Zoekresultaten 3501-3550 van de 3695 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:28 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1882

    Klacht tegen een huisarts. Klager is de vader van een meisje van tien jaar oud (hierna: de dochter). Samen met zijn ex-vrouw (hierna: de moeder) heeft hij het ouderlijk gezag over haar. Er is geen ouderschapsplan. Er is sprake van complexe echtscheidingsproblematiek. De dochter staat sinds 2014 ingeschreven bij de praktijk die de huisarts voert, samen met de beklaagde huisarts in de zaak met kenmerk C2023/1883. De klacht van klager komt er in de kern op neer dat hij door de beide huisartsen onvoldoende wordt geïnformeerd. Ook wordt hij onvoldoende in de gelegenheid gesteld mee te beslissen over medische behandelingen van de dochter. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klachtonderdelen a. (gedeeltelijk) en d gegrond, legt aan de huisarts de maatregel van waarschuwing op en verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt zowel het beroep van klager als het incidenteel beroep van de huisarts tegen deze beslissing en bepaalt dat deze beslissing zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Medisch Contact.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5367

    Klacht tegen een arts werkzaam bij het consultatiebureau ingediend door ouders. Klagers zijn niet tevreden met het consult van hun zoontje bij het consultatiebureau. Zij verwijten de arts onder meer dat zij nalatig en onprofessioneel heeft gehandeld, en zij een onterechte en onjuiste doorverwijzing naar de kinderarts en melding bij Veilig Thuis heeft gedaan. Na het consult heeft de arts tijdens een telefoongesprek met de ouders haar zorgen om het kind onnodig uitvergroot. Daardoor is een vertrouwensbreuk ontstaan tussen de arts en de ouders. De arts heeft na overleg een melding gedaan bij Veilig Thuis. Het college is van oordeel dat de arts vanwege de vertrouwensbreuk met de ouders had moeten beseffen dat zij niet meer de aangewezen persoon was om bij deze casus betrokken te blijven. Voorts dient de arts als professional zorgvuldigheid te betrachten bij de communicatie jegens ouders, omdat dit anders de vertrouwensrelatie kan schaden. Uit het dossier en ter zitting is gebleken dat er al langer reële, maar niet acute zorgen over het kind en zijn ontwikkeling (afbuigende groei) waren. Dat maakt dat er langer gewacht had kunnen worden in deze situatie. Door deze ruimte niet te benutten en de melding te doen, is de situatie verder geëscaleerd. Overigens overweegt het college dat de melding zelf niet onterecht was gelet op de zorgen. Het college merkt daarbij op dat sprake van een relatief onervaren arts en dat het enige tijd heeft geduurd voordat vervanging gevonden was. De arts ziet in dat zij is tekortgeschoten en heeft hieruit lering getrokken. Het college verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en legt de arts een waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:29 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1883

    Klacht tegen een huisarts. Klager is de vader van een meisje van tien jaar oud (hierna: de dochter). Samen met zijn ex-vrouw (hierna: de moeder) heeft hij het ouderlijk gezag over haar. Er is geen ouderschapsplan. Er is sprake van complexe echtscheidingsproblematiek. De dochter staat sinds 2014 ingeschreven bij de praktijk die de huisarts voert, samen met de beklaagde huisarts in de zaak met kenmerk C2023/1882. De klacht van klager komt er in de kern op neer dat hij door de beide huisartsen onvoldoende wordt geïnformeerd. Ook wordt hij onvoldoende in de gelegenheid gesteld mee te beslissen over medische behandelingen van de dochter. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klachtonderdelen a. (gedeeltelijk) en d gegrond, legt aan de huisarts de maatregel van waarschuwing op en verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt zowel het beroep van klager als het incidenteel beroep van de huisarts tegen deze beslissing en bepaalt dat deze beslissing zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Medisch Contact.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:30 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2016

