ECLI:NL:TGZRZWO:2024:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5367
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2024:9 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-02-2024 |
Datum publicatie: | 05-02-2024 |
Zaaknummer(s): | Z2023/5367 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een arts werkzaam bij het consultatiebureau ingediend door ouders. Klagers zijn niet tevreden met het consult van hun zoontje bij het consultatiebureau. Zij verwijten de arts onder meer dat zij nalatig en onprofessioneel heeft gehandeld, en zij een onterechte en onjuiste doorverwijzing naar de kinderarts en melding bij Veilig Thuis heeft gedaan. Na het consult heeft de arts tijdens een telefoongesprek met de ouders haar zorgen om het kind onnodig uitvergroot. Daardoor is een vertrouwensbreuk ontstaan tussen de arts en de ouders. De arts heeft na overleg een melding gedaan bij Veilig Thuis. Het college is van oordeel dat de arts vanwege de vertrouwensbreuk met de ouders had moeten beseffen dat zij niet meer de aangewezen persoon was om bij deze casus betrokken te blijven. Voorts dient de arts als professional zorgvuldigheid te betrachten bij de communicatie jegens ouders, omdat dit anders de vertrouwensrelatie kan schaden. Uit het dossier en ter zitting is gebleken dat er al langer reële, maar niet acute zorgen over het kind en zijn ontwikkeling (afbuigende groei) waren. Dat maakt dat er langer gewacht had kunnen worden in deze situatie. Door deze ruimte niet te benutten en de melding te doen, is de situatie verder geëscaleerd. Overigens overweegt het college dat de melding zelf niet onterecht was gelet op de zorgen. Het college merkt daarbij op dat sprake van een relatief onervaren arts en dat het enige tijd heeft geduurd voordat vervanging gevonden was. De arts ziet in dat zij is tekortgeschoten en heeft hieruit lering getrokken. Het college verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond en legt de arts een waarschuwing op. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
ZWOLLE
Beslissing van 2 februari 204 op de klacht van:
A, (verder te noemen: vader),
en
B, (verder te noemen: moeder),
beiden wonende te C,
klagers,
tegen
D,
arts,
(destijds) werkzaam in E,
verweerster, hierna ook: de arts,
bijgestaan door mr. A.G. Schouwink, werkzaam in Enschede.
1. Waar gaat de zaak over?
1.1 De klacht gaat over het consult van F, het zoontje van klagers, geboren in
januari 2022. Op 22 december 2022 heeft vader samen met F het consultatiebureau bezocht.
De bij het consult betrokken jeugdverpleegkundige had zorgen over de groei en ontwikkeling
van F. De arts heeft daarop meegekeken en zag aanleiding om F te verwijzen naar de
kinderfysiotherapeut. Maar na afloop van het consult en na overleg met een collega,
vond de arts dat F door de kinderarts beoordeeld zou moeten worden. De arts heeft
ouders op diezelfde dag nog telefonisch ingelicht over haar zorgen. In dat telefoongesprek
heeft de arts haar zorgen uitvergroot, waardoor bij ouders het beeld ontstond dat
F zo snel mogelijk naar de kinderarts moest en anders de kerstvakantie misschien niet
zou overleven.
Toen duidelijk werd dat er geen spoed was bij de doorverwijzing naar de kinderarts
wilden de ouders niet meer dat de arts betrokken zou zijn. Ook hebben de ouders op
23 december 2022 een klacht bij de GGD G ingediend. Ondanks de vertrouwensbreuk heeft
de arts op 19 januari 2023 weer contact met ouders gezocht en gemeld dat als ouders
niet zouden meewerken aan een verwijzing, zij melding zou gaan maken bij Veilig Thuis
vanwege (mogelijke) onthouding van zorg aan F. Toen de ouders aangaven geen gehoor
te gaan geven aan de verwijzing, heeft de arts een melding gemaakt. De ouders hebben
geen afschrift gehad van de Veilig Thuismelding. In de tussentijd zijn de ouders naar
de huisarts geweest en hebben zij een andere verwijzing gekregen naar de kinderarts.
