ECLI:NL:TGZCTG:2024:158 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2426
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2024:158 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-10-2024 |
Datum publicatie: | 14-10-2024 |
Zaaknummer(s): | C2024/2426 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond/Afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een tandarts. De tandarts heeft bij klager een brug geplaatst. Klager verwijt de tandarts dat hij heeft gezegd dat het niet mogelijk is om een implantaat te plaatsen, dat de brug is losgekomen en de tandarts niet goed heeft gehandeld toen klager zei dat de brug los zat. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep. In verband met de beperkte ruimte en de aanwezige botafbraak heeft de tandarts op goede gronden geadviseerd om een brug te vervaardigen in plaats van een implantaat te plaatsen en daarop een kroon te vervaardigen. Het loskomen van de brug kan de tandarts niet worden verweten. Ook de wijze waarop de tandarts heeft gehandeld toen klager meerdere keren terugkwam met klacht van een losse brug is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, al was het wel beter geweest als de tandarts meer proactief zou hebben gehandeld. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2024/2426 van:
A., wonende in B., appellant, klager in eerste aanleg,
hierna: klager,
tegen
C., tandarts, werkzaam in B., verweerder in beide instanties,
hierna: de tandarts, gemachtigde: mr. M. Christe, werkzaam in Utrecht.
1. De zaak in het kort
Klager kwam op consult bij de tandarts in verband met pijnklachten bij element 42.
Klager had al een implantaat op element 41 en hij wilde nu ook graag een implantaat
ter plaatse van element 42. De tandarts heeft klager uitgelegd dat het niet mogelijk
was om een implantaat op element 42 te plaatsen, omdat hier onvoldoende ruimte voor
was. De tandarts heeft met klager de behandelopties besproken. Klager heeft gekozen
voor het plaatsen van een brug met cantilever op het bestaande implantaat. Op 16 maart
2023 heeft de tandarts de cantilever-brug geplaatst. Klager is hierna meerdere keren
teruggekomen bij de tandarts of een collega-tandarts met klachten van een losse brug.
Uiteindelijk ging klager naar een andere tandarts. Die tandarts constateerde dat het
schroefje van het abutment los zat. De opvolgend tandarts heeft het schroefje vastgezet
en de brug weer teruggeplaatst. Hierna heeft klager geen last meer gehad van een losse
brug. Klager verwijt de tandarts dat hij heeft gezegd dat het niet mogelijk was om
een implantaat te plaatsen, dat de brug is losgekomen en dat de tandarts niet goed
heeft gehandeld toen klager zei dat de brug los zat. Het Regionaal Tuchtcollege heeft
de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met
dit oordeel.
2. Verloop van de procedure
2.1 Klager heeft op 27 september 2023 een klacht ingediend bij het Regionaal
Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Amsterdam waarop op 5 april 2024 (A2023/6254)
is beslist. De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege is als bijlage toegevoegd
aan deze beslissing.
2.2 Klager heeft op tijd beroep ingesteld tegen de beslissing van het Regionaal
Tuchtcollege. De tandarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend. Op
28 augustus 2024 heeft het Centraal Tuchtcollege nog een aanvullend stuk ontvangen
van de tandarts (brief met bijlage d.d. 27 augustus 2024).
2.3 De zaak is op de zitting van het Centraal Tuchtcollege van 11 september 2024
behandeld. Klager, de tandarts en de gemachtigde van de tandarts waren op de zitting
aanwezig. Partijen hebben hun standpunten toegelicht. Klager en mr. Christe hebben
dat gedaan aan de hand van spreekaantekeningen die zij aan het college en de wederpartij
hebben overhandigd. Van de kant van klager is de heer D. als getuige gehoord.
3. Beoordeling van beroep
Omvang van de zaak in beroep
3.1 Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege
en wil met zijn beroep bereiken dat het Centraal Tuchtcollege de klachtonderdelen
a tot en met f opnieuw beoordeelt en in beroep alsnog gegrond verklaart.
3.2 De tandarts kan zich vinden in het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege
en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep van klager te verwerpen.
