Zoekresultaten 4501-4546 van de 4546 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:97 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-044/DB/LI

    Voor zover de klacht ziet op het optreden van verweerder in de procedure tussen klagers echtgenote en de cliënten van verweerder en op verweerders betrokkenheid bij de invordering van de proceskosten kan klager daarin niet worden ontvangen vanwege het ontbreken van een eigen belang. Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door in privé aangifte te doen tegen klager. Klager heeft de ernstige verwijten aan het adres van verweerder onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd. Klacht deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:174 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-416/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van wederpartij in een incassoprocedure. De kantoorklachtenregeling van verweerder is enkel bedoeld voor cliënten. Verweerder was dan ook niet verplicht om te reageren op de klacht van klaagster, omdat zij geen cliënte was of is. De klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:175 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-431/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van wederpartij. Niet gebleken dat verweerder klager heeft beschuldigd van stalking, afpersing, dreigementen, voodoo en zwarte magie. Ook is niet gebleken dat verweerder zich tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft uitgelaten in de conclusie van antwoord.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:95 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-109/DB/OB

    Klacht over advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft, wetende dat klager werd bijgestaan door een advocaat, klager bij brieven van 23 december 2021 en 25 januari 2022 rechtstreeks aangeschreven, zonder gelijktijdige verzending van een afschrift van die brieven aan klagers advocaat. In zoverre gegrond. Dat verweerder doelbewust heeft aangestuurd op een escalatie door klager op één dag voor Kerstmis aan te schrijven is niet gebleken. In zoverre ongegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:198 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-031/AL/MN

    Advocaat wederpartij. Een kantoorgenoot heeft als zaakwaarnemer van verweerder tijdens diens vakantie onderhandeld met de advocaat van klager over een zekerheidsstelling door klager tot opheffing van het onder klager gelegde beslag. Uit de betreffende e-mails volgt naar het oordeel van de raad welke afspraak de advocaten namens hun cliënten hebben gemaakt waarna door klager een afgesproken bedrag op de derdengeldenrekening van verweerder is gestort. In de onderhandelings e-mails is telkens door beide advocaten met dezelfde terminologie aangegeven welk bedrag op welk moment - na het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis of in geval van een minnelijke regeling - door verweerder vanaf zijn derdengeldenrekening aan wie - aan zijn cliënte of aan klager - zou moeten worden doorbetaald. Verweerder heeft na het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis geweigerd om een restantbedrag op zijn derdenrekening aan klager terug te betalen met een beroep op die opdracht van zijn cliënte. Naar het oordeel van de raad kon hij zich in de gegeven omstandigheden daar niet achter verschuilen. Door het restantbedrag uit het depot niet meteen na het vonnis en ook niet na verzoeken daartoe aan klager over te maken, heeft verweerder naar het oordeel van de raad de belangen van klager onnodig en onevenredig geschaad zonder doel. Ook de integriteit van de beroepsgroep is daarmee in het geding gekomen nu de vaker gebruikte constructie van een depot van gelden op de derdenrekening van een advocatenkantoor onbetrouwbaar bleek te zijn. Dat wordt hem tuchtrechtelijk verweten. De raad oordeelt de klacht dan ook gegrond en legt aan verweerder een berisping op.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:96 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-170/DB/OB

    Klacht over de eigen advocaat over de kwaliteit van de dienstverlening. Klaagster is met de door verweerster geadviseerde strategie, om een regeling in der minne na te streven, akkoord gegaan. Dat verweerster klaagster heeft gedwongen tot het treffen van een regeling is geenszins gebleken. Verweerster kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het neerleggen van de zaak. Mede in het licht van het gemotiveerde verweer van verweerster, heeft klaagster onvoldoende concreet gesteld en onderbouwd op welke punten verweerster steken heeft laten vallen. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:199 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5127

    Deels gegronde klacht tegen een tandarts. De tandarts heeft onzorgvuldig gehandeld door de destijds vierjarige dochter van klaagster niet te onderzoeken na een val van een klimrek. Hiermee heeft de tandarts in strijd met de KNMT-richtlijn voor spoedgevallen buiten reguliere openingstijden gehandeld. De tandarts had naar het oordeel van het college de dochter van klaagster moeten zien om zo te komen tot een goede inschatting van de ernst van de situatie. Het is niet aannemelijk geworden dat sprake zou zijn van zwaarwegende gronden om de dochter van klaagster niet direct te zien. Het komt niet vast te staan dat de tandarts een verkeerd advies heeft gegeven. Klacht deels gegrond, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:200 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5364

