ECLI:NL:TADRSGR:2024:14 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-820/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2024:14
Datum uitspraak: 24-01-2024
Datum publicatie: 30-01-2024
Zaaknummer(s): 23-820/DH/DH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht kennelijk ongegrond. Verweerster heeft zich voldoende ingespannen om een overleg in te plannen. Zij mocht verder uitgaan van de juistheid van de informatie die haar cliënte aanleverde.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 24 januari 2024 in de zaak 23-820/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster
gemachtigde: mr. C.J.R. van Binsbergen

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 22 november 2023 met kenmerk K069 2023 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 3 tot en met 8 (inhoudelijk) en 1 tot en met 11 (procedureel). 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klager en zijn ex-partner zijn in een echtscheidingsprocedure beland. Verweerster heeft de (ex-)partner in deze procedure bijgestaan. Klager is bijgestaan door een zaakwaarnemer en (nadien ook door) een advocaat.
1.2    Verweerster heeft op 14 maart 2022 een driegesprek gevoerd met klager en zijn ex partner.
1.3    Op 8 juli 2022 heeft verweerster namens de ex-partner middels een F1-formulier een verzoek tot echtscheiding ingediend. De rechtbank heeft op 11 juli 2022 bericht het verzoekschrift in behandeling te nemen. Diezelfde dag is het verzoekschrift door de deurwaarder betekend aan klager.
1.4    Op 15 juli 2022 heeft verweerster een bespreking gehouden met de ex-partner, klager en zijn zaakwaarnemer.
1.5    Op 8 augustus 2022 heeft de financieel adviseur van de ex-partner belastingaangifte inkomstenbelasting over 2021 gedaan en melding gemaakt van niet eerder aangegeven YouTube-inkomsten. Verweerster heeft op 12 augustus 2022 aan klager medegedeeld dat de financieel adviseur de naheffingsaanslag berekent op € 57.065,-. 
1.6    Op 12 augustus 2022 heeft verweerster aan de zaakwaarnemer onder meer geschreven:
“Namens [de ex-partner] is inmiddels ook de aangifte IB over 2021 ingediend en is melding gemaakt van de YouTube inkomsten bij de Belastingdienst. Bijgaand tref je de aangifte over 2021 aan. (…) De navorderingsaanslag over de YouTube inkomsten van [de ex-partner] is door [de financieel adviseur] berekend op € 57.065,00.”
1.7    Op 2 september 2022 heeft verweerster aan de zaakwaarnemer onder meer geschreven:
“In deze fase van het overleg ziet [de ex-partner] geen meerwaarde in een tweede vierbespreking. Van belang blijft nog steeds dat alle financiële gegevens op tafel komen. (…) Wanneer de laatste gegevens bekend zijn, zoals verwoord in mijn e-mail van 29 augustus jl., en de reactie op de alimentatieberekeningen is ontvangen, zal ik met [de ex-partner] bespreken hoe nu verder.
Tot slot bericht ik vast namens [de ex-partner] dat zij niet zal instemmen met een tweede uitstel van de verweertermijn. [De ex-partner] hecht eraan dat het tempo in de procedure blijft, gelet op de lange doortooptijd daarvan en voor het geval er geen overeenstemming bereikt gaat worden. Dit laat onverlet dat zij nog steeds streeft naar een onderlinge regeling. Helpend daarbij is wanneer een juridisch onderbouwt verweerschrift namens [klager] is ingediend. Dan zijn de juridische standpunten helder.”
1.8    Op 7 september 2022 heeft verweerster aan de zaakwaarnemer onder andere geschreven:
“Wat ik [de ex-partner] wel of niet adviseer, is aan mij. Hoe zij de procedure verder wil doorlopen, is aan haar.”
1.9    Op 16 september 2022 heeft de zaakwaarnemer aan verweerster geschreven:
“Wij zijn inmiddels alweer een week verder, ik loop al de gehele week met een slecht gevoel rond. Ik wil over deze issues heen stappen en vraag je ter principale of jullie bereid zijn komende week wél met ons rond de tafel te zitten. Naar [klager] van [de ex-partner] heeft begrepen dient eerst het verweerschrift op tafel te liggen alvorens te gaan zitten, welnu dit gebeurt vandaag dacht ik.
Dus wil je zo vriendelijk zijn mij vanmiddag te berichten of jullie onder deze conditie wel rond de tafel te zitten om wellicht tot een schikking te komen. Mijn inziens is onderliggend dossier eentje van onnodig de rechtbank belasten, maar dat ben ik uiteraard.”