Vaststaande feiten
3.3 Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van
de feiten weergegeven in overweging 3. “De feiten” van de beslissing van het Regionaal
Tuchtcollege. In aanvulling op punt 3.6 overweegt het Centraal Tuchtcollege dat de
tandarts tijdens beide mondelinge behandelingen heeft opgemerkt dat de brug op
23 maart 2023 was verschoven, maar niet los zat. Een week later, op 29 maart 2023,
zat de brug helemaal los.
Oordeel Centraal Tuchtcollege
3.4 Op basis van de stukken en de mondelinge toelichting daarop komt het Centraal
Tuchtcollege tot het oordeel dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht in alle
onderdelen ongegrond heeft verklaard. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat de behandeling
van de zaak in beroep geen aanleiding geeft tot andere beschouwingen en beslissingen
dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege is net als het Regionaal
Tuchtcollege van oordeel dat de tandarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Het debat en het getuigenverhoor tijdens de zitting geven het college wel aanleiding
tot een paar aanvullende opmerkingen.
3.5. Het Centraal Tuchtcollege deelt het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege
dat de tandarts in verband met de beperkte ruimte en de aanwezige botafbraak op goede
gronden heeft geadviseerd om een brug te vervaardigen in plaats van een implantaat
te plaatsen en daarop een kroon te vervaardigen. Dat getuige D. stelt dat er volgens
hem voldoende ruimte was voor een smal bicon implantaat en dat volgens hem het bot
in de onderkaak van goede kwaliteit is, maakt dit niet anders. Ook het Centraal Tuchtcollege
heeft op basis van de in het dossier aanwezige röntgenfoto’s vastgesteld dat er zowel
in de lengte als in de breedte weinig ruimte was voor een implantaat en dat het plaatsen
van een implantaat daarom in dit geval beslist niet de behandeloptie van eerste keuze
is.
3.6 Net als het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel
dat het loskomen van de brug de tandarts niet kan worden verweten. Aan dit oordeel
voegt het Centraal Tuchtcollege nog het volgende toe. Op 24 mei 2023 kwam klager voor
de vierde keer langs bij de praktijk omdat de brug los zat. De tandarts controleerde
de brug en constateerde dat die niet los zat. Het college heeft geen aanleiding om
aan de constatering van de tandarts dat de brug op dat moment niet los zat te twijfelen,
maar het college kan zich goed voorstellen dat het voor klager belastend en verontrustend
was dat hij opnieuw problemen ervaarde met de brug. Hier had de tandarts meer oog
voor kunnen hebben. Omdat -zoals door de tandarts in beroep ook is benadrukt- het
loskomen van de brug en het losraken van het schroefje in het abutment bekende complicaties
zijn na het plaatsen van een cantilever-brug én klager al voor de vierde keer met
een soortgelijke klacht terug kwam, was het naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege
beter geweest als de tandarts op dat moment meer proactief zou hebben gehandeld. Zo
had de tandarts klager bijvoorbeeld kunnen voorstellen om een foto te maken teneinde
te kunnen beoordelen of de brug op de juiste plaats zat of dat het schroefje los zat,
of om de brug te verwijderen om met direct zicht te controleren of het schroefje los
zat. Hij had ook kunnen voorstellen om het nog even aan te zien en een vervolgafspraak
te maken als klager bleef ervaren dat de brug los zat. Aangezien er op 29 maart en
26 april 2023 plausibele verklaringen waren voor het loskomen van de brug en de tandarts
op 24 mei 2024 niet heeft geconstateerd dat de brug los zat, is het niet voorstellen
van nader onderzoek echter niet zodanig onzorgvuldig dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar
is.
3.7 Het Centraal Tuchtcollege komt tot de conclusie dat het Regionaal Tuchtcollege
de klacht terecht ongegrond heeft verklaard. Dit betekent dat het beroep van klager
wordt verworpen.
4. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: Z.J. Oosting, voorzitter; T. Dompeling en J. Legemaate,
leden-juristen; R. van der Velden en A. Vissink, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door
K.M. ten Pas, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 14 oktober 2024.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing van 5 april 2024 op de klacht van:
A., wonende in B., klager,
tegen
C., tandarts, werkzaam in B.,
verweerder, hierna ook: de tandarts,
gemachtigde: mr. M. Christe, werkzaam in Utrecht.
