ECLI:NL:TADRSGR:2024:171 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-214/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2024:171 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-09-2024 |
Datum publicatie: | 08-10-2024 |
Zaaknummer(s): | 24-214/DH/DH |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat in een familierechtelijke procedure. Niet gebleken dat sprake is geweest van belangenverstrengeling of dat verweerder voor de belangen van de wederpartij heeft opgetreden. Verweerder was als dominus litis niet gehouden om alle documenten van klager in te dienen. Van verweerder wordt verwacht niet polariserend op te treden. Klacht ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 16 september 2024
in de zaak 24-214/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 31 augustus 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 21 maart 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K186 2023 van
de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 5 augustus 2024. Daarbij
waren klager en verweerder aanwezig.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van
de op de inventaris genoemde bijlagen 03 tot en met 07 (inhoudelijk) en 1 tot en met
8 (procedureel).
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager heeft een echtscheidingsprocedure willen starten, waarvoor hij verweerder
heeft benaderd om hem daarin bij te staan. Klager heeft samen met zijn ex-vrouw een
dochter.
2.3 Op 9 mei 2023 om 14:32 uur heeft verweerder een conceptverzoekschrift voorlopige
voorzieningen voorgelegd aan klager.
2.4 Op 9 mei 2023 om 20:25 uur heeft klager aan verweerder geschreven:
“Bedankt voor uw snelle reactie. Ik heb een vraag. In het verzoekschrift staat het
volgende. “Indien het verzoek om toevertrouwing van de minderjarige aan de vader wordt
afgewezen dan verzoekt de vader uw rechtbank een zorgregeling vast te stellen waarbij
de zorgtaken gelijkelijk over de beide ouders is verdeeld, in die zin dat [de dochter]
om de week bij respectievelijk de moeder en de vader verblijft. (…)”
Er staat een verdeling om de week. Vorige week vrijdag hadden we besproken dat we
vijf dagen bij mij en 2 dagen bij [de ex-vrouw] zouden kunnen voorstellen. Wordt dit
hierin verwerkt of op een later moment? Voorderest ben ik met de inhoud akkoord.”
2.5 Op 14 mei 2023 om 13:11 uur heeft verweerder aan klager geschreven:
“Het lijkt mij niet raadzaam om het verzoek te wijzigen. Ik vrees dat de rechter
een hele week bij u en alleen in het weekend bij de moeder een stap te ver zal vinden.
(…)”
Om 19:56 uur heeft klager aan verweerder geschreven:
“(…) Wat betreft het verzoek wil ik graag de eerste afspraak aanhouden waarin u
aangaf dat [de dochter] doordeweeks bij mij kan zijn en in het weekend bij haar moeder.
Dit heeft mij de motivatie gegeven om de scheiding dit keer wel door te zetten. (…)”
2.6 Op 15 mei 2023 om 11:13 uur heeft verweerder een concept bericht aan de wederpartij,
klagers ex-vrouw, en een aangepast verzoekschrift voorgelegd aan klager. Om 16:39
uur heeft klager verzocht een aanpassing door verweerder terug te draaien. Om 16:46
uur heeft klager, na verweerder gesproken te hebben, verzocht om het aangepaste verzoekschrift
naar hem toe te sturen voordat de definitieve versie wordt verzonden. Om 18:31 uur
heeft verweerder aan klager medegedeeld de tekst te hebben aangepast en heeft hij
verzocht om klagers akkoord. Daarop heeft klager om 20:02 uur gereageerd:
“(…) De tekst is akkoord, alleen het woordje verlaten moet er nog bij. Er staat
nu namelijk: “De vrouw heeft, samen met [de dochter], voor langere tijd de echtelijke
woning en verblijft bij haar ouders in Rotterdam” Kunt u dat erbij plaatsen? Ze heeft
bijna al haar spullen meegenomen namelijk en dat was haar doel.”
2.7 Op 16 mei 2023 is het verzoekschrift voorlopige voorzieningen ingediend.
2.8 Op 2 juni 2023 heeft verweerder de advocaat van de ex-vrouw van klager aangeschreven,
waarin onder meer kenbaar is gemaakt dat een verzoek om voorlopige voorzieningen is
ingediend. Verweerder heeft daarin onder meer aangegeven dat klager de ex-vrouw geen
toestemming zal verlenen om samen met de dochter naar Rotterdam te verhuizen.
2.9 Op 12 juni 2023 heeft verweerder de reactie van de wederpartij doorgestuurd
naar klager. Klager heeft diezelfde dag daarop inhoudelijk gereageerd.
2.10 Op 23 juni 2023 heeft verweerder het conceptverzoekschrift tot echtscheiding
voorgelegd aan klager.
2.11 Op 26 juni 2023 om 10:50 uur heeft verweerder een kopie van het bij de rechtbank
ingediende verzoekschrift tot echtscheiding gestuurd naar klager. Om 11:13 uur heeft
de advocaat van de ex-vrouw van klager verzocht om toestemming om de dochter in te
schrijven op een peuterspeelzaal. Om 11:41 uur heeft verweerder aan de advocaat van
de ex-vrouw geschreven:
“Uw cliënte verblijft voor zover cliënt bekend slechts tijdelijk bij haar ouders
in Rotterdam. Voor een verhuizing naar Rotterdam met de dochter van partijen heeft
hij geen toestemming verleend. Client verleent dan ook toestemming voor de inschrijving
van de dochter van partijen op een peuterspeelzaal in Rotterdam.”
Om 11:42 uur heeft verweerder aan klager geschreven:
“Bijgaand de e-mail wisseling van heden morgen met de advocate van de wederpartij.
Men wil uw dochter voorlopig inschrijven op een peuterspeelzaal in Rotterdam. Ik heb
hier voorlopig bezwaar tegen gemaakt.”
Om 11:58 uur heeft klager aan verweerder geschreven:
“In onderstaande mail richting de advocate staat vermeld dat er toestemming is verleend.
Dit moet denk ik zijn: “geen toestemming”. Kunt u dit opnieuw verzenden voor de duidelijkheid?”
Om 12:54 uur heeft klager aan verweerder geschreven:
“Zoals telefonisch uitgelegd staan in het verzoekschrift fouten en heb ik nog geen
akkoord gegeven op het concept. Graag een hernieuwde versie sturen naar de rechtbank
want ik ben er niet mee akkoord.
U gaf aan dat het al naar de rechtbank is verstuurd en deurwaarder, maar het is
niet langs mij gegaan en ik heb er geen akkoord op gegeven. Desnoods kan er een nieuwe
versie met begeleidingsbrief worden gestuurd?