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een tandarts. De tandarts heeft bij klaagster een bleekbehandeling uitgevoerd. Klaagster heeft na de behandeling aangezichtspijn gekregen. De tandarts heeft voldaan aan informed consent door klaagster vooraf te informeren over de bleekbehandeling door een informatieblad mee te geven. De tandarts heeft klaagster niet hoeven informeren of waarschuwen over het risico op aangezichtspijn, omdat dat gaat om een onbekende, in de literatuur niet omschreven complicatie. Dat de tandarts de bleekbehandeling niet juist heeft uitgevoerd komt niet vast te staan. De tandarts heeft klaagster voldoende nazorg geboden door klaagster na twee maanden naar een kaakchirurg te verwijzen. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:94 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-260/DB/ZWB

    Klacht tegen advocaat in hoedanigheid van curator. Verweerder heeft bij klaagster afdrukken van tekeningen besteld en heeft klaagster de opdracht gegeven om informatie over de urenregistratie te verzamelen en verstrekken. Verweerder heeft, door klaagsters facturen onbetaald te laten en gedurende vijftien maanden niet te reageren op betalingsverzoeken en betalingsherinneringen, het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Gegrond. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:201 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5195

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een tandarts. Het is niet vast komen te staan dat de tandarts onherstelbare schade aan de voortanden van klaagster heeft veroorzaakt bij het verwijderen van lijmresten van een verwijderde spalk. De tandarts heeft aangegeven dat er sprake was van onvoldoende mondhygiëne en ontstoken tandvlees. In die situatie kan het voorkomen dat er gevoeligheid en bloeding optreden. Dit betekent niet dat er daarmee onherstelbare schade aan de tanden is ontstaan. Omdat de lezingen uiteenlopen kan het college niet exact vaststellen hoe een en ander is verlopen gedurende de afspraak. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:128 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1848

    Klacht tegen fysiotherapeut. Klaagster verwijt de fysiotherapeut dat hij tijdens een reguliere behandeling zonder haar toestemming seksueel grensoverschrijdende handelingen bij haar heeft verricht. De fysiotherapeut ontkent dit. Het Regionaal Tuchtcollege neemt als vaststaand aan dat de fysiotherapeut bij klaagster een inwendige (vaginale) handeling heeft verricht. Dat college laat in het midden of die handeling seksueel gericht was dan wel gericht was op behandeling van klaagster. Hoe dan ook staat vast dat klaagster hiervoor geen toestemming had gegeven. Het Regionaal Tuchtcollege concludeert dat de fysiotherapeut de zorgvuldigheids- en integriteitsnormen vergaand heeft overschreden en legt de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de fysiotherapeut tegen deze beslissing. Naar het oordeel van dit college was de inwendige handeling seksueel van aard. Het Centraal Tuchtcollege acht bovendien aannemelijk dat de fysiotherapeut ook andere handelingen met een seksueel karakter heeft verricht. De doorhaling van de inschrijving in het BIG-register blijft gehandhaafd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:129 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1802

    Klacht tegen een gz-psycholoog. De gz-psycholoog is in de periode waar de klacht op zietwerkzaam in het ziekenhuis, waar zij het nichtje van klager psychologisch heeft onderzocht. Het nichtje was naar de gz-psycholoog verwezen voor onderzoek in verband met obstipatieklachten, angst om te poepen en fecale incontinentie. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de gz-psycholoog een melding gedaan bij Veilig Thuis. Klager verwijt de gz-psycholoog dat zij hem heeft beschuldigd van grensoverschrijdende handelingen (misbruik) bij zijn nichtje. Deze beschuldigingen heeft de gz-psycholoog geuit naar klager’s zus en zwager, de ouders van het nichtje. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet ontvankelijk verklaard omdat hij niet aangemerkt kan worden als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet BIG. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager wel ontvankelijk. Klager wordt door de gz-psycholoog genoemd als mogelijke verrichter van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit geeft hem een belang om op te komen tegen het handelen van de gz-psycholoog. Het Centraal Tuchtcollege doet de zaak zelf af en verklaart de klacht ongegrond, omdat de gz-psycholoog zorgvuldig de stappen van de meldcode heeft doorlopen..