Een bemiddelingsgesprek tussen partijen op 2 februari 2023 heeft nergens toe geleid.
De geschillencommissie Publieke Gezondheid heeft de klacht van de ouders op 25 oktober
2023 deels gegrond verklaard.
1.2. Klagers zijn niet tevreden over het consult van hun zoontje bij het consultatiebureau.
Zij verwijten de arts onder meer dat zij nalatig en onprofessioneel heeft gehandeld,
en zij een onterechte en onjuiste melding bij Veilig Thuis heeft gedaan.
1.3 Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is en de arts
tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college verklaart de klacht gedeeltelijk
gegrond en leg een waarschuwing op. Hierna licht het college dat toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 20 februari 2023;
- het verweerschrift met de bijlagen, ontvangen op 4 mei 2023;
- het proces-verbaal van het op 20 juni 2023 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- de brief van de arts van 11 juli 2023;
- de e-mail van klagers van 23 november 2023 met een aanvulling op de klacht en bijlagen 1 tot en met 19;
- de e-mail namensde arts van 27 november 2023, met bijlagen;
- de e-mail namens de arts van 4 december 2023, met de aankondiging om getuigen te horen;
- de e-mail namens de arts van 5 december 2023, met bijlage;
- de e-mail namens de arts van 11 december 2023, met bijlage (groeicurve);
- de e-mail van klagers van 11 december 2023, met bijlage.
2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 12 december 2023. Partijen zijn verschenen. De arts werd bijgestaan door haar gemachtigde. De partijen en de gemachtigde hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Zij hebben pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Op 7 september zag de arts F bij het consultatiebureau. Bij dit consult bleek dat de
gewichtsgroei tot onder de -2,5 SD was afgebogen, en dat hij “in de musculatuur wat
slap” was. Hij liep daarbij in het Van Wiechenschema niet achter. De arts wilde groei
en ontwikkeling vervolgen bij het volgende bezoek op de leeftijd van elf maanden.
3.2 Op 22 december is vader met F, het vijfde kindje van de ouders, op consult
geweest bij het consultatiebureau. F is tijdens dit elf maanden consult eerst gemeten en gewogen door de consulent-assistent. De jeugdverpleegkundige heeft vervolgens de arts verzocht om mee te kijken in verband met een mogelijke afwijkende ontwikkeling en haar algehele indruk van F. De arts heeft tijdens het consult onderzoek gedaan. In het verslag staat hierover genoteerd (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):
’’Nu en dan oogcontact maar dit voelt niet als wederkerig contact, maakt een afwezige/dromerige
indruk. (…)
Conclusie. (…) afbuigende gewichtscurve, schedelcurve en achterstand grove motoriek.’’
De jeugdverpleegkundige heeft op verzoek van de arts op 6 april 2023 nog de volgende
notitie achter de aantekening consult van 22 december 2022 toegevoegd (bijlage 1 verweerschrift):
’’F kwam met vader op het 11 maanden consult en werd onder de arm van vader getild.’’
3.3 Naar aanleiding van het onderzoek heeft de arts de ouders verwezen naar een
kinderfysiotherapeut. In het intercollegiale overleg die middag is de casus van Fbesproken met de stafarts Jeugdgezondheid. Daar kwam uit dat een verwijzing naar een kinderarts gelet op de achterblijvende groei samen met de motorische ontwikkeling en de mild gele huid van F toch passender was. De arts overlegde tevens met de kinderarts van dienst van het nabijgelegen ziekenhuis, die aangaf dat er bij verwijzing op korte termijn tijd was om Fte zien. Diezelfde dag heeft de arts in een telefoongesprek met moeder haar bevindingen en advies om toch te verwijzen naar de kinderarts gedeeld. Daarin heeft de arts haar zorgen uitvergroot. Uit de woorden van de arts hebben de ouders opgemaakt dat er iets ernstigs met F aan de hand zou zijn. Bij het maken van de afspraak bleek dat, op basis van de verwijzing, geen aanleiding werd gezien voor een acute afspraak.