Hierbij een verzoek tot rectificatie, ik wil daarmee niet wachten tot de zitting
of a.s. vrijdag waarbij wij een afspraak hebben ingepland. Ik maak me namelijk zorgen
dat er zaken nu niet juist worden gecommuniceerd naar de rechtbank. Graag met spoed
behandelen en rectificeren. Voor de duidelijkheid: ik heb eerder met u gecommuniceerd
dat ik de scheiding dit keer wilde doorzetten omdat u had aangegeven dat ik [de dochter]
doordeweeks kon nemen en wij dit konden verzoeken. Hieraan wil ik graag vasthouden.
Het maakt mij niet uit of dit extra werk kost. Ik wil wel dat het goed gedaan wordt
conform afspraak en overleg.
In het door u toegestuurde verzoekschrift staat vermeld dat [de dochter] om de week
bij mij zal zijn. Dit klopt niet en dit moet gelijk getrokken worden aan de tekst
van het verzoekschrift voorlopige voorzieningen (definitieve versie):
1. Indien het verzoek om toevertrouwing van de minderjarige aan de vader wordt
afgewezen dan verzoekt de vader uw rechtbank een zorgregeling vast te stellen waarbij
[de dochter] gedurende de doordeweekse dagen bij haar vader in de echtelijke woning
verblijft en gedurende de weekenden bij moeder. (…)
Hieronder nog een aantal punten met onjuistheden, graag aanpassen.
- Bij punt 3 staat vermeld dat een afschrift van de geboorteakte is opgevraagd,
maar niet ontvangen.
• De tekst in het ouderschapsplan: daar heb ik geen akkoord op gegeven. Bij 3.1
staat dezelfde onjuistheid, graag aanpassen op basis van bovenstaande reactie.
Voorderest ben ik er wel mee akkoord.”
Om 13:23 uur heeft verweerder aan klager geschreven:
“Door mij is het verzoekschrift bij de deurwaarder teruggeroepen. Een gewijzigd
ouderschapsplan is bijgevoegd. Ik stuur u separaat het gewijzigde verzoekschrift.
Wij zullen e.e.a. vrijdag bespreken.”
Om 13:39 uur heeft klager daarop gereageerd:
“Hartstikke goed en hartelijk bedankt voor het aanpassen en de snelle reactie.”
2.12 Op 27 juni 2023 heeft verweerder op klagers verzoek een BRP-uittreksel over
de dochter bij de gemeente Den Haag aangevraagd. Diezelfde dag heeft klager daarop
gereageerd dat verweerder de tweede naam van de dochter verkeerd heeft opgeschreven.
2.13 Op 29 juni 2023 heeft klager een tweede opname van de relatietherapiesessie
met zijn ex-vrouw uitgetypt en aan verweerder verstuurd. Daarbij heeft klager aangegeven:
“In het verslag heb ik zinnen groen gearceerd waarvan ik denk dat dit in het belang
is voor de zitting.”
2.14 Op 30 juni 2023 heeft klager een vaderschaps-DNA-test aan verweerder doorgezonden.
2.15 Op 1 juli 2023 heeft klager aan verweerder geschreven:
“Ik wil u bedanken voor het gesprek van vandaag en dat u voor mij klaarstaat. Ik
waardeer het enorm.. U gaf aan dat u het nieuwe verzoek tot echtscheiding nog niet
naar de rechtbank heeft kunnen sturen. Dinsdag verwacht u een bevestigingsbrief van
de rechtbank, waarna u de brief kunt intrekken en de juiste versie kunt sturen. Ik
zal u maandag of dinsdag bellen of het is gelukt. Als dit dinsdag niet is hersteld
wil ik de zitting van 11 jul uitstellen naar een later moment. Ik wil namelijk geen
risico’s nemen mbt de veiligheid en zorg van [de dochter] en maak me er erg veel zorgen
over. Ik ervoor ook erg veel stress. (…)”
2.16 Op 2 en 9 juli 2023 heeft klager diverse stukken aan verweerder verstuurd.
2.17 Op 10 juli 2023 heeft de advocaat van de ex-vrouw van klager een verweerschrift
ingediend. Verweerder heeft het verweerschrift diezelfde dag aan klager doorgezonden.
Klager heeft daarop een reactie op het verweerschrift opgesteld, bestaande uit 11
pagina’s en diverse bijlagen waaronder WhatsAppcorrespondentie met zijn ex-vrouw,
het intakeformulier voor en de gespreksverslagen van de relatietherapie, verschillende
audiogesprekken en een gespreksverslag, schermafbeeldingen van klagers zakelijke agenda,
foto’s van medische stukken van de dochter en de vaderschaps-DNA-test. Verweerder
heeft de reactie van klager op het verweerschrift en de bijlagen niet ingediend bij
de rechtbank.
2.18 Op 11 juli 2023 heeft een zitting plaatsgevonden. Klager heeft een verslag
gemaakt van de (kennelijk opgenomen) zitting. Daaruit volgt onder meer:
“[Verweerder]: Ik denk dat mijn cliënt het belang van [de dochter] vooropstelt.
Maar voor mijn cliënt is het natuurlijk gewoon onverteerbaar dat haar moeder daar
meeneemt en zonder toestemming inschrijft bij een gemeente.
Rechter: dat begrijp ik.
[Verweerder]: Ik spreek dan even voor mijn cliënt, mocht de rechtbank van oordeel
zijn dat [de dochter] aan moeder wordt toevertrouwd en dat ze daar voorlopig in Rotterdam
is, dan denk ik dat het voor de ontwikkeling van [de dochter] van belang is dat ze
naar een peuterspeelzaal gaat. Dus ja.
Rechter: dus ja. Mag ik begrijpen dat uw cliënt toestemming geeft voor die inschrijving,
onder de voorwaarden dat [de dochter] aan de moeder wordt toevertrouwd?
[Klager]: nee, dat wij hebben wij niet echt besproken. Mag ik even daar ook iets
van zeggen?
Rechter: ja, wij vragen aan u of u toestemming wilt geven.
[Klager]: Ik heb ook eerder met [de ex-vrouw van klager] besproken over peuterspeelzaal,
dat wilde ze heel graag. In principe had ik nog zoiets van: ze is nog klein, we hebben
heel veel vrienden en familie waar we naartoe konden, waar dat socializen ook nog
kan.
Rechter: het is een ja of een nee vraag, [klager].