1. De zaak in het kort
2.1 De tandarts heeft bij klager een brug geplaatst. Klager verwijt de tandarts
dat hij heeft gezegd dat het niet mogelijk was om een implantaat te plaatsen, dat
de brug is losgekomen en dat de tandarts niet goed heeft gehandeld toen klager zei
dat de brug los zat.
2.2 Het college komt tot het oordeel dat de tandarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna
licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 27 september 2023;
- het aanvullende klaagschrift;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de brief van klager van 21 december 2023, binnengekomen op 28 december, met
als bijlage twee e-mails van de opvolgend tandarts van klager;
- de e-mail van 2 januari 2024 van de gemachtigde van de tandarts met de digitale
röntgenfoto’s;
- de brief van de gemachtigde van de tandarts van 5 februari 2024, binnengekomen
op 7 februari 2024, met een tandheelkundig advies van E..
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben
zij geen gebruik gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 23 februari 2024. De partijen
zijn verschenen. De tandarts werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De partijen en
de gemachtigde hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De gemachtigde van de
tandarts heeft pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
3. De feiten
3.1 Op 30 januari 2023 is klager bij de mondhygiënist geweest voor een consult
en een gebitsreiniging. Hierbij werd vastgesteld dat het tandvlees van klager ontstoken
was. De mondhygiënist heeft op de patiëntenkaart van klager onder meer genoteerd dat
element 42 (de snijtand in de onderkaak rechts, naast de hoektand) mobiel was en dat
er sprake was van diepe pockets. Bij element 42 was een pocket van 5 mm gemeten en
bij element 41 een pocket van 8 mm.
3.2 Op 2 februari 2023 kwam klager voor het eerst op consult bij de tandarts
in verband met pijnklachten bij element 42. Klager had al een implantaat op element
41 en hij wilde nu ook graag een implantaat ter plaatse van element 42. De tandarts
voerde een tandheelkundig onderzoek uit en liet een röntgenfoto maken.
3.3 De tandarts legde vervolgens aan klager uit dat het niet mogelijk was om
een implantaat op element 42 te plaatsen, omdat hier onvoldoende ruimte voor was.
De tandarts besprak met klager welke behandelopties wel mogelijk waren. De eerste
optie was een uitneembare voorziening. Hierbij zou de 42 worden verwijderd en zou
een plaatje worden geplaatst, met daarnaast een paradontale behandeling door de mondhygiënist.
De tweede behandeloptie was om element 42 te verwijderen en een brug met cantilever
te maken op het bestaande implantaat. Een cantilever-brug is een brug die aan één
kant geen pijler aan het uiteinde heeft. De brug eindigt dan dus met een zogenaamde
zwevende dummy. In dit geval zou het gaan om het plaatsen van een tweedelige brug
met een kroon op de 41 (de pijler) en een dummy (42). Klager koos voor de tweede
behandeloptie.
3.4 Op 23 februari 2023 vond het eerste deel van de behandeling plaats. De tandarts
heeft element 42 verwijderd en de bestaande kroon op het implantaat 41 doorslepen
(verwijderd). In het implantaat ter plaatse van de 41 was het abutment geschroefd
en het schroefgat was met cement bedekt. De tandarts heeft een afdruk genomen voor
het maken van de brug en een noodvoorziening geplaatst.
3.5 Op 16 maart 2023 heeft de tandarts de cantilever-brug geplaatst. Omdat er
die dag in de tandartsenpraktijk een technisch probleem was met de schudmachine van
het glasionomeercement, heeft de tandarts de kroon met een tijdelijk cement (Temp-Bond)
vastgezet.
3.6 Op 23 maart 2023 kwam klager terug bij de tandarts. Klager zei dat hij bij
het eten op zijn lip beet en hierdoor zweertjes in zijn mond kreeg. Hij zei dat dit
kwam doordat de brug los zat en de dummy iets naar voren stak. De tandarts controleerde
de brug en constateerde geen beweging. Verder stelde de tandarts vast dat het wondje
op de lip meer in de regio van de elementen 43 en 45 zat.