3.4 Op 23 december 2022 hebben de ouders zich tot de teamleider van de arts
gewend en een klacht bij de betreffende GGD ingediend. Daarnaast wilden de ouders de arts wegens de opgelopen vertrouwensbreuk niet meer als behandelend arts hebben. Op verzoek van en via de teamleider heeft de arts op 24 december 2022 een e-mail met nadere uitleg aan de ouders verzonden. Op 2 januari 2023 heeft de arts contact opgenomen met de ouders om excuses te maken voor het uitvergroten van haar zorgen op 22 december 2022. De ouders hebben, na kennisname van de reden van verwijzing waar zij het inhoudelijk niet mee eens waren, aangegeven de afspraak bij de kinderarts af te gaan zeggen. In de verwijsbrief staat onder andere een ‘afbuigende lengtegroei’ in plaats van ‘gewichtsgroei’ vermeld.
3.5 Op 5 januari 2023 heeft de arts desgevraagd haar excuses ook schriftelijk
aangeboden. De casus is op 12 januari 2023 opnieuw besproken binnen het team van de
arts en er was een collega arts gevonden die het dossier zou gaan overnemen. Deze
was echter nog enige tijd met vakantie. De aandachtsfunctionaris kindermishandeling
werd betrokken in verband met de voorgenomen afzegging van de afspraak bij de kinderarts
door de ouders. Daaruit kwam het advies naar voren om met Veilig Thuis te overleggen
of een melding vanwege onthouding van zorg noodzakelijk was.
3.6. Op 19 januari 2023 heeft de arts telefonisch contact opgenomen met de ouders
om de zorgen over F en de afspraak bij de kinderarts te bespreken. De arts heeft de
ouders uitgelegd dat zij zich genoodzaakt voelde om melding te maken bij Veilig Thuis.
Hierna heeft de arts de melding ingediend bij Veilig Thuis en haar team daarvan op
de hoogte gebracht. Inmiddels hebben de ouders met F de huisarts bezocht en een nieuwe
verwijzing ontvangen. De ouders hebben de arts en het consultatiebureau daar niet
van op de hoogte gebracht.
3.7 Er hebben bemiddelingsgesprekken met de vader plaatsgevonden op 2 en 9 februari
2023. De ouders wilden dat de melding bij Veilig Thuis zou worden ingetrokken, maar dat bleek uiteindelijk ingewikkeld en bovendien wilde de arts bij nader inzien haar medewerking daar niet aan verlenen. De klachtencommissie van de GGD G heeft de klacht van de ouders op 21 maart 2023, voor zover deze ziet op de ongepaste communicatie, gegrond verklaard en voor het overige ongegrond. Bij uitspraak van 25 oktober 2023 heeft de geschillencommissie Publieke Gezondheid de klacht deels gegrond verklaard en geconcludeerd dat de arts onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij het verrichten van de melding bij Veilig Thuis. Het verzoek om schadevergoeding is door de geschillencommissie afgewezen.
4. De klacht en de reactie van de arts
4.1 Klagers verwijten de arts dat zij:
- zich onprofessioneel heeft gedragen, door op een ongepaste en dreigende manier te communiceren met ouders;
- heeft nagelaten om Van Wiechen Onderwikkelingsonderzoek/lichamelijk onderzoek uit te voeren en metingen te controleren, maar wel beweert dit te hebben gedaan en te presenteren als (correcte) feiten;
- een onjuiste, onvolledige en onterechte doorverwijzing naar de kinderarts heeft gedaan;
- ten onrechte een melding heeft gedaan bij Veilig Thuis en zij de ouders niet heeft ingelicht over deze melding.