[Klager]: ja, ik moet zeggen: ik heb daar nog niet goed over kunnen nadenken. Ik
zie daar geen belemmeringen in, maar ik weet dat er bij de peuterspeelzaal ook dingen
kunnen gebeuren.
Rechter: [klager], nogmaals het is een ja of een nee vraag.
[Klager]: nee, dan nee.
Rechter: (…) dan hebben we het formele punt gehad. Uw standpunt daarin is duidelijk.”
2.19 Op 12 juli 2023 om 14:35 uur heeft klager aan verweerder geschreven:
“Hieronder nog overige feedback van de zitting. Bij de zitting heeft u belangrijke
kernpunten aangedragen, echter door enkele omstandigheden voel ik me benadeeld. Zie
onder.
• U gaf tijdens de zitting aan dat mocht de rechtbank van oordeel zijn dat [de
dochter] aan moeder wordt toevertrouwd en dat ze daar voorlopig in Rotterdam is, dat
het voor de ontwikkeling van [de dochter] van belang is dat ze naar een peuterspeelzaal
gaat. U gaf hierna namens mij toestemming.
In mijn reactie op het verweerschrift staat echter dat ik hiermee niet akkoord was
en zou dus bekend bij u moeten zijn. De advocate gaf tijdens de zitting aan dat het
CJG dit had geadviseerd, maar dit is echter niet waar. [De ex-vrouw] heeft zonder
afstemming met mij bij het CJG aangegeven dat zij [de dochter] graag op een peuterspeelzaal
wilt zetten en ik dat niet wil. Er zijn naar mijn mening andere mogelijkheden voor
ontwikkeling, zoals ik tijdens de zitting aangaf, we hebben heel veel vrienden en
familie waar we naartoe konden, waar dat socializen ook nog kan. [De dochter] kan
zich op basis hiervan prima ontwikkelen, maar [de ex-vrouw] heeft contacten met mijn
familie en vrienden die kinderen hebben tot op heden zoveel mogelijk beperkt.
Ik heb dit wel aangegeven tijdens de zitting: ik ben hiermee niet akkoord. Ik had
verwacht dat u me tijdens de zitting om advies zou vragen, maar dit is niet gebeurd.
• Het jammere vind ik dat de onderliggende onderbouwingen die ik naar u heb verstuurd
niet zijn meegenomen bij de zitting. Zijn deze documenten doorgestuurd naar de rechtbank?
Pas op het eind heb ik kunnen zeggen dat er verslagen relatietherapieën waren en een
melding van mij bij de politie omdat [de ex-vrouw] mij had geslagen. Deze onderbouwingen
en toelichtingen zijn hierdoor niet meegenomen in het advies van de Kinderbescherming
richting de rechter, ook was de rechter niet op de hoogte. Het advies van de Kinderbescherming
was vrij snel gebeurd. Ik heb niet het idee dat [naam] van de Kinderbescherming volledig
op de hoogte is van de situatie om een juist en betrouwbaar advies te kunnen geven.
De rechter gaf namelijk aan: “het komt voor mij nu ook uit de lucht vallen wat u nu
zegt. Over en weer worden er verwijten gemaakt, u zou agressief zijn, uw vrouw zou
agressief zijn, haar ouders zouden agressief zijn. Ik kan dat niet controleren.” De
agressiviteit van [de ex-vrouw] en de verdedigende houding van mij blijkt uit alle
documentatie dat ik naar u toe heb gestuurd.
• Het door u aangegeven voorstel om [de dochter] om het weekend voor 1 weekend
te zien, vind ik wel heel minimaal. Ik had verwacht dat u hierin wat stelliger kon
zijn. Ik snap dat er een opbouwmogelijkheid is, ik hoop dat u er alles aan doet om
dit te bewerkstelligen.
Mijn vragen zijn als volgt:
• Kan bepaalde documentatie en bewijsstukken naar de rechter worden verstuurd
als een soort bezwaar op het verweer? Het gaat om mijn reactie op het verweerschrift,
verslagen bezoeken [de dochter], verslagen en intakeformulier relatietherapie? Ik
merkte tijdens de zitting dat de rechter niet van alles op de hoogte was. Kan het
advies van [naam] van de Kinderbescherming worden herzien na inzage documentatie?
• Er werd door de rechter gevraagd of de vraag inzake de vakantieverdeling kon
worden ingetrokken, hiermee had u ingestemd? Wat houdt dit in, want ik heb hierover
geen inspraak gehad?”
Om 18:14 uur heeft verweerder gereageerd:
“Ik heb namens u geen toestemming verleend om [de dochter] op een peuterspeelzaal
in Rotterdam te doen. Wel heb ik gezegd dat het in de rede ligt dat [de dochter] indien
zij in Rotterdam bij haar moeder blijft daar naar een peuterspeelzaal zou gaan.
Ik heb betoogd dat de rechter hierover in deze procedure geen uitspraak kan en mag
doen daar die beslissing niet door hem genomen kan of mag worden. Vervolgens heeft
de rechter aan u gevraagd of u wel of geen toestemming wenst te verlenen. U hebt de
rechter duidelijk aangegeven dat daarover geen toestemming verleent. Hierop reageerde
de advocate van de wederpartij dat zij zo nodig daarover dan een aparte procedure
zal starten.
De verslagen van de relatie therapie zijn niet door mij in het geding gebracht.
Daar voor was het gelet op het laat ingediende verweerschrift te laat en was/is voor
mij ook niet duidelijk hoeen door wie deze precies zijn opgesteld en met welk doel.
Voor de rechter kwamen de beschuldigingen van agressie over en weer uit de lucht
vallen. Bewijs is er niet. Er is geen aangifte gedaan bij de Politie of Veilig thuis.
Het is uw verklaring tegen die van [de ex-vrouw] en daar kan de rechter niets mee.
Ik heb u voorgesteld om te proberen een afspraak te maken over de omgang met uw
dochter. Dit zodat u zeker zou weten weer contact met haar te hebben. Door u is duidelijk
aangegeven dat u de beslissing van de rechter wenst af te wachten. Dit is door mij
ook aan de rechter medegedeeld. Het is jammer dat u geen goed gevoel hebt bij het
verloop van de zitting.
Ik stuur u separaat nog een e-mail aan de advocaat van [de ex-vrouw]”
2.20 Klager heeft daarop om 21:25 uur gereageerd:
“Verweerschrift te laat
Dat het verweerschrift te laat is ingediend heeft u niet ingebracht. Hierom vind
ik de inhoud van de zitting teleurstellend en de waarheid is niet boven tafel gekomen.