    Klacht tegen een huisarts. Klaagster was jarenlang patiënt van de huisarts. Sinds 2015 hadden zij – na het overlijden van de echtgenoot van klaagster – ook een persoonlijke, vriendschappelijke relatie met elkaar. In de zomer van 2022 heeft een inbraak plaatsgevonden in de woning van de huisarts. Vanwege zijn vermoeden dat de dochter van klaagster de inbraak had gepleegd, heeft de huisarts de vriendschap met klaagster verbroken. Klaagster verwijt de huisarts dat hij a) het medisch beroepsgeheim heeft overtreden, b) de overeenkomst tot zorgverlening onjuist eenzijdig heeft opgezegd en c) na beëindiging van de zorgverlening (ten onrechte) nog vergoedingen heeft gedeclareerd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat is komen vast te staan dat de huisarts zijn beroepsgeheim heeft geschonden, verklaart klachtonderdeel a gegrond en legt de huisarts een berisping op. Klachtonderdeel b wordt ongegrond verklaard en het beroep tegen klachtonderdeel c is ingetrokken door klaagster. De beslissing wordt gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:25 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-654/DH/DH 23-655/DH/DH

    Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van dienstverlening van de eigen advocaat deels gegrond. Verweerder heeft te vroeg ingebrekestellingen verstuurd waardoor klager dwangsommen is misgelopen. Ook heeft verweerder een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingetrokken zonder klagers instemming en heeft verweerder een zaak geschikt zonder klagers instemming. De raad houdt er rekening mee dat verweerder in alle gevallen zijn best heeft gedaan om de kwestie met klager op te lossen en hem financieel te compenseren. Overige verwijten ongegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:19 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-367/DH/DH

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:20 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-373/DH/RO

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:21 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-395/DH/DH

    Verzet gegrond. Verweerder heeft er onvoldoende zorg voor gedragen dat het verzoekschrift werd ingetrokken. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:22 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-371/DH/DH

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:23 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-561/DH/RO

    Raadsbeslissing. Klacht deels niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop. Klacht voor het overige ongegrond. Vaststaat dat de proceskostenveroordelingen zijn voldaan. Desondanks heeft verweerster deze meegenomen in haar voorstel voor de financiële afwikkeling en in haar dagvaarding. Het is slordig dat verweerster niet zelf is nagegaan of de proceskostenveroordelingen reeds waren betaald. Gezien de omstandigheden geen sprake van klachtwaardig handelen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:24 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-577/DH/DH

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Wat door klaagsters naar voren is gebracht, wettigt niet de conclusie dat sprake is geweest van ondoelmatig procederen. Dit deel van de klacht is ongegrond. Wel heeft verweerder zich in zijn processtukken meerdere keren onnodig grievend uitgelaten over een collega-advocaat. Hij heeft vergaande verwijten aan haar adres in zijn stukken opgenomen. Klacht gegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:10 Raad van Discipline Amsterdam 23-789/A/A

    Voorzittersbeslissing; Klacht over de advocaat wederpartij. Verweerder heeft de grenzen van de vrijheid die hij als advocaat wederpartij geniet niet overschreden. Van intimidatie door verweerder is niet gebleken. Klacht is in zoverre kennelijk ongegrond. Voor zover verweerder onvoldoende professionele distantie tot zijn cliënte wordt verweten, is de klacht kennelijk niet-ontvankelijk. Klaagster heeft geen rechtstreeks eigen belang bij een klacht hierover.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:17 Raad van Discipline Amsterdam 23-554/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat als onderzoeker is in alle onderdelen ongegrond. Er bestond een klassieke adviesrelatie tussen de opdrachtgever en verweerster. Verweerster moet daarom worden aangemerkt als de partijdige belangenbehartiger en vertrouwenspersoon van haar opdrachtgever en de kernwaarden, als ook de overige gedragsregels voor advocaten, zijn daarom onverkort van toepassing op haar handelen. Aan de hand van die maatstaf is de raad van oordeel dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:11 Raad van Discipline Amsterdam 23-828/A/A

    Voorzittersbeslissing; Klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk vanwege de termijnoverschrijding van drie jaar en gedeeltelijk k.o. Verweerster is in haar bijstand aan haar cliënte binnen de grenzen gebleven van de vrijheid die zij als advocaat van de wederpartij geniet. Zij heeft geen onnodig grievende uitlatingen gedaan over klaagster of zaken naar voren gebracht die apert onjuist zijn.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:18 Raad van Discipline Amsterdam 23-566/A/A

    Raadsbeslissing. Nu klager zijn klacht niet van een onderbouwing heeft voorzien en ter zitting ook niet is verschenen om hierop een nadere toelichting te geven, is de raad van oordeel dat de klacht mede gelet het gevoerde verweer onvoldoende onderbouwd is. Tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder heeft de raad niet kunnen vaststellen. De klacht wordt ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:10 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-490/AL/NN