4.2 De arts heeft het college verzocht de klagers niet-ontvankelijk te verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk gaat beoordelen, heeft de arts het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
5.1 Het college stelt voorop dat de zaak veel impact heeft gehad op klagers. Het
gebeurde heeft ook de arts erg aangegrepen. Desondanks moet het college in deze procedure
op zakelijke wijze beoordelen of de arts een tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden.
Zijn klagers ontvankelijk?
5.2 Het college overweegt ten aanzien van de ontvankelijkheid dat klagers ontvankelijk zijn in hun klacht, nu tijdens de zitting naar voren is gekomen dat de klachtonderdelen, zoals bij de indiening van de klacht op 20 februari 2023 geformuleerd, worden gehandhaafd. Dat betekent dat de aanvulling die de klagers hebben ingediend geen wijziging van de klacht met zich mee brengt.
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.3 De vraag is of de arts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden.
De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende arts. Bij de beoordeling
wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere
professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is
niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt
dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.
Klachtonderdeel a) onprofessioneel gedrag
5.4 Partijen zijn het erover eens dat het telefoongesprek op 22 december 2022 op een
onprettige wijze is verlopen. Het is voor te stellen dat de opmerking van de arts,
met de strekking dat er mogelijk iets ergs met F kon gebeuren in de kerstvakantie
en hij zo snel mogelijk gezien moest worden door de kinderarts, hard is binnengekomen
bij de ouders. De arts heeft met het uitvergroten van de zorgen om F onnodig veel
stress veroorzaakt en angst bij de ouders ingeboezemd. Op verschillende momenten,
zowel mondeling als schriftelijk, heeft de arts haar excuses hiervoor aangeboden.
Dat neemt niet weg dat het college van oordeel dat de arts - als professionele hulpverlener
- ervoor verantwoordelijk is dat een telefoongesprek over een consult correcte informatie
wordt gegeven en op een acceptabele wijze verloopt. Dit klachtonderdeel is gegrond.
Klachtonderdeel b) nalaten onderzoek te doen en metingen te controleren
5.5 De ouders stellen dat de arts geen lichamelijk onderzoek heeft gedaan bij F
en de bevindingen/metingen van de jeugdverpleegkundige niet heeft gecontroleerd. De
arts weerspreekt dat zij heeft nagelaten om onderzoek te doen en haar bevindingen
als feiten heeft genoteerd. Het college gaat niet mee in het standpunt van de ouders.
De arts mocht af gaan op de gedane onderzoeken en metingen van de jeugdverpleegkundige.
Er is een taakverdeling met afspraken over herbeoordeling. Uit het dossier blijkt
dat de jeugdverpleegkundige een Van Wiechen Ontwikkelingsonderzoek heeft gedaan, waar
de arts is bijgevraagd wegens afwijkende bevindingen. Welk onderzoek de arts vervolgens
precies heeft uitgevoerd kan het college niet vaststellen. In de rapportage van het
consult heeft de arts wel beschreven wat haar bevindingen waren op basis van observaties
en waarom zij dat zorgelijk vond. Uit het bij het dossier gevoegde stroomschema met
betrekking tot de schedelomtrek volgt dat de arts de meting over had moeten doen aangezien
er sprake was van een afbuiging. Dat heeft de arts hier niet gedaan. Zij heeft naar
het algemene beeld en de zorgelijke signalen (gewichtsafbuiging, afwachtend/dromerig,
achterstand in motoriek) in onderlinge samenhang gekeken. Wel beschrijft zij in het
dossier dat de fontanel open is en de schedelnaden niet palpabel zijn. Het college
is van oordeel dat het beter zou zijn geweest als de arts zelf nog een algemeen onderzoek
had gedaan, zodat duidelijk was dat de standaard metingen en lichamelijk onderzoek
(op de correcte wijze) waren uitgevoerd. Dat zij dit niet heeft gedaan is echter niet
tuchtrechtelijk verwijtbaar. Bovendien kan de arts ook zonder het doen van lichamelijk
onderzoek naar een kinderarts doorverwijzen. Dit klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel c) onjuiste, onvolledige en onterechte doorverwijzing
5.6 Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel kan het college de arts volgen,
in die zin dat een verwijzing naar de kinderarts nodig was en deze verwijzing inhoudelijk
gezien voldoende onderbouwd is. Het college is van oordeel dat de arts F terecht heeft
doorverwezen. Dat er in de verwijsbrief naar de kinderarts weliswaar een kennelijke
verschrijving zit is ongelukkig, maar maakt dit oordeel niet anders. Het was de ouders
duidelijk dat er ’afbuigende gewichtsgroei’ had moeten staan en het is aannemelijk
dat de kinderarts dit ook zou hebben gezien gelet op de bij de verwijzing bijgevoegde
groeicurves. Deze verschrijving is niet dusdanig verwijtbaar dat dit tot gegrondverklaring
van dit klachtonderdeel moet leiden.