U heeft niet tegen de rechter gezegd dat het verweerschrift de dag ervoor kwam en
dat u niks meer kon doen hierin.
(…)
Verslagen relatietherapie zijn verifieerbaar
Inzake de verslagen relatietherapie heb ik de mails gestuurd. Ik heb duidelijk aangegeven
dat wij relatietherapie sessies hebben gehad en dat u dit moet gebruiken voor de zitting,
maar u heeft er niks van gebruikt en hierdoor raak ik mijn kind kwijt, terwijl ik
alle bewijzen heb. Zie printscreens mails hieronder dat ik aangeef dat het van belang
is voor de zitting. Dit heeft u niet ingediend, maar ook niet ter sprake gebracht
voor de uitspraak van de kinderbeschermer of daarna. Ik heb daarnaast meerdere malen
aangegeven dat ik de onderliggende audio heb, dus het is verifieerbaar op juistheid
naar de bron toe. Het zijn spreekverslagen, dus het is 100% volledig en juist.
Ik zal alsnog de verslagen opvragen bij de relatietherapeute en vragen of ze mijn
verslagen wil verifiëren en dat u haar kunt oproepen als getuige. U kunt de verslagen
eveneens opvragen bij de relatietherapeute, want er wordt een verkeerd beeld over
mij geschetst en ik krijg het gevoel niet serieus genomen te worden.
Wat ik jammer vind is dat u vandaag telefonisch aangaf dat er geen documentatie
naar de rechter kan worden verstuurd omdat de zitting voorlopige voorziening al voorbij
is. Dit betekent dat al mijn werk en voorbereiding voor niks is geweest.
Verzoek voor 50% van de tijd
Kunt u een verzoek indienen dat ik [de dochter] voor de helft van de weken krijg,
eventueel met de aanvullende onderbouwingen? Bijvoorbeeld 1 week bij [de ex-vrouw]
en 1 week bij mij? Dit is voor mij het minimum. Zo niet, dan wil ik het verzoek tot
voorlopige voorzieningen intrekken.”
Klager heeft bij zijn e-mail schermafbeeldingen gevoegd van zijn e-mail van 29 juni
2023 aan verweerder met het tweede gespreksverslag van de relatietherapie.
2.21 Op 13 juli 2023 hebben klager en verweerder elkaar telefonisch gesproken.
Na afloop van het gesprek, heeft klager aan verweerder geschreven:
“Zoals vanmiddag besproken bevestig ik de afspraak dat u de werkzaamheden per direct
stopzet omdat we niet overeenkomen met uw werkwijze.
Graag per onmiddellijke ingang stopzetting of opschorting van alle procedures, ook
bij de rechtbank. Ik heb u betaald en u bent verantwoordelijk hiervoor. Aangezien
er zoveel vormfouten zijn gemaakt wil ik alles intrekken.
Ik heb u vandaag gevraagd of u de advocaat van [de ex-vrouw] bent en hierop zei
u dat het beter is om afscheid van elkaar te nemen. U heeft ook aangegeven dat u de
advocaat van de tegenpartij op de hoogte zou brengen dat u ermee stopt. Dat vind ik
vreemd. Het lijkt erop dat u in het voordeel van de tegenpartij werkt, want u gaf
aan vandaag toestemming te geven om [de dochter] bij de gemeente Rotterdam in te schrijven,
zonder mijn uitdrukkelijke toestemming.
Graag hoor ik verder over de afwikkeling. Ik zie erop toe dat u de procedures stopzet.
Tijdens de zitting zei u persoonlijk tegen mij, dat als de uitkomst van de procedure
voorlopige voorziening tegenvalt, het verzoek kon worden ingetrokken. Maar ik heb
contact opgenomen met een andere advocaat en het schijnt niet waar te zijn dat de
procedure ingetrokken kan worden. Ik heb het gevoel dat ik ben voorgelogen door u.
U heeft naar uw eigen wil gehandeld zonder met mij te overleggen, dit is heel schadelijk
voor mij en de toekomst van [de dochter]. Ook heb ik het gevoel dat u dit in de hand
heeft gewerkt, in het voordeel van de tegenpartij.”
2.22 Op 14 juli 2023 om 03:04 uur heeft klager een klacht ingediend over verweerder
bij de klachtenfunctionaris van het kantoor. Diezelfde dag heeft verweerder aan klager
geschreven:
“Hierbij bevestig ik dat ik mijn werkzaamheden voor u zal beëindigen.
Er zijn twee procedures. De zitting van woensdag betrof een voorlopige voorziening.
Een tijdelijke beslissing /orde maatregel voor de duur van de echtscheidingsprocedure.
Deze procedure is afgerond en kan niet worden ingetrokken. Dat heb ik ook nooit tegen
u gezegd. Dit kan ook niet omdat door de wederpartij ook verzoeken zijn ingediend.
Indien ik uw verzoeken in zou trekken dan hoeft de rechter alleen maar te beslissing
op de verzoeken zoals die namens [de ex-vrouw] zijn ingediend. Door de rechter is
een dringend beroep op u gedaan om te komen met een onderling gemaakte afspraak over
uw dochter. Indien hij deze afspraak niet voor 19 juli a.s. van u heeft ontvangen
zal hij uitspraak doen.
Door mij is ook het echtscheidingsverzoek bij de rechtbank ingediend. Dit betreft
dus de zogenaamde hoofdprocedure. Dat verzoek zal wel door mij worden ingetrokken,
zodat uw nieuwe advocaat een nieuw verzoekschrift kan opstellen en indienen. Indien
ik het verzoek in de hoofdprocedure intrek wordt automatisch ook de advocaten van
[de ex-vrouw] hierover geïnformeerd.
Door mij kan geen toestemming zijn verleend om [de dochter] in Rotterdam in te schrijven.
Dat kan ik helemaal niet en is ook niet aan de orde geweest op de zitting. Op de zitting
was de vraag aan de orde of [de dochter] naar een peuterspeelzaal mocht gaan in Rotterdam.
U hebt de rechter duidelijk aangegeven dat u daarvoor geen toestemming geeft. De rechter
kan hierover verder geen beslissing nemen.
Door mij zijn zoals u dat noemt geen vormfouten gemaakt en ik heb u zeker niet voorgelogen.
Ik heb ook niet uit eigen wil, zonder overleg met u, gehandeld. Ik betreur deze gang
van zaken en wens u het aller beste. Zodra uw nieuwe advocaat zich bij mij heeft gemeld
zal ik hem/haar het dossier toesturen.”