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:198 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4808

    Ongegronde klacht tegen een verpleegkundig specialist. Klager verbleef in een Penitentiaire Inrichting in afwachting van een overlevering. Na de overlevering is klager overleden aan de gevolgen van een rectumcarcinoom. De onderhavige klacht is door klager ingediend en na zijn overlijden door zijn echtgenote en dochter voortgezet. Het verwijt dat aan de medische dienst van de PI – aan de verpleegkundig specialist in het bijzonder – gemaakt wordt is dat zijn buik(pijn)klachten lange tijd zijn genegeerd en niet serieus zijn genomen. De verpleegkundig specialist heeft als verweer gevoerd dat klager tegen haar uitsluitend tijdens één consult buikpijnklachten heeft gemeld, en dat haar niet kan worden verweten dat de tumor bij klager niet eerder is ontdekt. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verpleegkundig specialist klachten heeft genegeerd dan wel meer had kunnen of moeten doen dan zij heeft gedaan. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:172 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-396/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:197 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5147

    Gegronde klacht tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige wordt verweten dat hij zich grensoverschrijdend seksueel heeft gedragen tegenover een kwetsbare patiënte die aan zijn zorg was toevertrouwd en dat hij medicatie heeft ontvreemd en aan de patiënte heeft verstrekt. De verpleegkundige heeft de hem verweten gedragingen bekend. Het college verklaart de klacht gegrond en legt de maatregel van schorsing op voor de duur van 12 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. Publicatie.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:171 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-369/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:169 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-393/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:170 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-395/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van wederpartij. Verweerder heeft zonder daartoe gehouden te zijn extra kansen geboden om te voldoen aan de vordering. Verweerder was niet gehouden om het verzoekschrift in te trekken nadat niet tijdig is voldaan aan de vordering. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZREIN:2023:41 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2023/3926

    Deels gegronde klacht tegen een anesthesioloog. Onheuse bejegening voorafgaand aan de operatie op de OK komt niet vast te staan. Wel komt vast te staan dat de anesthesioloog tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door het ongemotiveerd en het standaard niet gebruiken van pre-oxygenatie. De anesthesioloog laat de patiënt daarmee een te vermijden risico lopen. Daarnaast had het op de weg van de anesthesioloog gelegen om voor de operatie kennis te nemen van het medisch dossier en er zorg voor te dragen dat over de vragen van klaagster met betrekking tot de anesthesie voor de operatie contact met klaagster zou worden opgenomen dan wel dit punt zelf ter sprake te brengen voordat klaagster onder narcose zou gaan. Het resultaat was dat van gemaakte afspraken ten aanzien van de anesthesietechniek geen sprake was en van overeenstemming over het gebruik van een plexus block evenmin. Met klaagster is onvoldoende besproken welke anesthesietechniek zou worden toegepast. Het tekenen van een voorgedrukt en vooraf ingevuld toestemmingsformulier vlak vóór de operatie en zonder de mogelijkheid van bespreking en zo nodig toelichting, voldoet niet aan het vereiste van een adequaat informed consent. Van adequate informatie en samen beslissen, zoals voorgeschreven in de WGBO, is geen sprake geweest. De gevolgde procedure voldoet ook niet aan de richtlijnen uit het veld. Hoewel er sprake kan zijn van taakverschuiving, vervalt hiermee niet de verantwoordelijkheid van de anesthesioloog. De anesthesioloog heeft geen blijk gegeven inzicht in de nadelen van de weergegeven werkwijze. Hij heeft bovendien, ook achteraf, geen verantwoordelijkheid gevoeld en/of genomen voor het gebrek aan communicatie met klaagster. Klacht deels gegrond verklaard, voorwaardelijke schorsing van zes maanden.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:189 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-732/AL/MN herstelbeslising

    Herstelbeslissing. De raad overweegt dat sprake is van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:194 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4791

    Ongegronde klacht tegen een chirurg. De patiënt is opgenomen op de SEH met rugklachten en gezien door een arts-assistent (verweerster de zaak A2022/4792), onder supervisie van de chirurg. Patiënt is dezelfde dag ontslagen, maar een aantal dagen later overleden. Het college oordeelt dat de chirurg niet onvoldoende supervisie heeft gevoerd, te weinig onderzoek heeft laten verrichten of aan tunnelvisie heeft geleden. De chirurg en de arts-assistent hebben breder gekeken dan de rugpijn. Uit het dossier blijkt dat patiënt uitgebreid lichamelijk is onderzocht en dat relevante aanvullende onderzoeken hebben plaatsgevonden om acute pathologie uit te sluiten. Het besluit om patiënt met instructies naar huis te sturen is zorgvuldig tot stand gekomen. Dat een onjuiste differentiaal diagnose is gesteld, heeft het college niet kunnen vaststellen. Daarbij moet worden aangetekend dat niet bekend is waaraan patiënt is overleden. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:195 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4792

