuldig in de praktijk behandeld en gezien, voornamelijk door collegae van de fysiotherapeut. Verweerder is op genoemde drie data opgetreden als vervangend behandelaar. Naar het oordeel van het college mocht hij er daarbij vanuit gaan dat klaagster voortgezet instemde met de ingezette behandeling en dat de risico’s met klaagster door de collegae waren besproken zoals in het medisch dossier is genoteerd. Verweerder mocht dus uitgaan van informed consent van klaagster. Daarmee is het eerste klachtonderdeel ongegrond.

5.4 Uit het medisch dossier blijkt ook dat verweerder klaagster niet op 21 oktober 2020 in haar wang, in de m. masseter heeft geprikt maar dat pas op 26 oktober 2020 heeft gedaan. Dat door de huisarts op 22 oktober 2020 een neuralgie van de tong bij klaagster is geconstateerd die het gevolg is van de behandeling op 21 oktober 2020 en dat de huisarts toen heeft geadviseerd om niet meer dry needling in het wanggebied toe te passen, blijkt niet uit het door klaagster als productie 2 overgelegde huisartsenjournaal en rijmt niet met wat in het medisch dossier over de behandeling door verweerder is genoteerd. Evenmin volgt uit het medisch dossier dat klaagster na de behandeling hevige pijn heeft gehad, zoals zij stelt in het klaagschrift. De collega heeft voor het eerst op 1 december 2020 in het medisch dossier genoteerd dat de spier naast de tong van klaagster erg gevoelig is, via de binnenkant van de mond, wat ook niet past bij de door klaagster gestelde feiten. Niet aannemelijk is dat de pijnklacht aan de tong verband houdt met de dry needling. Dat klaagster haar klacht eerder kenbaar heeft gemaakt bij de collega en heeft aangegeven dat de behandeling op 21 oktober 2020 bij verweerder niet goed is gegaan vindt dus geen steun in het medisch dossier. De conclusie is dan ook dat de klacht dat verweerder de behandeling op 21 oktober 2020 onzorgvuldig heeft uitgevoerd niet past bij de door klaagster gestelde en door verweerder gemotiveerd betwiste feiten en wat daarover in het medisch dossier is vermeld, zodat dit klachtonderdeel feitelijk grondslag mist en moet worden afgewezen. Daarbij betrekt het college dat het niet logisch is dat verweerder op 26 oktober 2020 bij klaagster de m. masseter heeft aangeprikt als hij slechts vijf dagen eerder de dry needling behandeling in hetzelfde wanggebied verkeerd zou hebben uitgevoerd. Daarmee kan evenmin worden aangenomen dat op de fysiotherapeut een verplichting tot nazorg rustte zoals klaagster beweert, waarmee ook dat klachtonderdeel ongegrond is. Overigens blijkt uit het medisch dossier en bijgevoegde e-mailcorrespondentie (zie productie 2 bij het verweerschrift) dat de vaste behandelaar van klaagster zich na de melding in december 2020 van klaagster over de gevoeligheid van de tong actief heeft ingespannen om voor haar een andere, meer passende behandeling in G te realiseren waarvan zij gebruik heeft gemaakt.

5.5 Klaagster verwijt de fysiotherapeut tot slot dat hij de behandelverslagen onzorgvuldig heeft bijgehouden. Er staat volgens klaagster niet in waar precies is geprikt, met welke materialen en hoe diep met de naalden is geprikt, etc. Het college volgt klaagster niet in dit verwijt. In artikel 7:454 van de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst is de dossierplicht van zorgverleners bij de geneeskundige behandeling geregeld. Slechts die gegevens die voor een ‘goede hulpverlening’ noodzakelijk zijn, moeten in het dossier worden opgenomen. De zorgverlener beoordeelt per situatie welke gegevens hij in het dossier opneemt. In de KNGF-richtlijn fysiotherapeutische dossiervoering 2019 zijn daarover nadere verplichtingen opgenomen. Uit deze richtlijn volgt dat van de behandeling genoteerd moet worden: het subjectieve beloop van de klachten en de uitgevoerde fysiotherapeutische verrichtingen of verwijzing naar het behandelplan. Het college stelt vast dat het medisch dossier ten aanzien van de data waarop verweerder klaagster heeft behandeld de hiervoor genoemde informatie over klaagster bevat. Uit de richtlijn volgt niet dat de behandelaar ook de door haar gestelde informatie over de uitvoering van dry needling behandeling moet bevatten. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Slotsom

5.6 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 4 oktober 2024 door A.A.A.M. Schreuder, voorzitter,

J. Sybesma en S.E. Dekker, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door P. van der Stroom, secretaris.

secretaris voorzitter



Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.