2.23 De rechtbank Den Haag heeft op 25 juli 2023 op het verzoek om een voorlopige
voorziening beslist. Daarin is onder meer overwogen:
“(…) De rechtbank stelt voorop dat partijen vooralsnog op belangrijke punten een
andere lezing van de feiten hebben, en dus geen gedeelde waarheid: niet over hoe de
vrouw de woning heeft verlaten met [de dochter], niet over wie wie zou hebben mishandeld
tijdens de relatie, niet over wie welke zorgtaken voor [de dochter] op zich nam. Wat
wel vaststaat is dat [de dochter] op dit moment bij de vrouw in Rotterdam woont en
dat de man [de dochter] één keer per week gedurende een paar uur (in de aanwezigheid
van de vrouw) ziet. Op basis van het dossier en wat besproken is tijdens de zitting
ziet de rechtbank geen aanleiding om de huidige situatie gedurende de echtscheidingsprocedure
te veranderen zoals verzocht door de man. (…) Gelet op de leeftijd van [de dochter]
gaat de rechtbank ervanuit dat de zorg voor [de dochter] bij de vrouw lag. De man
heeft op zitting betwist dat de vrouw alle zorg op zich nam (…).
De man heeft ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij bij toevertrouwing van
[de dochter] aan hem in staat is om de volledige doordeweekse zorg op zich te nemen.
Weliswaar heeft de man toegelicht dat hij afspraken heeft gemaakt met zijn werkgever,
maar onduidelijk is hoe hij een voltijdbaan kan combineren met de voltijds zorg voor
zijn tweejarige dochter. De man heeft verder toegelicht dat zijn moeder kan oppassen,
voltijds als dat nodig is, maar de rechtbank vindt dat niet in het belang van [de
dochter]; als de keuze is tussen grotendeels verzorgd worden door oma vaderszijde
of door de vrouw, gaat in dit geval de voorkeur uit naar de vrouw. (…)
Zoals ook op de zitting is besproken zijn de toevertrouwing van [de dochter] aan
de vrouw en de voorlopige zorgregeling tijdelijke maatregelen ter overbrugging van
de periode van de echtscheidingsprocedure. De toevertrouwing van [de dochter] aan
de vrouw is dan ook geen toestemming voor de vrouw om met [de dochter] te verhuizen
naar Rotterdam. (…)”
2.24 Op 28 juli 2023 heeft verweerder aan klager kenbaar gemaakt dat hij de berekening
van de kinderalimentatie van de advocaat van de ex-vrouw niet heeft betwist, omdat
de berekening niet klopte, terwijl deze in het voordeel van klager uitviel.
2.25 Op 29 juli 2023 om 20:01 uur heeft klager gereageerd op verweerder, onder
meer erop neerkomend dat berekening waarvan verweerder uitgaat niet meer actueel is.
2.26 Op 29 juli 2023 om 20:33 heeft klager aan verweerder geschreven:
“Hieronder voor de volledigheid mijn reactie.
U heeft wel duidelijk aan mij doorgegeven dat u de regeling zou kunnen intrekken
als de regeling voortvloeiende uit het verzoek voorlopige voorzieningen zou tegenvallen.
Op 14 juli hadden wij telefonisch een afspraak gemaakt voor op 17 juli, u gaf aan
om te kijken of we door een deur kunnen wat de mogelijkheden zijn. Tijdens deze afspraak
heeft u bovenstaande punt toegelicht. U gaf aan dat ik binnen 4 weken na de uitspraak
over de voorlopige voorziening een verzoek tot echtscheiding moet indienen. Doen wij
dat niet, dan geldt de uitspraak voorlopige voorzieningen vanaf dat moment niet meer.
U achtte de kans hierop nihil, aangezien de wederpartij anders het verzoek tot echtscheiding
zou kunnen indienen. Ik heb u daarnaast op 14 juli telefonisch gesproken, u gaf aan
dat ik een verkeerde voorstelling van zaken gaf. Dit is echter niet het geval, ik
heb hierop aangegeven dat ik bepaalde verwachtingen heb op basis van uw input. U gaf
verder aan dat ik emotioneel was, dit heb ik bevestigd. De situatie omtrent [de dochter]
is veel te moeilijk en complex geworden.
Inzake de toestemming inschrijving gemeente heb ik het niet over de dag van de zitting.
Dit heeft u telefonisch aangegeven op 13 juli 2023. U gaf namelijk aan dat u wilde
voorstellen om met 1 dag in de week te beginnen en tezamen met het voorstel gaf u
aan dat u zou doorgeven toestemming te geven voor de inschrijving van [de dochter]
in Rotterdam. Dit was uiteraard niet de bedoeling, zelfs de rechter zei tijdens de
zitting tegen [de ex-vrouw] dat het natuurlijk lastiger is om betrokken te zijn bij
je kind als het kind in een heel andere stad woont: “terwijl meneer heel duidelijk
aangeeft, ik wil een relatie met [de dochter]. Ik wil vader zijn voor [de dochter].
En als je in Rotterdam gaaf wonen, het wordt niet onmogelijk, maar ik kan me voorstellen
dat meneer daar best bag voor is”.
Er zijn dus wel vormfouten gemaakt en dat heeft u toegegeven tijdens het gesprek
bij u op kantoor op 17 juli, o.a. dat er fouten in het echtscheidingsverzoek zijn
gemaakt en dat ik geen mogelijkheid heb gehad om te reageren op het concept stuk.”
2.27 Op 30 juli 2023 heeft klager aan verweerder geschreven:
“Ik heb nog geen reactie ontvangen op de vraag waar [de dochter] verblijft en ingeschreven
staat. (…) U gaf aan dat dit tijdens de zitting naar voren zou komen, maar dit is
niet gebeurd. Ik heb geen onderbouwing vanuit de BRP gezien. Graag ontvang ik de gegevens
vanuit de gemeente vanaf de maand mei 2023 en eventuele mutaties zo spoedig mogelijk.”
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende.
1) Verweerder heeft bij het aannemen van de zaak een valse toezegging gedaan
dat klager het eenhoofdig gezag over zijn dochter zou krijgen, terwijl klager zijn
dochter uiteindelijk om de week een weekend mag zien. Verweerder is niet daadkrachtig
genoeg en houdt zich niet aan gemaakte afspraken.