3.7 Later die dag stuurde klager een e-mail naar de tandartsenpraktijk met de
vraag of de mal er nog was, omdat hij de indruk had dat de brug naar voren was verschoven.
Hij vroeg of de brug opnieuw kon worden geplaatst. Op 24 maart 2023 antwoordde de
baliemedewerkster dat de mal er niet meer was en dat klager andere vragen met de tandarts
kon bespreken. Hiervoor werd een nieuwe afspraak gemaakt.
3.8 Op 29 maart 2023 was de volgende afspraak bij de tandarts. De tandarts constateerde
dat de brug inderdaad los zat en een beetje naar voren (labiaal) was verschoven. De
tandarts verwijderde de brug en zette hem vast met Fuji glasionomeercement, een sterkere
lijm.
3.9 Op 26 april 2023 wendde klager zich opnieuw tot de praktijk omdat de brug
los zat. Klager is die dag gezien door een collega van de tandarts. De collega-tandarts
heeft de brug opnieuw vastgezet.
3.10 Op 24 mei 2023 kwam klager weer bij de tandarts, omdat hij dacht dat de
brug weer was losgekomen. De tandarts controleerde de brug en constateerde dat de
brug niet los zat.
3.11 Op 31 juli 2023 had klager een afspraak bij een collega-tandarts en de mondhygiëniste.
Op de patiëntenkaart is genoteerd dat klager blij was met de nieuwe brug.
3.12 Op 4 september 2023 sprak klager het antwoordapparaat van de tandartsenpraktijk
in met de boodschap dat hij weer een losse brug had. De collega-tandarts belde klager
terug en plande een nieuwe afspraak bij de tandarts in op 13 september 2023.
3.13 Op 5 september 2023 ging klager naar een andere tandarts (hierna: de opvolgend
tandarts) voor een second opinion. De opvolgend tandarts verwijderde de brug en constateerde
dat het schroefje van het abutment los zat. De opvolgend tandarts heeft het schroefje
vastgezet en de brug weer teruggeplaatst. Hierna heeft klager geen last meer gehad
van een losse brug. Tot op heden functioneert de brug en heeft klager geen klachten
meer gehad aan de brug.
3.14 Op 6 september 2023 mailde klager naar de tandartsenpraktijk dat hij zich
wilde uitschrijven en dat hij ontevreden was. In een tweede mail die dag meldde hij
dat hij een klacht wilde indienen bij het tuchtcollege. Op 7 september 2023 mailde
hij dat er volgens de opvolgend tandarts wel ruimte voor een implantaat was geweest
en dat hij zich misleid voelde.
3.15 Op 12 september 2023 heeft de tandarts een e-mail aan klager gestuurd, waarin
hij onder meer schrijft dat hij de frustratie van klager begrijpt, omdat de brug twee
keer is losgekomen, maar dat dat niet betekent dat de behandeling onjuist is geweest.
4. De klacht en de reactie van de tandarts
4.1 Klager verwijt de tandarts:
a) dat hij klager verkeerd heeft voorgelicht over het niet kunnen plaatsen van
een implantaat;
b) dat hij een constructie met een kroon en een dummy heeft gemaakt die zes maanden
lang heeft losgezeten;
c) dat hij heeft gezegd dat beweging nu eenmaal normaal is;
d) dat klager zes maanden lang op hetzelfde plekje op zijn tong heeft gebeten,
doordat de brug naar voren stak en dat de tandarts ontkende dat het door de brug kwam;
e) dat klager zes keer vruchteloos is langs geweest, altijd na een minuut weer
buiten stond en tweemaal vergeefs via de mail en telefoon heeft geklaagd;
f) dat hij de brug niet heeft verwijderd om te kijken wat de oorzaak was van
het losraken van de brug;
g) totale onkunde en volkomen desinteresse.
4.2 De tandarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de tandarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende tandarts.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden.