Klachtonderdeel d) onterechte melding Veilig Thuis
5.7 De professionele norm voor het handelen van verweerster wordt op dit punt ingevuld
door de destijds geldende KNMG-meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld 2018
(hierna: ‘de meldcode’). De arts heeft een melding gedaan bij Veilig Thuis in verband
met een mogelijk structureel onveilige situatie rondom F. Volgens klagers is bij deze
melding de meldcode niet gevolgd en heeft deze melding een onnodig grote impact op
het gezin gehad. Het college is van oordeel dat stap 3 uit de meldcode, het gesprek
met de cliënt(en), wel is doorlopen maar niet door de aangewezen persoon is uitgevoerd.
De arts heeft namelijk in het telefoongesprek van 19 januari 2023 een vooraankondiging
gedaan dat zij zich genoodzaakt voelde om een melding te gaan maken. De ouders waren
dus in kennis gesteld van het voornemen van de arts. Dat is volgens de meldcode voldoende,
een kopie van de daadwerkelijk ingediende melding hoeft niet verstrekt te worden.
Het verwijt dat ziet op het niet inlichten van de ouders en het niet (direct) verstrekken
van een kopie van de melding is dan ook ongegrond.
5.8 Verder overweegt het college dat de melding zelf niet onterecht was, gelet op
de zorgen die er op dat moment waren. Echter, is het college van oordeel dat de arts
in dit geval niet de aanwezen persoon was om de melding te doen en dat zij daarmee
onzorgvuldig heeft gehandeld. Niet ter discussie staat dat er na het consult op 22
december 2022 een communicatieprobleem en een vertrouwensbreuk tussen de ouders en
de arts was. Op 23 december 2022 hebben de ouders een klacht tegen de GGD G ingediend
en kenbaar gemaakt dat zij de arts niet meer als behandelend arts van F wilden hebben.
De ouders hadden ook aangegeven dat een doorverwijzing naar de kinderarts voor hen
gevoelig lag en een moeilijke beslissing was gelet op hun ervaring in het verleden.
5.9 De arts had eind december 2022 de mogelijke alternatieven, zoals een tweede consult
of gesprek, moeten overwegen en onderzoeken. De alternatieven die er waren kon de
arts zelf niet meer uitvoeren vanwege de vertrouwensbreuk. Zij had moeten beseffen
dat zij op dat moment niet meer de aangewezen persoon was om de melding bij Veilig
Thuis te doen. De arts heeft erg haar best gedaan om de communicatie op gang te brengen,
maar dat is niet gelukt. Zij kon het communicatieprobleem niet oplossen, want het
was duidelijk dat de ouders niet meer met de arts wilden spreken. Dat neemt niet weg
dat er andere mogelijkheden waren. Op 12 januari 2023 was er een opvolger aangewezen
en de arts had ook een supervisor waar zij op terug kon vallen. Zij hadden nog kunnen
proberen om opnieuw het gesprek met de ouders aan te gaan. Op die manier had de continuïteit
van de zorg aan F ook gewaarborgd kunnen worden, zonder dat de arts daarbij betrokken
zou zijn. De arts heeft niet genoeg tijd genomen om de alternatieve mogelijkheden
te bekijken in de tussentijd dat de opvolger met vakantie was, terwijl die ruimte
er wel was.