2) Verweerder heeft op 26 juni 2023 een echtscheidingsverzoek bij de rechtbank
ingediend zonder de inhoud daarvan met klager af te stemmen. Verweerder heeft het
verzoek niet ingetrokken bij de rechtbank .
3) Verweerder heeft niet aangevoerd dat de wederpartij het verweerschrift te
laat heeft ingediend en heeft op de zitting van 11 juli 2023 fouten gemaakt door:
a) de met klager afgestemde documentatie en bewijsstukken niet in te dienen,
waaronder een reactie op het verweerschrift, inclusief bijlagen en verslagen van de
relatietherapie;
b) tijdens de schorsing van de zitting met een dwingende toon en op dominante
wijze klager ertoe aan te zetten om een omgangsregeling aan de ex-vrouw voor te stellen;
c) meer op te komen voor de belangen van de wederpartij dan voor klager;
d) de beschuldigingen van de wederpartij over huiselijk geweld door klager niet
te weerspreken, omdat hij dat niet relevant vond.
4) Verweerder maakt veel fouten in de documentatie, zoals bijvoorbeeld in de
e-mails van 15 mei 2023 en 26 juni 2023.
5) Verweerder wil alles bepalen zonder afstemming met klager. Klager wijst erop
dat:
a) verweerder toestemming heeft gegeven aan de wederpartij om de dochter bij
de gemeente Rotterdam in te schrijven, zonder uitdrukkelijke toestemming van klager;
b) verweerder in het voordeel van de wederpartij lijkt te werken;
c) hij het vreemd vindt dat verweerder de advocaat van de wederpartij op de hoogte
zou brengen dat hij de zaak heeft neergelegd;
d) verweerder op 13 juli 2023 zegt dat hij eerder had aangegeven dat door klager
opgestelde verslagen niet konden worden gebruikt, terwijl hij dat niet eerder heeft
gecommuniceerd;
e) verweerder zei dat de rechter audiofragmenten van de relatietherapiesessies
niet zou beluisteren omdat de rechter daar geen tijd voor zou hebben;
f) verweerder niet heeft gereageerd toen klager aankaartte dat de audiofragmenten
als bewijsmateriaal konden worden ingediend ter verificatie van de spreekverslagen;
g) verweerder niet voorafgaand aan de zitting heeft aangegeven hoe de verslagen
van de relatietherapie konden worden aangeleverd, bijvoorbeeld als zij door de therapeut
zouden zijn opgesteld;
h) verweerder de ingediende bewijsmaterialen niet heeft gebruikt bij de zitting,
waardoor klager is bestempeld als een agressieve man met een onveilige thuishaven.
6) Verweerder heeft zich onvoldoende voor klager ingespannen, heeft te veel in
het voordeel van de wederpartij gehandeld en heeft zich passief opgesteld. De zorg
en veiligheid van klagers dochter lijken verweerder niets te doen.
7) Verweerder heeft klagers reactie op het verweerschrift niet meegenomen tijdens
de zitting. Verweerder heeft toestemming gegeven aan de wederpartij om de dochter
bij een peuterspeelzaal in te laten schrijven, zonder dit vooraf met klager af te
stemmen, terwijl hij wist dat klager hier niet mee akkoord was. Klager heeft dit moeten
corrigeren, hetgeen bij de rechter niet goed overkomt.
8) Verweerder heeft de klacht van klager niet serieus genomen, heeft daarbij
een verkeerde voorstelling van zaken gegeven, is niet ingegaan op hoe hij de klachten
kan oplossen en heeft een verdedigende houding aangenomen.
9) Verweerder heeft de reden voor de scheidingsaanvraag niet naar voren gebracht
in documentatie of ter zitting. In het verweerschrift van de wederpartij staat ten
onrechte dat het weigeren van seks de reden van de echtscheiding is, maar verweerder
heeft dat niet betwist. Klager vraagt zich af of verweerder de e-mails van klager
heeft gelezen en zijn problemen wel serieus heeft genomen.
10) Verweerder heeft de veiligheid van de dochter niet voldoende naar voren gebracht
in de procedure of op zitting, terwijl klager dit wel heeft aangekaart. Verweerder
heeft niet ingebracht dat de dochter vaak bij de ex-vrouw op haar hoofd viel, omdat
zij niet goed op haar lette.
11) Verweerder heeft namens klager ter zitting aangevoerd dat de dochter door
de moeder is ontvoerd, maar heeft daarbij niet verzocht om een ordemaatregel. Ook
heeft verweerder niets gedaan met video’s die klager heeft aangeleverd waarin zijn
dochter zegt met klager mee te willen. Verweerder heeft daarnaast niets gedaan met
de verklaring van geen bezwaar van de MIVD, terwijl dat ter verdediging kon worden
ingebracht ter ondersteuning dat klager niet agressief is. Ook heeft verweerder niets
gedaan met de vaderschaps-DNA-test die klager heeft ondergaan in 2021, toen de ex-vrouw
aangaf dat de dochter niet klagers dochter zou zijn.
12) Verweerder heeft een verkeerde voorstelling van zaken gegeven in het telefoongesprek
van 26 juni 2023, toen klager hem verzocht om het verzoek tot echtscheiding te rectificeren.
Verweerder zei het verzoekschrift bij de deurwaarder te hebben teruggeroepen, maar
heeft dit niet gecorrigeerd bij de rechtbank.
13) Verweerder heeft de meldingen van klager over huiselijk geweld door de wederpartij
niet opgevraagd bij de politie en Veilig Thuis, omdat hij dat niet nodig vond vanwege
privacygevoelige omstandigheden.
14) Verweerder heeft diverse vormfouten gemaakt, zoals de spelfout bij het opschrijven
van de tweede naam van de dochter, het niet tijdens de zitting naar voren brengen
dat de eindejaarsuitkering van klager in de stukken staat en het niet vooraf bespreken
en narekenen van de hoogte van de kinderalimentatie.
15) Verweerder heeft klagers bewijsstukken, waaruit blijkt dat de ex-vrouw met
de dochter de woning uit eigen wil heeft verlaten, niet ingebracht, waardoor de rechtbank
ten onrechte heeft geoordeeld dat partijen op belangrijke punten een andere lezing
van de feiten hebben.
16) Verweerder heeft het audiomateriaal niet ingebracht waaruit volgt dat de
ex-vrouw van nature liegt en valse meldingen bij de politie wilde doen.
17) De overweging in de voorlopige voorzieningen-beschikking dat het zwaartepunt
van de zorg van de dochter bij de moeder lag, is niet juist, hetgeen verweerder had
kunnen voorkomen door klagers reactie op het verweerschrift in te brengen.