1.10    Op 20 september 2022 heeft de zaakwaarnemer een kantoorgenoot van verweerster aangeschreven, onder meer als volgt:
“Dank nogmaals voor uw luisterend oor, laat ik onderstrepen dat het voor mij zeer ongebruikelijk is iemand te passeren, echter ik kon helaas nu niet anders. (…) Hopelijk deelt u mijn mening zoals beschreven in beide mails en vinden wij een weg om deze ‘impasse’ te doorbreken. Zoals gezegd zou mijn client het fijn vinden dat mocht er een 2e gesprek komen, er een extra kantoorgenoot bij dit gesprek aanzit, puur om herhaling van zetten te voorkomen. Client en ik hopen dat u e.e.a. kunt betekenen zodat onderliggend dossier op korte/ middellange termijn met goed gevolg afgehandeld kan worden.”
1.11    Op 21 september 2022 heeft verweerster aan de zaakwaarnemer onder meer geschreven:
“Het verweerschrift is maandag ontvangen. Het is een misvatting dat de indiening van het verweerschrift voorwaarde voor een tweede vierbespreking was. Ik verwijs naar mijn e-mail van 5 september en 12 september jl. Pas wanneer het totale financiële plaatje inzichtelijk is, kan in de visie van [de ex-partner] een voorstel worden gedaan of kan er door haar worden nagedacht over een voorstel dat [klager] doet. De contouren van het voorstel tot verdeling van [klager] zijn helder. Voor de precieze invulling van dat voorstel ontbreekt informatie.
Graag ontvangt [de ex-partner] een reactie op de voorgestelde taxateurs. De reactie van [klager] op de alimentatieberekening is terug te lezen in het verweerschrift. Wanneer dan nog de belastingaangifte in Italië wordt gedeeld, zijn de gegevens nagenoeg compleet en kan de bespreking worden ingepland. Staan er tijdens die bespreking, naast het overbrengen van het voorstel van [klager], nog andere punten op de agenda? Wij hebben graag de agenda vooraf bekend ter voorbereiding.
Tot slot het verzoek om geen kantoorgenoten meer te benaderen als ik niet omgaand reageer op jouw berichten.”
1.12    Op 22 september 2022 heeft de kantoorgenoot van verweerster op het bericht van de zaakwaarnemer gereageerd, waarin hij schrijft:
“lk heb vanmiddag gesproken met [verweerster]. lk heb ook kennisgenomen van haar e mail aan u van 7 september 2022. [Verweerster] handelt mijns inziens professioneel en verantwoord. Toegespitst op uw aandringen op een tweede gesprek lijkt het mij van belang u te wijzen op wat zij u schreef in de aangehaalde e-mail: 'Wat ik [de ex-partner] wel of niet adviseer, is aan mij. Hoe zij de procedure verder wit doorlopen, is aan haar.' Uiteraard mag u ervan uitgaan dat suggesties (voor een tweede gesprek) worden beoordeeld tegen achtergrond van het cliëntbelang dat mijn collega behartigt. Dat die beslissing anders uitvalt dan u hoopt, betekent uiteraard niet dat er geen goede grond is voor de weigering van het verzoek. U begrijpt dat ik geen enkele aanleiding zie voor een interventie. lk hoop dat de hulp en inzet van beide advocaten en u kan bijdragen aan een vlotte regeling van de kwestie tussen de echtgenoten.”
1.13    De zaakwaarnemer en verweerster hebben nadien vanaf 26 september 2022 diverse berichten gewisseld om een bespreking in te plannen. Op 3 oktober 2022 is een afspraak gemaakt voor een overleg op 12 oktober 2022. Klager heeft het gesprek moeten afzeggen vanwege zijn werkrooster. De afspraak is verplaatst naar 19 oktober 2022, waarop verweerster en de ex-partner, en klager met zijn zaakwaarnemer een digitaal overleg hebben gevoerd.
1.14    Op 18 januari 2023 heeft verweerster aan de advocaat van klager een voorstel gedaan ten aanzien van nog resterende geschilpunten in de lopende bodemprocedure. Verweerster heeft daar onder meer in opgenomen:
“In geschil is de hoogte van de behoefte van cliënte en de draagkrachtruimte van uw cliënt. De verschillende versies ten aanzien van die punten zijn uitvoerig uiteengezet in de gewisselde processtukken.