    Raadsbeslissing. Klacht slaagt deels. Verweerder heeft zich onnodig grievend over klager uitgelaten. Berisping

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:12 Raad van Discipline Amsterdam 23-842/A/A

    Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht. Verweerder heeft niet klachtwaardig gehandeld door zijn weigering een kortgedingprocedure te starten namens klager. Verweerder heeft toegelicht dat hij geen kans van slagen zag in het opstarten van de kortgedingprocedure. Verweerder is niet verplicht om een zaak in behandeling te nemen en moet dat helemaal niet doen wanneer hij geen heil ziet in de zaak.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:11 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-592/AL/GLD

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft meerdere door zijn cliënt zelf opgestelde stukken gecombineerd tot één stuk. Het ging daarbij om een samenwerkingsovereenkomst tussen de besloten vennootschap van de cliënt en een andere vennootschap. Inhoudelijk heeft verweerder daar weinig aan veranderd; hij heeft een enkele tekstsuggestie gedaan. De overeenkomst is buiten de aanwezigheid van verweerder door de beide partijen getekend. Toen later een derde partij tot het samenwerkingsverband wilde toetreden hebben partijen dat zelf geregeld. Enkele jaren later is één van de vennootschappen uit het samenwerkingsverband gestapt. Dat heeft geleid tot een aantal gerechtelijke procedures waarbij verweerder optrad voor de overblijvende vennootschappen. De klacht richt zich er (onder meer) op dat bij verweerder sprake zou zijn van belangenverstrengeling als bedoeld in gedragsregel 15. Dit klachtonderdeel is ongegrond: de werkzaamheden van verweerder bij het tot stand komen van de samenwerkingsovereenkomst waren zeer beperkt. Met de toetreding van de derde partij heeft verweerder helemaal geen bemoeienis gehad. Klaagster is geen cliënt van verweerder en is dat ook nooit geweest. Ook de andere klachtonderdelen zijn ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:13 Raad van Discipline Amsterdam 23-845/A/A

    Voorzittersbeslissing; De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk. Ingevolge de rechtspraak van het Hof van Discipline (zie uitspraken van 5 juli 2013, ECLI:NL:TAHVD:2013:4 en van 30 mei 2022, ECLI:NL:TAHVD:2022:117) verzet het rechtszekerheidsbeginsel zich ertegen dat met een klacht die eerder is ingetrokken, voor een tweede maal een klachtprocedure wordt gestart. Klager heeft eerder eenzelfde klacht over verweerders dienstverlening ingediend en daarna ingetrokken, waarna de deken het klachtdossier heeft gesloten. Verweerder mocht ervan uitgaan dat hij zich niet meer, ook niet op een later moment, bij de deken en de tuchtrechter hoefde te verweren tegen de verwijten die klager hem had gemaakt. Niet gebleken is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de klacht alsnog inhoudelijk door de voorzitter kan worden beoordeeld.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:12 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-716/AL/GLD

    Klacht met betrekking tot gedragsregel 21 lid 3 Ongegrond. Deze gedragsregel bepaalt dat het een advocaat niet geoorloofd is om zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden nadat om een uitspraak is gevraagd. De ratio hiervan is dat voorkomen moet worden dat een partij nog een poging doet om de rechter te beïnvloeden als de uitwisseling van de wederzijdse standpunten is afgerond. Handelen in strijd met deze gedragsregel is in beginsel handelen dat een behoorlijk advocaat niet betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet. Het staat vast dat in deze zaak door de rechtbank een uitspraakdatum is bepaald. Ook staat vast dat verweerder daarna – zonder toestemming van klager – zich in een e-mail tot de rechtbank heeft gewend. In die e-mail heeft verweerder – kort gezegd – geschreven dat hij er vanuit is gegaan dat zijn cliënte in de gelegenheid zou worden gesteld om haar zaak mondeling toe te lichten en hij heeft verzocht om pleidooi. De raad is van oordeel dat dit slechts een niet-inhoudelijk processueel verzoek betreft. Dit verzoek en de motivering kan dan ook niet worden gezien als napleiten waarop gedragsregel 21 lid 3 ziet. Dat betekent dat de raad van oordeel is dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Deze klacht wordt daarom ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:17 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-881/DB/LI