18) Verweerder heeft klagers zorgplan voor de dochter niet ingebracht, zoals
dat volgt uit klagers reactie op het verweerschrift van 10 juni 2023. Klager kan ouderschapsverlof
opnemen en mag zijn werkuren flexibel indelen, terwijl klagers moeder bij hem inwonend
is en de resterende uren op de dochter kan passen. Ook heeft verweerder de verkeerde
voorstelling van zaken van de ex-vrouw niet weersproken, bijvoorbeeld omdat uit het
verweerschrift van de ex-vrouw en de uitdraaien van het Centrum Jeugd en Gezin blijkt
dat klager wel bij de besprekingen was. Verweerder heeft ook het gezondheidsboekje
en de zakelijke agenda van klager niet ingebracht.
19) Verweerder heeft niet bij de gemeente Rotterdam nagevraagd op welk adres
de dochter staat ingeschreven en heeft niet naar voren gebracht dat de ex-vrouw klagers
handtekening moet hebben vervalst bij het uitschrijven van de dochter.
20) Verweerder heeft op de zitting niet inhoudelijk weersproken dat de dochter
goed aardt in Rotterdam, terwijl dat niet het geval is omdat zij een bult op haar
hoofd had en de ex-vrouw geen traphekje in huis heeft. Ook heeft verweerder de video’s
en e-mails waaruit volgt dat de dochter niet naar het huis van de ex-vrouw wil niet
ingebracht.
21) Verweerder heeft veel fouten gemaakt, waardoor hij inefficiënt werkte en
de zaak onnodig duur werd. Klager wijst erop dat:
a) verweerder bij het doen van een voorstel heeft opgeschreven “anderzijds heeft
hij ook begrip voor de situatie van uw cliënte”, waaruit blijkt verweerder in het
belang van de ex-vrouw denkt en handelt;
b) verweerder in de onderhandelingen een te laag openingsvoorstel heeft gedaan
over de zorgregeling voor de dochter;
c) verweerder niet-lopende zinnen heeft gebruikt en woorden is vergeten in het
verzoek om echtscheiding;
d) verweerder heeft gesteld dat het om een advies en suggestie van de rechter
gaat, terwijl het een opdracht is.
22) Verweerder heeft klager niet geholpen. Klager en zijn collega’s hebben vraagtekens
geplaatst bij mogelijke belangenverstrengeling tussen verweerder en de advocaat van
de ex-vrouw.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat. Gezien het
bepaalde bij artikel 46 van de Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak om
de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij
deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat
heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes -
zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van
de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd
door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht
mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene
wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. De raad toetst of verweerder
heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende
advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat
er binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van
breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.
Beoordeling
5.2 Verweerder heeft een aanzienlijke hoeveelheid – soms dubbele – klachtonderdelen
naar voren gebracht. De klachtonderdelen zijn onder te brengen in drie hoofdthema’s:
1. de inspanning van verweerder en ‘vormfouten’;
2. de (aanloop naar de) zitting van 11 juli 2023;
3. zijn handelen na de zitting van 11 juli 2023.
5.3 De raad zal de klachtonderdelen aan de hand van deze hoofdthema’s bespreken.
Thema 1: de inspanning van verweerder en ‘vormfouten’
5.4 Klager is van mening dat verweerder hem onder valse voorwendselen heeft laten
scheiden en dat verweerder zich vervolgens onvoldoende heeft ingespannen. Er is sprake
van belangenverstrengeling, aldus klager, omdat verweerder opkomt voor de belangen
van de ex-vrouw. Ook is verweerder onzorgvuldig geweest in de belangenbehartiging
volgens klager. Verweerder heeft dit weersproken.
5.5 De raad kan niet vaststellen of verweerder bij aanvang van het contact met
klager heeft toegezegd dat klager het eenhoofdig gezag zou krijgen. Dit is door klager
niet onderbouwd en wordt door verweerder betwist. Overigens lijkt dit niet in de rede
te liggen, gelet op verweerders e-mail van 14 mei 2023 waarin hij aan klager bericht
dat hij verwacht dat een rechter het een stap te ver vindt dat de dochter de hele
week bij klager is.
5.6 Het is de raad niet gebleken dat sprake is geweest van belangenverstrengeling
of dat verweerder (enkel) voor de belangen van de ex-vrouw heeft opgetreden. De suggesties
van klager in die richting zijn onvoldoende onderbouwd. Voor zover verweerder niet
alle documenten van klager heeft gebruikt, is hij daartoe als dominus litis niet gehouden.
Het is aan de advocaat om te bepalen wat wel en niet relevant is om aan te voeren.
Dat geldt ook ten aanzien van eventuele betwistingen van stellingen van de wederpartij.
Niet alle stellingen zijn namelijk relevant voor het geschil dat voorligt. Daar komt
bij dat van advocaten verwacht wordt dat zij in familierechtelijke geschillen waarbij
de belangen van kinderen zijn betrokken zich terughoudender opstellen en onnodige
polarisatie voorkomen. Dat verweerder zich niet heeft opgesteld zoals klager kennelijk
achteraf wenste, kan hem dan ook niet worden aangerekend. Ook de voor klager negatieve
uitkomst van de procedure, hoe teleurstellend en ingrijpend ook voor klager, maakt
niet dat verweerder daarom tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Daaruit kan
niet worden afgeleid dat de belangen van klager onvoldoende zijn behartigd of dat
sprake was van belangenverstrengeling. Evenmin is het de raad gebleken dat verweerder
tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door passief te zijn in de belangenbehartiging.
Uit het procesverloop en de regelmatige contacten tussen beiden blijkt eerder het
tegendeel.
5.7 Voor zover verweerder ‘vormfouten’ heeft gemaakt, zoals klager de spelfouten
of vergeten woorden noemt, is dat wellicht slordig maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar,
zeker nu dit geen nadelige consequenties heeft gehad.