Om te komen tot overeenstemming op dit punt, heb ik een alimentatieberekening opgesteld op basis van fictieve inkomens. De achterliggende gedachte daarbij is dat cliënten bieden een wisselend inkomen hebben en voorkomen dient te worden dat in de toekomst opnieuw geprocedeerd moet worden bij een (kleine) wijziging van inkomen. Door voor beiden te rekenen met een redelijk inkomen, wordt dat hopelijk ondervangen. Dit inkomen is zowel in het kader van de behoeftebepaling als in de draagkrachtberekening gehanteerd.
(…) Aan de zijde van cliënte is gerekend met een inkomen van € 85.000,00 bruto per jaar (geanticipeerd op een mogelijke functieverhoging dan wel nevenfunctie). (…)
Cliënte heeft overeenstemming met de belastingdienst bereikt met betrekking tot de hoogte van de te betalen inkomstenbelasting over de YouTube inkomsten. Cliënte zal een aanslag over de jaren 2017 tot en met 2020 ontvangen. De jaren 2014 tot en met 2016 worden buiten beschouwing gelaten door de inspecteur. Verder is door de inspecteur geen boete opgelegd en wordt er geen rente berekend. (…) In totaal zal er dus, naar alle waarschijnlijkheid, een bedrag van € 63.616,00 betaald moeten worden over de YouTube inkomsten tot en met 2020. (…) Mocht er over de jaren 2017 nog een aanslag worden ontvangen, dan dienen cliënten die ook bij helfte te betalen. […]”
1.15    Op 6 februari 2023 heeft de ex-partner van haar werkgever bericht ontvangen dat zij per 16 januari 2023 is benoemd in een nevenfunctie.
1.16    Op 13 februari 2023 heeft verweerster namens haar cliënte aanvullende producties ingediend, waaronder financiële gegevens zoals inkomsten uit YouTube en een draagkrachtberekening van € 110.000,-.
1.17    Op 23 februari 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Tijdens deze zitting zijn klager en zijn (ex-)partner tot een schikking gekomen.
1.18    Op 1 maart 2023 heeft de advocaat van klager een conceptvaststellingsovereenkomst toegezonden aan verweerster. Verweerster heeft diezelfde dag haar aanpassingen met ‘track changes’ retour gezonden. Op 3 maart 2023 heeft de advocaat van klager een concept met ‘track changes’ verzonden aan verweerster. Op 8 maart 2023 hebben de advocaten het concept met elkaar telefonisch besproken. Op 9 maart 2023 heeft de advocaat van klager een aangepast concept toegezonden aan de hand van wat telefonisch is besproken. Verweerster heeft diezelfde dag haar aanpassingen met ‘track changes’ teruggestuurd. Op 10 maart 2023 heeft de advocaat van klager een aangepaste vaststellingsovereenkomst aan verweerster verzonden. Verweerster heeft diezelfde dag om 11:13 uur aangegeven dat de door haar verzochte wijzigingen niet zijn verwerkt, onder toezending van de door haar gewenste versie. 
1.19    De advocaat van klager heeft op diezelfde dag gereageerd, onder meer als volgt: 
“Ik heb even uw begeleidende mail en wijzigingen naast elkaar gelegd en het blijkt dat u meer wijzigingen in de vaststellingsovereenkomst heeft aangebracht, dan zijn besproken. Voorts zijn die wijzigingen niet tijdens de mondelinge behandeling onderdeel gemaakt van de schikking, waarmee partijen akkoord zijn gegaan. Dit is voor cliënt onacceptabel.”
1.20    Verweerster heeft daarop diezelfde dag om 13:00 uur geantwoord, onder meer als volgt::
“Vooropgesteld bespraken wij telefonisch dat wij namens onze cliënten geen toezeggingen konden doen over de aanpassingen van het concept van de overeenkomst. Wij bespraken de opties om de artikelen zo aan te passen dat deze voor beiden acceptabel zouden zijn.
Wij bespraken ook dat een groot deel van de vaststellingsovereenkomst niet overeen is gekomen tijdens de mondelinge behandeling. Dat geldt niet alleen ten aanzien van de door cliënte voorgestelde wijzigingen. Ook u heeft tekst toegevoegd aan het concept na ons telefoongesprek. Dat is geen probleem, het betreft immers een concept versie waaraan partijen niet gebonden zijn.”