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Omdat niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden verklaart de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:14 Raad van Discipline Amsterdam 23-142/A/NH

    Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:13 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-901/AL/GLD

    Raadsbeslissing. Klacht van een advocaat. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de cliënt van klager te dagvaarden, zonder klager van dat voornemen in kennis te stellen. Gelet op de ernst van dit handelen en de omstandigheid dat verweerster niet eerder door de tuchtrechter is veroordeeld, is de raad van oordeel dat de oplegging van een waarschuwing passend en geboden is.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:18 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-855/DB/LI

    Voorzittersbeslissing. Uit hetgeen klaagster op het door haar ingevulde klachtformulier naar voren heeft gebracht is de voorzitter niet gebleken dat de klacht betrekking heeft op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat. De voorzitter heeft voorts in de overgelegde stukken geen aanknopingspunten gevonden voor de bevoegdheid van de tuchtrechter. Voor het advocaten tuchtrecht is ter zake hetgeen klaagster aan de orde wil stellen geen rol weggelegd. Raad kennelijk onbevoegd.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:15 Raad van Discipline Amsterdam 23-366/A/A

    Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:14 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-452/AL/MN

    Klager heeft eerst via mediation geprobeerd om zijn echtscheiding te regelen. Dat is niet gelukt, op een deelafspraak over de zorgregeling na. Verweerder heeft klager daarna bijgestaan in de procedure. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder terecht geweigerd om een e-mail van partijen aan de mediator, met daarin een afspraak over de zorgregeling, niet in de procedure te overleggen. Die e-mail viel naar het oordeel van de raad onder het tussen partijen afgesproken geheimhoudingsbeding in het kader van de mediation. Daarnaast heeft verweerder klager op voldoende wijze ingelicht en bovendien diens belangen op deskundige wijze behartigd door daarover ook voldoende te communiceren. Of mogelijk sprake was van losse eindjes, verschrijvingen of slordigheden of het vergeten van bewijsstukken ten nadele voor klager in het processtuk van verweerder, kan de tuchtrechter niet beoordelen. Dat oordeel is voorbehouden aan de civiele rechter. Van excessief declareren is de raad niet gebleken. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:16 Raad van Discipline Amsterdam 23-499/A/A

    Raadsbeslissing. Verweerder heeft een arrest van het Hof naast zich neergelegd en heeft gehandeld uit eigen gewin. Ondanks het ondubbelzinnige arrest van het Hof heeft verweerder vastgehouden aan de uitvoering van het vernietigde vonnis en de hiermee gepaard gaande executie van de woning, als ook aan de inning van de opbrengt hiervan op zijn rekeningen. Daarmee heeft verweerder laakbaar gehandeld. Verweerder heeft met zijn handelen het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Dat wordt hem door de raad zwaar aangerekend. Mede gelet ook op zijn tuchtrechtelijk verleden acht de raad een maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van zes weken passend en gebonden.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:18 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-839/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij in cassatie. Deel van de klacht is niet-ontvankelijk, omdat klager te laat over de handelwijze van verweerster heeft geklaagd. Voor het overige is de klacht kennelijk ongegrond. Verweerster heeft in haar stukken geen informatie verstrekt waarvan zij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen. Ook is geen sprake van onnodig grievende uitlatingen over klager.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:15 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-843/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de medeverdachte grotendeels kennelijk niet-ontvankelijk vanwege gebrek aan rechtstreeks belang. Klacht verder kennelijk ongegrond. Dat verweerder klager als getuige heeft laten oproepen is niet klachtwaardig.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:16 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-849/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over klachtenfunctionaris kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:17 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-816/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de kwaliteit van dienstverlening van de eigen advocaat in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:31 Hof van Discipline 's Gravenhage 220179

    Herstelbeslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:27 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5777