Klachtonderdeel a) voorlichting dat geen implantaat kon worden geplaatst
5.2 Volgens klager heeft de tandarts ten onrechte gezegd dat het niet mogelijk
was om een implantaat te plaatsen. Klager heeft een schriftelijke verklaring van de
opvolgend tandarts overgelegd, waarin deze schrijft dat er volgens hem wel ruimte
was geweest voor het plaatsen van een klein implantaat.
5.3 De tandarts heeft toegelicht dat hij op de röntgenfoto zag dat er sprake
was van botafbraak tot de wortelpunt van element 42 en dat het implantaat van de 41
dicht tegen de 42 aan zat. Op basis van de bevindingen bij het tandheelkundig onderzoek
en de röntgenfoto stelde hij vast dat element 42 een slechte prognose had vanwege
de parodontale situatie en een ongunstige plaatsing van het implantaat op de 41. Hij
concludeerde dat het daarom goed was om element 42 te verwijderen, ook vanwege de
pijnklachten die klager had. Op basis van de röntgenfoto concludeerde hij verder dat
de ruimte te klein was voor het plaatsen van een implantaat ter plaatse van de 42.
Op verzoek van de tandarts heeft E. op 1 februari 2024 een tandheelkundig advies uitgebracht.
Hij schrijft hierin onder meer dat hij zich kan voorstellen dat er te weinig ruimte
was voor het plaatsen van een implantaat, omdat de ruimte op het niveau van de wortels
smal is en hij vermoed dat er in verticale zin, na verlies van een parodontaal verzwakt
element, ook weinig botvolume zal zijn.
5.4 Voor het college is goed te volgen dat de tandarts heeft geconcludeerd dat
de keuze voor een nieuwe kroon met dummy op implantaat 41 de voorkeur genoot boven
het plaatsen van een nieuw implantaat ter plaatse van de 42. Het college volgt hierin
het advies van E.. Zoals het college op basis van de röntgenfoto van 2 februari 2023
zelf ook heeft kunnen vaststellen, is er weinig ruimte tussen element 42 en de naastgelegen
elementen en is er sprake van botafbraak. Hierdoor was er zowel in de lengte als in
de breedte weinig ruimte voor een implantaat. Het plaatsen van een implantaat was
in dit geval daarom beslist niet de beste behandeloptie geweest.
5.5 Dit betekent dat klachtonderdeel a) ongegrond is.
Klachtonderdeel b) tot en met f) losraken van de brug en de acties van de tandarts
5.6 De klachtonderdelen b) tot en met f) gaan over de meldingen van klager dat
de brug los zat en hoe de tandarts hierop heeft gereageerd. Vanwege de samenhang zullen
deze klachtonderdelen gezamenlijk worden besproken.
5.7 Klager is na het plaatsen van de brug meerdere keren teruggekomen bij de
tandarts of een collega-tandarts, met klachten van een losse brug. Vaststaat dat de
brug driemaal is losgekomen: op 29 maart 2023, 26 april 2023 en begin september 2023.
Volgens de tandarts heeft hij tijdens de andere contactmomenten wel onderzocht of
de brug los zat, en dit is ook niet weersproken door klager, maar constateerde hij
dat er geen beweging zat in de brug. Het college heeft op basis van de stukken en
op basis van wat besproken is tijdens de zitting niet kunnen vaststellen dat de brug
op de andere contactmomenten los zat. Het college kan dan ook niet vaststellen dat
de brug bij klager zes maanden lang heeft losgezeten.
5.8 De tandarts ontkent dat hij heeft gezegd dat beweging van de brug normaal
is. Hij zegt dat hij na het plaatsen van de brug op 16 maart 2023 wel aan klager heeft
uitgelegd dat de brug mogelijk los kon komen, omdat de brug toen met een tijdelijke
lijm was vastgezet. Klager en de tandarts hebben dus verschillende lezingen over wat
er is gezegd en het college kan niet bepalen welke versie de juiste is. Nu er niet
kan worden vastgesteld wat er precies is gezegd, kan het college ook niet beoordelen
of de tandarts een onjuiste uitspraak heeft gedaan.