1.21    Op 15 maart 2023 heeft verweerster aan de advocaat van klager onder meer geschreven:
“Telefonisch hebben wij per artikel de geschilpunten uit de vaststellingsovereenkomst doorgesproken en besproken wat, in onze visie, een passende oplossing zou kunnen zijn. Daarbij hebben wij beiden het voorbehoud gemaakt dat wij deze opties nog met onze cliënten zouden moeten bespreken. lk betwist dan ook dat de ideeën in dat kader enkel van mijn kant zijn gekomen. Bovendien is dat ook niet van belang, nu u noch uw cliënt ergens aan wordt gehouden in dat kader. (…)
Het document dat ik u bij mijn e-mail van 10 maart 2023 13.00 uur zond (genaamd vso-definitief.docx) bevat geen nieuwe bepalingen. In dit document heb ik enkel de in mijn e mail van 11:13 uur opgenomen wijzigingen doorgevoerd. Wel zijn er in tekstueel opzicht enkele wijzigingen aangebracht. Dit enkel om het document beter leesbaar te maken c.q. te verduidelijken. inhoudelijk is er echter niets gewijzigd. De stelling van uw cliënt dat ik laakbaar en onacceptabel heb gehandeld, verwerp ik dan ook. U kunt dat beiden nalezen.”
1.22    Op 8 mei 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende. 
a)    Verweerster heeft klager genegeerd in de (ruime) periode dat klager tot een schikking wilde komen, door maar 25% van de tijd beschikbaar te zijn. Klager heeft uiteindelijk een afspraak geforceerd via een partner van verweersters kantoor.
b)    Verweerster heeft meegewerkt aan het verzwijgen van belastinginkomsten van haar cliënte en heeft onjuist gezegd dat er al belastingaangifte was gedaan.
c)    Verweerster heeft onjuiste informatie verstrekt over de datum van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding.
d)    Verweerster heeft in een eindvoorstel van 18 januari 2023 willens en wetens een substantieel lager bedrag aan jaarinkomsten van haar cliënte gehanteerd dan tijdens de zitting van 23 februari 2023.
e)    Verweerster heeft in een conceptvaststellingsovereenkomst, zonder overleg en zonder dit aan te geven, wijzigingen doorgevoerd en/of daarin meer wijzigingen doorgevoerd dan is afgesproken.

3    VERWEER
3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
Toetsingskader 
4.1    De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal de klacht met inachtneming van de hierboven genoemde maatstaf beoordelen. 
Klachtonderdeel a): bereikbaarheid verweerster
4.2    Het eerste klachtonderdeel gaat over de bereikbaarheid van verweerster. Anders dan klager betoogt, ziet de voorzitter niet in dat verweerster klager heeft genegeerd en niet bereikbaar voor hem was. Verweerster heeft in september 2022 diverse malen nadrukkelijk aangegeven dat zij en haar cliënte geen reden zagen tot het houden van een ‘viergesprek’ zolang de financiële gegevens niet helder waren. Dat klager wel in gesprek wilde gaan om tot een schikking te komen, maakt niet dat verweerster ook daartoe gehouden was. Zij stond immers de wederpartij van klager bij en behartigde haar belangen. Eind september en begin oktober 2022 heeft verweerster kennelijk wel aanleiding gezien om in overleg te treden met klager en zijn zaakwaarnemer. Op basis van de stukken kan de voorzitter niet vaststellen dat verweerster niet bereikbaar was voor klager en zijn zaakwaarnemer. Verweerster heel veel gecorrespondeerd over het inplannen van een gesprek. Dat die afspraak niet snel tot stand is gekomen, is blijkens het dossier vooral te wijten aan de onregelmatige werkroosters van zowel klager als de cliënte van verweerster. Dat verweerster niet ieder moment beschikbaar was waarop het voor klager en zijn zaakwaarnemer wel mogelijk was om overleg te voeren, is evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar. Evenmin ziet de voorzitter geen aanleiding om te concluderen dat verweerster de zaak heeft proberen te traineren door onbereikbaar te zijn. Uit de stukken volgt dat verweerster zich heeft ingespannen om een datum te plannen voor een overleg. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b): belastinginkomsten