    Deels gegronde klacht tegen een gynaecoloog. Klagers zijn met een zwangerschapstermijn van 41 weken en 3 dagen doorverwezen naar het ziekenhuis in verband met een stuitligging. De ontsluiting volgt vlot, maar de uitdrijving verloopt zeer moeizaam. Daardoor loopt het zoontje hersenschade op en overlijdt na 6 dagen. De gynaecoloog heeft klagers voorafgaand aan de bevalling inlicht over de mogelijkheden, ofwel keizersnede ofwel vaginale bevalling. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de gynaecoloog onjuiste of onvolledige informatie heeft gegeven over de risico’s die samenhangen met de verschillende vormen van bevallen, dus geen sprake van bewust onjuist informeren. Het college kan klagers wel volgen in hun indruk dat het ziekenhuis/de gynaecoloog sturend is in de uiteindelijke keuze. De bedoelde sturing is niet zodanig dat de gynaecoloog een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het college is van oordeel dat de gynaecoloog de stuitbevalling niet onder deze omstandigheden (drukke zaterdag zonder tweede gynaecoloog, lang afwachten met actief inzetten van verschillende handgrepen, onvoldoende aandacht voor de CTG-registratie en classificatie) had moeten voortzetten en in ieder geval op enig moment had moeten overgaan op een keizersnede of op zijn minst had moeten overwegen. Er is bij het college twijfel over de regie tijdens de uitdrijving en de voortvarendheid, kwaliteit en doeltreffendheid van het handelen van de gynaecoloog. Niet is gebleken dat de gynaecoloog in de nagesprekken niet eerlijk is geweest. Het is de gynaecoloog ook niet te verwijten dat er geen melding bij de IGJ is gemaakt. Klacht deels gegrond, berisping.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:13 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-738/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Niet of onvoldoende gebleken is dat verweerder onder andere tegenstrijdige belangen heeft behartigd, onvoldoende onafhankelijk is of de aan hem toekomende vrijheid bij het behandelen van de zaak heeft overschreden. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:28 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5778

    Deels gegronde klacht tegen een verloskundige. Klagers zijn met een zwangerschapstermijn van 41 weken en 3 dagen doorverwezen naar het ziekenhuis in verband met een stuitligging. De ontsluiting volgt vlot maar de uitdrijving verloopt zeer moeizaam. Daardoor loopt het zoontje hersenschade op en overlijdt na 6 dagen. De verloskundige heeft met een termijn van 41 weken en 4 dagen een Foley catheter (ballon) geplaatst ter voorbereiding op de inleiding van de bevalling de volgende dag. De verloskundige is niet betrokken geweest bij de counseling en de gemaakte keuze voor een vaginale baring. Wel heeft zij dienst tijdens de bevalling van klaagster. De verloskundige heeft niet geconstateerd dat de CTG-waarde (minst genomen) niet optimaal was en evenmin dat het nadien verslechterde. Zij heeft hieraan onvoldoende aandacht gegeven en/of de CTG-waarde onjuist geïnterpreteerd. Zij had (uiterlijk) bij de overdracht aan de gynaecoloog de verslechtering van het CTG in de tijd actief moeten melden, maar zij heeft dat ten onrechte nagelaten. Zeker gelet op het verhoogde risico bij een stuitbevalling – temeer bij een eerste kind - had van haar verwacht mogen worden dat zij meer (pro)actief had opgetreden. Dit nalaten is haar tuchtrechtelijk te verwijten. Overige klachtonderdelen zijn ongegrond. Klacht deels gegrond, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:15 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-795/DB/LI

    Voorzittersbeslissing. Klacht te laat ingediend, niet-ontvankelijk

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:27 Hof van Discipline 's Gravenhage 220251

    Klacht tegen eigen advocaat. Wederzijds hoger beroep. Naar het oordeel van het hof kan niet worden vastgesteld dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn informatieplicht jegens klaagster. Verweerder heeft immers toegelicht op welke wijze door hem met een andere advocaat zou worden samengewerkt en op welke wijze de werkzaamheden zou worden gedeclareerd. Vernietiging beslissing raad in zoverre. Klachtonderdeel alsnog ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:14 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-820/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk ongegrond. Verweerster heeft zich voldoende ingespannen om een overleg in te plannen. Zij mocht verder uitgaan van de juistheid van de informatie die haar cliënte aanleverde.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2024:16 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-796/DB/LI

    Voorzittersbeslissing. Klacht te laat ingediend, niet-ontvankelijk

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:28 Hof van Discipline 's Gravenhage 220252

    Klacht vennootschap tegen eigen advocaat. Ontvankelijkheid klaagster. De klacht is bij de deken ingediend namens een op dat moment niet meer bestaande rechtspersoon. Dat betekent dat klaagster niet in haar klacht kan worden ontvangen. Het hof verklaart klaagster alsnog niet-ontvankelijk in haar klacht.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:24 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5237