5.10 Een vermoeden van structurele onveiligheid door onthouden van medische zorg bij
failure to thrive was de reden om een melding te doen. De arts heeft volgens de KNMG-meldcode
advies gevraagd aan collega’s en (anoniem) aan een vertrouwensarts van Veilig Thuis,
die haar heeft geadviseerd een melding te doen, en is er een afweging gemaakt. In
dat opzicht was de melding op zichzelf gerechtvaardigd en niet onterecht. Uit het
dossier en ter zitting is gebleken dat er al langer reële, maar niet acute zorgen
over F en zijn ontwikkeling (afbuigende groei) waren. Dat maakt dat er langer gewacht
had kunnen worden in deze situatie. Er was namelijk geen haast bij geboden. Door deze
ruimte niet te benutten en de melding te doen, is de situatie verder geëscaleerd.
De arts heeft onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de ouders. Het college
is van oordeel dat dit de arts tuchtrechtelijk aangerekend kan worden. Dit klachtonderdeel
is deels gegrond.
Slotsom
5.11 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klachtonderdelen a en d (gedeeltelijk)
gegrond zijn en de andere klachtonderdelen ongegrond.
Maatregel
5.12 Nu de klacht deels gegrond is moet beoordeeld worden of een maatregel passend
is, en zo ja, welke maatregel dat moet zijn. Het college acht het opleggen van de
maatregel van een waarschuwing passend en geboden. Er is sprake van gegrondverklaring
van twee klachtonderdelen die zien op verschillende momenten. Dit zou wellicht tot
een zwaardere maatregel kunnen leiden, maar het college ziet redenen daarvan af te
zien. De arts heeft de melding gedaan vanuit zorg voor F. Hoewel het te prijzen valt
dat zij zich verantwoordelijk heeft gevoeld voor deze casus, had de arts vanwege de
vertrouwensbreuk moeten beseffen dat zij niet meer de aangewezen persoon was om bij
de casus van F betrokken te blijven. Het college merkt daarbij op dat sprake van een
relatief onervaren arts en dat het enige tijd heeft geduurd voordat vervanging gevonden
was. Verder dient de arts als professional zorgvuldigheid te betrachten bij de communicatie
jegens ouders, omdat dit anders de vertrouwensrelatie kan schaden. Zij ziet in dat
zij daarin is tekortgeschoten en heeft hieruit lering getrokken door middel van intervisie
en een reflectiegesprek met collega’s. Ook heeft de arts de ouders meerdere malen
telefonisch en schriftelijk haar excuus aangeboden.
Publicatie
5.13 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. Dit algemeen
belang is erin gelegen dat andere artsen en zorginstellingen mogelijk iets van deze
zaak kunnen leren. De publicatie zal plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere
tot personen of instanties herleidbare gegevens.
6. De beslissing
Het college:
- verklaartklachtonderdeel a en d (gedeeltelijk) gegrond;
- legt aan de arts de maatregel op van een waarschuwing;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding
van namen of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden
bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht,
Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact.
Deze beslissing is gegeven door J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist, M.H. van de Merwe, A.A.M. Leebeek-Groenewegen, en R.J. Wolters, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.C. Sijtsema, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2024.
secretaris
voorzitter
Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
- Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.
Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.
- Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
- Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.
U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg,
maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg
te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u
is verstuurd.
Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.