5.8 De raad stelt vast dat verweerder een verzoekschrift tot echtscheiding heeft
ingediend, zonder dat klager daarvoor akkoord had gegeven. De raad stelt echter ook
vast dat verweerder, nadat klager hem dat had bericht, heeft geprobeerd dat verzoekschrift
terug te roepen. Dat verweerder het verzoekschrift niet kon terugroepen bij de rechtbank,
komt volgens verweerder omdat de zaak intern bij de rechtbank zoek is geraakt. Er
was geen zaaknummer en er loopt dus geen zaak. Het kan verweerder niet worden aangerekend
dat het verzoekschrift niet meer kan worden ingetrokken, omdat het kennelijk (binnen
de rechtbank) in het ongerede is geraakt en er geen zaak is aangemaakt. Overigens
stelt de raad vast dat verweerder zijn excuses heeft aangeboden. Verder acht de raad
het niet aannemelijk dat klager in zijn belangen is geschaad omdat zonder zijn toestemming
een verzoekschrift heeft ingediend, terwijl dat geen gevolgen heeft gehad.
5.9 Op grond van het voorgaande zijn klachtonderdelen 1, 2, 4, 5b, 6, 12, 14,
21 (a tot en met d) en 22 zijn ongegrond.
Thema 2: de (aanloop naar de) zitting van 11 juli 2023
5.10 Klager verwijt verweerder verder zijn reactie van 10 juli 2023 en de daarbij
behorende documenten niet te hebben ingediend en klager onvoldoende te hebben verdedigd
op de zitting van 11 juli 2023. Ook had verweerder volgens klager bezwaar moeten maken
tegen het te laat indienen van het verweerschrift. Verweerder betwist dat hij tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld.
5.11 De raad overweegt dat niet is gebleken dat de wederpartij het verweerschrift
te laat heeft ingediend. Dat dit de dag voor de zitting was ingediend, is daarvoor
niet voldoende. Het betrof immers een voorlopige voorzieningenprocedure. Formeel gezien
kon het verweerschrift tot de zitting worden ingebracht.
5.12 De raad is verder van oordeel dat van verweerder niet kon worden verwacht
dat hij alle argumenten en documenten van klager aan de rechter zou voorleggen, waaronder
de door klager opgestelde reactie. Zoals in overweging 5.6 al is opgemerkt, is het
aan de advocaat om te bepalen wat wel en niet relevant is om aan te voeren in een
procedure. Verweerder heeft uitgelegd wat het doel van de voorlopige voorziening was,
namelijk het herstellen van normaal onbelast contact tussen klager en zijn dochter.
De reden van de scheiding, de video’s en audiofragmenten, de DNA-test, een verklaring
van geen bezwaar van de MIVD, de uitdraaien van het Centrum Jeugd en Gezin, het gezondheidsboekje
van de dochter en de zakelijke agenda vond verweerder (blijkbaar) niet relevant voor
dat doel. Dat raad acht dat niet onbegrijpelijk. Gelet op de aard van de procedure
en de maatstaf dat van advocaten wordt verwacht dat zij zich in familierechtelijke
geschillen terughoudender opstellen en onnodige polarisatie voorkomen, acht de raad
het evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder geen stukken heeft ingediend
waaruit zou volgen dat niet hij, maar de wederpartij zou liegen, agressief was en
niet instond voor de veiligheid van de dochter, waaronder een melding bij Veilig Thuis.
De reactie van klager op het verweerschrift hoefde verweerder dus niet in te dienen.
De raad is van oordeel dat verweerder daarmee heeft gehandeld binnen de vrijheid die
hem als dominus litis toekomt. De raad merkt nog op dat uit de beschikking van de
rechtbank volgt dat klager zijn lezing over het vertrek van de vrouw uit de woning
en de mishandeling ter sprake heeft gebracht. Dat de rechtbank klager niet in zijn
lezing van de feiten heeft gevolgd, omdat de ex-vrouw een andere lezing van de feiten
had, maakt niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Ook volgt
uit de beschikking dat het zorgplan dat klager voor ogen had aan bod is gekomen. Dat
is echter afgewezen omdat de rechtbank de voorkeur gaf aan zorg door de wederpartij.
5.13 Het is de raad niet is gebleken dat verweerder toestemming heeft gegeven
om de dochter in Rotterdam in te schrijven in de basisregistratie personen en bij
een peuterspeelzaal. Dat volgt niet uit het verslag van de zitting van 11 juli 2023,
en evenmin uit de beschikking van 25 juli 2023 van de rechtbank.
5.14 Evenmin acht de raad het verwijtbaar dat verweerder klager heeft aangespoord
om tot een omgangsregeling te komen tijdens de schorsing van de zitting. Dat dit met
een dwingende toon of op dominante wijze is gebeurd, is niet nader onderbouwd. De
raad kan niet vaststellen dat verweerder zich tijdens de schorsing (of overigens)
onbetamelijk heeft gedragen.
5.15 Op grond van het voorgaande zijn klachtonderdelen 3 (a tot en met d), 5
(a, c tot en met h), 7, 9, 10, 11, 13, 15, 16, 17, 18 en 20 zijn ongegrond.
Thema 3: Na de zitting van 11 juli 2023
5.16 Volgens klager zou verweerder zijn klacht niet serieus hebben genomen na
afloop van de zitting van 11 juli 2023. De raad maakt uit het dossier echter op dat
verweerder uitgebreid heeft gereageerd op de door klager ingediende klacht en kritiek.
Dat verweerder een andere visie heeft dan klager, maakt nog niet dat hij een verkeerde
voorstelling van zaken geeft of een verdedigende houding aanneemt. Dat verweerder
niet inging op het oplossen van de klachten, kan hem niet worden verweten. Klager
had hem immers al uitdrukkelijk verzocht zijn werkzaamheden neer te leggen.
5.17 Daarnaast zou verweerder geen navraag hebben gedaan bij de gemeente Rotterdam
naar het inschrijfadres van de dochter. De raad ziet niet in waarom verweerder daardoor
tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld. De raad kan overigens uit het dossier
niet achterhalen wanneer klager hem daarom heeft verzocht. Voor zover dit volgt uit
zijn e-mail van 30 juli 2023, overweegt de raad dat verweerder op dat moment zijn
werkzaamheden op verzoek van klager had neergelegd. Klager verwijt verweerder ook
nog dat hij niet naar voren heeft gebracht dat de wederpartij klagers handtekening
moet hebben vervalst. Dit vergaande verwijt is echter op geen enkele wijze onderbouwd
door klager. De raad ziet ook niet in dat dit een onderwerp van geschil was in de
procedure over de voorlopige voorziening.
5.18 Op grond van het voorgaande zijn klachtonderdelen 8 en 19 ongegrond.
Conclusie
5.19 Uit het voorgaande volgt dat alle klachtonderdelen ongegrond zijn. De raad
zal de klacht daarom in zijn geheel ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd en M.P.
de Klerk, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken
in het openbaar op 16 september 2024.