4.3    Het tweede klachtonderdeel richt zich op de inkomsten die de ex-partner via YouTube heeft verdiend, waarover geen belasting is betaald. Verweerster wordt door klager verweten dat zij heeft meegewerkt aan het verzwijgen van de inkomsten of onjuist heeft gezegd dat de belastingaangifte al zou zijn gedaan. De voorzitter volgt dat niet. Vaststaat dat niet verweerster, maar een financieel adviseur de ex-partner heeft bijgestaan bij het doen van de aangifte inkomstenbelasting. Deze financieel adviseur heeft berekeningen van de verwachte naheffing gemaakt en heeft kennelijk de ex-partner bijgestaan in de contacten met de Belastingdienst. Verweerster mag in beginsel uitgaan van de juistheid van de informatie die zij daarover van haar cliënte krijgt. Niet betwist is dat verweerster de naheffingsaanslagen over de jaren 2017 tot en met 2020 aan klager heeft verstrekt. Dat zij vervolgens bij de rechter desgevraagd heeft aangegeven dat zij geen bewijsstuk heeft dat er geen naheffingsaanslagen over 2014 tot en met 2016 waren opgelegd, maar dat de financieel adviseur wel melding van de YouTube-inkomsten bij de Belastingdienst heeft gemaakt, biedt de voorzitter ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat zij informatie heeft verstrekt waarvan zij wist of had moeten weten dat deze onjuist was. Het vergaande verwijt dat verweerster meewerkt aan belastingontduiking en dat zij de rechter onjuist heeft geïnformeerd, is onvoldoende onderbouwd en wordt niet ondersteund door de inhoud van het dossier. Klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel c): indiening van het verzoek tot echtscheiding
4.4    Verweerster heeft verklaard dat zij het verzoekschrift tot echtscheiding op 8 juli 2020 heeft ingediend bij de rechtbank. Dat volgt ook zo uit het door haar overgelegde F1-formulier. Dat het verzoekschrift pas op 11 juli 2020 aan klager is betekend door de deurwaarder, doet niet af aan de feitelijke datum van indiening. Klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d): jaarinkomsten ex-partner
4.5    Klager verwijt verweerster vervolgens dat zij in het eindvoorstel van 18 januari 2023 willens en wetens een substantieel lager bedrag aan jaarinkomsten van haar cliënte heeft gehanteerd dan tijdens de zitting van 23 februari 2023. Verweerster heeft daarop toegelicht dat haar cliënte in de periode nadat het eindvoorstel is gedaan fulltime is gaan werken en een nevenfunctie heeft gekregen bij haar werkgever, waarvan zij nog niet wist welke inkomensstijging dat zou opleveren. Ten tijde van de zitting was de loonstrook over februari 2023 volgens verweerster wel voorhanden en is dat ook op de zitting overgelegd. De voorzitter acht hiermee voldoende helder toegelicht waar dit verschil vandaan komt. Bovendien wordt opgemerkt dat verweerster in haar voorstel van 18 januari 2023 benadrukt dat het gaat om een fictief berekend inkomen vanwege de wisselende inkomens van zowel klager als de ex-partner. Klager kon dat voorstel bovendien afwijzen als hij er niet mee akkoord wilde gaan.
4.6    Klager richt zich in zijn klacht verder uitvoerig tegen (de onderbouwing van) de financiële cijfers die verweerster heeft gebruikt in haar verzoekschrift en andere processtukken. Ook hier geldt dat verweerster in beginsel mag uitgaan van de juistheid van de informatie die haar cliënte aanlevert. De voorzitter ziet geen aanknopingspunt voor het oordeel dat verweerster daarin informatie heeft gepresenteerd waarvan zij wist of redelijkerwijs had moeten kennen dat die onjuist is. Als klager meent dat de financiële cijfers die verweerster heeft gehanteerd niet kloppen, dan had hij dat in de betreffende procedure bij de rechtbank aan de orde kunnen stellen. Klachtonderdeel d) is kennelijk ongegrond. 
Klachtonderdeel e): wijzigingen in conceptvaststellingsovereenkomst 
4.7    Tot slot verwijt klager verweerster dat zij zonder overleg wijzigingen heeft doorgevoerd in de conceptvaststellingsovereenkomst en daarin meer wijzigingen heeft opgenomen dan is afgesproken. De voorzitter stelt echter op basis van het dossier vast dat zowel verweerster als de advocaat van klager begin maart 2023 uitvoerig hebben gecorrespondeerd over het concept en dat beiden aanvullende afspraken hebben voorgesteld ten opzichte van de ter zitting gemaakte afspraken. Dat staat verweerster, net als klagers eigen advocaat, vrij. De wijzigingen zijn bovendien met ‘track changes’ aangegeven, zodat verweerster helder heeft gemaakt welke aanpassingen er worden voorgesteld. Verweerster heeft dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel e) is kennelijk ongegrond. 
Conclusie
4.8    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2024.