5.9 Voor het college is navolgbaar dat de tandarts ervan uitging dat de brug
de eerste keer, op 29 maart 2023, is losgeraakt omdat in eerste instantie een minder
sterke lijm is gebruikt. De tandarts heeft toegelicht dat hij de brug tijdens die
afspraak heeft verwijderd en gecontroleerd heeft of het abutment vastzat door te tikken
op het implantaat. De schroef in het abutment heeft hij niet aangeraakt, omdat die
met oud cement was bedekt. De andere keren dat de tandarts klager terugzag, heeft
de tandarts niet geconstateerd dat de brug los zat en was er dan ook geen reden om
de brug te verwijderen om nader onderzoek te doen. De tweede keer dat de brug is losgeraakt,
is klager gezien door een collega-tandarts. Toen de brug voor de derde keer loskwam,
is klager naar een andere tandarts gegaan en kon de tandarts dus ook geen onderzoek
doen naar de oorzaak van het losraken van de brug.
5.10 Klager verwijt de tandarts ook dat hij zes maanden lang op een plekje op
zijn tong heeft gebeten en dat dit door de brug kwam. Uit de patiëntenkaart blijkt
dat klager op 23 maart 2023 heeft gemeld dat hij een wondje in zijn mond had. De tandarts
heeft genoteerd dat het wondje niet op de plek van de brug zat, maar in de buurt van
de elementen 43 en 45. Volgens de tandarts heeft klager verder nooit gemeld dat hij
een wondje had. Op basis van de stukken kan het college niet vaststellen dat klager
vaker last heeft gehad van wondjes in zijn mond en dat er een relatie was met de brug.
5.11 De tandarts heeft klager meerdere keren gezien met klachten van een losse
brug. Tijdens deze contacten is er steeds onderzoek gedaan en het is dan ook niet
aannemelijk dat klager elke keer binnen een minuut weer buiten stond. Uit de stukken
blijkt ook dat steeds binnen een redelijke termijn gereageerd is op de telefoontjes
en e-mails van klager. Het college begrijpt dat het heel vervelend voor klager is
dat de brug enkele malen los is gekomen, maar dit kan de tandarts niet tuchtrechtelijk
worden verweten.
5.12 De klachtonderdelen b) tot en met f) zijn daarom ongegrond.
Klachtonderdeel g) totale onkunde en desinteresse
5.13 Klager heeft niet onderbouwd waarom hij vindt dat de tandarts totaal onkundig
is en geen interesse heeft getoond, anders dan door wat hij bij de andere klachtonderdelen
naar voren heeft gebracht. Het college heeft hierboven geoordeeld dat deze andere
klachtonderdelen ongegrond zijn. Hieruit blijkt naar het oordeel van het college niet
dat de tandarts geen interesse heeft getoond, maar dat hij juist steeds gereageerd
heeft op de meldingen van klager over een losse brug. Uit de stukken en tijdens de
zitting is het college ook niet gebleken dat de tandarts niet over voldoende deskundigheid
zou beschikken.
5.14 Klachtonderdeel g) is daarom ook ongegrond.
Slotsom
5.15 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht ongegrond
zijn.
6. De beslissing
Het college verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door P.M.E. Bernini, voorzitter,
C.C.B.M. van Kimmenade, lid-jurist,
H.C. van Renswoude, E.C.L. Fritschy, en H.W. Luk, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door L.B.M. van ‘t Nedereind, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 5 april 2024.
secretaris w.g. voorzitter w.g.
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld
bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring
kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG), maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) te Amsterdam. Het beroepschrift moet zijn ontvangen binnen zes weken nadat het RTG de beslissing aan u heeft verstuurd.
Vanwege mogelijke vertraging bij de bezorging van post, kunt u uw beroep ook per e-mail indienen. Dan weet u zeker dat het RTG uw beroep op tijd ontvangt. U stuurt dan binnen die zes weken uw e-mail naar TG-Amsterdam.nl. U moet het originele beroepschrift nog wel per post nasturen.
U hoeft bij uw brief of e-mail niet meteen de reden(en) van uw beroep op te geven. U ontvangt van het CTG bericht over de extra tijd die u krijgt om die redenen later toe te sturen.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege
voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u helemaal of voor een deel
gelijk krijgt, ontvangt u het griffierecht terug.