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een gynaecoloog. Klaagster verwijt de gynaecoloog – kort gezegd – dat zij niet luisterde naar haar verzoek om een keizersnede en dat in de maanden na de bevalling niet is gezien dat er niet goed was gehecht. Het college ziet in het medisch dossier geen aanwijzingen dat klaagster eerder over een keizersnede heeft willen spreken. De gynaecoloog heeft tot de beslissing voor een vacuümextractie kunnen komen. Wat betreft de (totaal)ruptuur was er sprake van een moeizame wondgenezing. Van onzorgvuldig handelen door de gynaecoloog is niet gebleken. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:29 Hof van Discipline 's Gravenhage 220253

    Klacht tegen advocaat die als hulppersoon was ingeschakeld door een andere advocaat. Hoger beroep klaagster. Verkorte bekrachtiging beslissing raad.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:25 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5277

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een gynaecoloog. Klaagster is bevallen in het ziekenhuis waar de gynaecoloog werkt. De gynaecoloog zag klaagster die dag op twee momenten, voorafgaand aan de bevalling om kennis te maken en na de bevalling. Klaagster verwijt de gynaecoloog dat zij haar baby naakt en alleen heeft achtergelaten op een aankleedkussen. Het college oordeelt dat de gynaecoloog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De gynaecoloog verliet de kamer toen zij door klaagster werd verzocht om de kamer te verlaten. Volgens de gynaecoloog lag de baby op dat moment op het aankleedkussen onder een warmtelamp. Vervolgens namen twee andere collega’s vrijwel direct de verdere zorg van de baby over. Het college is met de gynaecoloog van oordeel dat de gynaecoloog, gezien de situatie en bejegening door klaagster, de kamer heeft kunnen verlaten.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:30 Hof van Discipline 's Gravenhage 220179

    Optreden tegen eigen cliënte. Verweerder heeft tegen zijn eigen zakelijke cliënte opgetreden, terwijl voor verweerder kenbaar was dat zij bezwaar had tegen zijn optreden. Het stond verweerder daarom niet vrij tegen haar op te treden. Door dat wel te doen heeft verweerder zich niet betamelijk gedragen als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Schending kernwaarden partijdigheid en vertrouwelijkheid. Bekrachtiging beslissing raad. Berisping. Proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:26 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5522

    Ongegronde klacht tegen een gynaecoloog. Bij klaagster is de baarmoeder operatief verwijderd. De ingreep begint als kijkoperatie, maar vanwege opgetreden bloeding bij de introductie van de trocar wordt het een open buikoperatie. De bloeding wordt gestopt en de ingreep is succesvol, maar kort na de operatie krijgt klaagster last van darmproblemen die in ernst toenemen en uiteindelijk leiden tot arbeidsongeschiktheid en het aanbrengen van een stoma. Klaagster vindt dat dit is veroorzaakt door een verkeerd uitgevoerde operatie door de gynaecoloog. Meer in het bijzonder verwijt ze de gynaecoloog dat, tegen afspraken in, de kijkbuis onjuist en op de verkeerde plek is aangebracht, waarna schade is ontstaan aan de aorta waardoor (uiteindelijk) de genoemde darmproblemen zijn veroorzaakt. Het college oordeelt dat de trocar niet onder de verkeerde hoek is geplaatst en niet op de verkeerde plaats is aangebracht. De keuze van plaats tot inbrengen is een keuze van de operateur, die gedurende een operatie en afhankelijk van de omstandigheden en bezwaarlijk (vooraf) met de patiënt kan overlegd worden. Het verwijt dat de gynaecoloog niet vooraf klaagster heeft geïnformeerd over het uitvoeren van de operatie samen met een AIOS in plaats van een andere gynaecoloog is ongegrond. Overige klachtonderdelen ook ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:26 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1843

    Klacht tegen verzekeringsarts. Klaagster heeft de verzekeringsarts bezocht voor een verzuimconsult, nadat zij ziek uit dienst was getreden bij haar voormalig werkgever. Klaagster verwijt de verzekeringsarts dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld jegens haar door medische bevindingen ten aanzien van klaagster in een rapport op te nemen zonder dit met klaagster te hebben besproken. Daarnaast heeft de verzekeringsarts volgens klaagster informatie in het rapport opgenomen die niet met haar voormalig werkgever behoorde te worden gedeeld. Klaagster vindt ook dat hij haar onvoldoende heeft begeleid en dat hij niet tot het oordeel had kunnen komen dat zij arbeidsgeschikt was. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:25 Hof van Discipline 's Gravenhage 230045D

    Dekenbezwaar. De raad heeft een groot deel van de bezwaren tegen verweerder gegrond verklaard en een schorsing opgelegd. De deken komt op tegen twee door de raad ongegrond verklaard bezwaren en verzoekt het hof een schrapping op te leggen. De raad is van oordeel dat de door de raad gegrond verklaard bezwaren al voldoende argumenten geven voor een schrapping, omdat daaruit blijkt dat verweerder structureel ondermaats presteert. De gegrond verklaarde klachten zijn zeer ernstig en tonen dat verweerder gedurende een langere periode de kernwaarden onafhankelijkheid, partijdigheid, deskundigheid en integriteit heeft geschonden. Het bezwaardossier toont naar het oordeel van het hof het beeld van een advocaat die ongeschikt is voor het vak. Verweerder heeft opdrachten van cliënten die hem als advocaat inschakelden stelselmatig niet (afdoende) bevestigd aan cliënten. Hij heeft geld gegeven aan een cliënte, met wie hij bovendien een te vriendschappelijke en flirterige en daarmee onprofessionele en ongepaste relatie had. Verweerder heeft in deze relatie zijn onafhankelijkheid uit het oog verloren en heeft zijn cliënte daarmee (financieel) nadeel toegebracht. Verweerder heeft voorts declaraties verrekend met derdengelden zonder schriftelijke toestemming van cliënten, hij heeft cliënten niet op de hoogte gehouden van belangrijke informatie en hij is tekortgeschoten in zijn zorgplicht jegens cliënten. Verder zijn de dossiers van verweerder incompleet en onoverzichtelijk, heeft hij de deken op verschillende momenten onjuist geïnformeerd, en heeft verweerder werkzaamheden laten uitvoeren door een niet-advocaat, zonder zijn cliënten hierover te informeren en zonder een geheimhoudingsbeding met deze persoon overeen te komen. Verweerder heeft ook structureel onvoldoende ook voor het belang om standpunten van zijn cliënten juridisch te (kunnen) onderbouwen. Met een en ander staat vast dat er veel is aan te merken op het functioneren en de praktijkvoering van verweerder en dat verweerder onvoldoende op de hoogte is van de regels die gelden voor een advocaat, althans deze regels niet naleeft, en zich bovendien niet bewust is van het belang van toepassing van deze regels.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:20 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1897

    Klacht tegen een verpleegkundig specialist. Klaagster heeft in een kinderziekenhuis een cardiale ablatie via de rechter lies ondergaan. Na de ablatie ontstond een hematoom in de rechter lies dat later geïnfecteerd is geraakt. In de maanden daarna is klaagster hiervoor meermalen in het ziekenhuis opgenomen geweest omdat de infectie bleef terugkeren. Op enig moment vond in het ziekenhuis een multidisciplinair overleg plaats waar werd gesproken over de situatie van klaagster. Er was sprake van een terugkerende infectie ondanks adequate wondbehandeling en tevens werden er orale verwekkers in de wond gevonden. Bij het behandelteam van klaagster, waar de verpleegkundig specialist onderdeel van was, bestond het vermoeden dat de wond gemanipuleerd werd door klaagster of door haar ouders en dat er mogelijk sprake was van pediatric condition falsification. Na overleg met Veilig Thuis heeft een aantal leden van het behandelteam van klaagster, waaronder de verpleegkundig specialist, een melding bij Veilig Thuis gedaan. Klaagster verwijt de verpleegkundig specialist onder meer dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het doen van de melding aan Veilig Thuis, dat zij obsessief in het medisch dossier van klaagster heeft gekeken en dat zij op een aantal momenten de gezondheidssituatie van klaagster verkeerd heeft ingeschat. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:1 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/733493 / DW RK 23/154

    Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarder, onder bedreiging van verhogingen, een bedrag vordert, waarbij enige onderbouwing ontbreekt. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:26 Hof van Discipline 's Gravenhage 220250

    Klacht tegen eigen advocaat. Hoger beroep klager. Verkorte bekrachtiging beslissing raad.