    Ongegronde klacht tegen een arts. De patiënt is opgenomen op de SEH met rugklachten en gezien door een arts-assistent, onder supervisie van een chirurg (verweerder in de zaak A2022/4791). Het college oordeelt dat de arts-assistent niet onvoldoende adequaat overleg heeft gehad met haar supervisor, te weinig onderzoek heeft laten verrichten of aan tunnelvisie heeft geleden. De chirurg en de arts-assistent hebben breder gekeken dan de rugpijn. Uit het dossier blijkt dat patiënt uitgebreid lichamelijk is onderzocht en dat relevante aanvullende onderzoeken hebben plaatsgevonden om acute pathologie uit te sluiten. Het besluit om patiënt met instructies naar huis te sturen is zorgvuldig tot stand gekomen. Dat een onjuiste differentiaal diagnose is gesteld, heeft het college niet kunnen vaststellen. Daarbij moet worden aangetekend dat niet bekend is waaraan patiënt is overleden. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:196 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5399

    Deels gegronde klacht tegen een chirurg. De chirurg heeft zonder toestemming van klager besloten af te wijken van de oorspronkelijk afgesproken operatie. Hiermee was er geen sprake van informed consent en er waren geen redenen op grond van de WGBO of anderszins om van deze regel af te wijken. Het college heeft evenwel geen reden om vast te stellen dat de chirurg de niet afgesproken operatie niet lege artis heeft uitgevoerd. Klacht deels gegrond, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:167 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-147/DH/RO

    Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Verweerder heeft klaagster laten bijstaan door zijn zoon, die geen advocaat is. Verweerder heeft niet voldoende duidelijk gemaakt dat zijn zoon geen advocaat is. Verder is sprake van tekortkomingen in de kwaliteit van de dienstverlening door de zoon, die aan verweerder als eindverantwoordelijke worden toegerekend. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:168 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-195/DH/DH

    Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Verweerster heeft gewerkt op basis van een toevoeging en daarnaast € 2.500,- aan honorarium gefactureerd. Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening is verjaard. De raad volstaat in dit geval met een waarschuwing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:129 Hof van Discipline 's Gravenhage 230217

    Beklag op grond van artikel 13 ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:164 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-1013/DH/RO

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:165 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-095/DH/DH

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:166 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-096/DH/RO

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:128 Hof van Discipline 's Gravenhage 230127

    Hoger beroep tegen een door de raad ongegrond verklaard verzet. Geen gronden voor doorbreking van het appelverbod. Omdat dit de vijfde zaak is waarin klager hoger beroep instelt in een zaak waarin hoger beroep niet open staat, bepaalt het hof dat sprake is van misbruik van klachtrecht. Klager moet er rekening mee houden dat een volgend beroep waarin een appelverbod geldt niet in behandeling wordt genomen door het hof.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:161 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-371/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat wederpartij in een echtscheidingszaak in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:162 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-372/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht van advocaat over het zich niet houden aan afspraken. Van overeenstemming was echter geen sprake. Evenmin is sprake van grievende uitlatingen. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:163 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-373/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van wederpartij. Niet gebleken dat verweerder ondeskundig is in het erfrecht of bewust valse informatie aan een notaris heeft verstrekt. Evenmin is gebleken dat verweerder gebrekkig communiceert, geen verantwoordelijkheid zou nemen of niet meewerkt aan het spoedig oplossen van het geschil.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:158 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-355/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over bijstand advocaat bij een vaststellingsovereenkomst in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:159 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-369/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:160 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-370/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:93 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-518/DB/LI

    Klacht kennelijk ongegrond. Het stond verweerder vrij de wederpartij van klager bij te staan. Niet vast te stellen is dat verweerder betaald is uit geld dat is verworven door oplichting. Verweerder was niet verplicht de voormalige advocaat van zijn cliënt te vragen naar de reden tot het neerleggen van diens werkzaamheden.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:124 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1295

    Klacht tegen een psychiater. De psychiater heeft op verzoek van de gezinsvoogd en met instemming van de ouders samen met een GZ-psycholoog bij de dochter van klaagster een onderzoek uitgevoerd. Doel van dit onderzoek was om te beoordelen of en zo ja, welke behandeling en/of begeleiding van de dochter geïndiceerd was. De psychiater en voornoemde GZ-psycholoog hebben de resultaten van dit onderzoek met hun advies voor behandeling/begeleiding neergelegd in een rapport. Strikt genomen – zo oordeelt het Regionaal Tuchtcollege – was geen sprake van een rapportage aan een derde, wat met zich meebrengt dat het op grond van artikel 7:446, vierde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW), en daarmee ook het in artikel 7:464, lid 2, onder b, BW neergelegde inzagerecht hier niet rechtstreeks van toepassing is. Het feit dat de gezinsvoogd het rapport zou gaan gebruiken in een gerechtelijke procedure en dat de psychiater hier ook van op de hoogte was, betekent in dit geval echter dat de psychiater klaagster toch de gelegenheid tot inzage in het rapport had moeten bieden voordat zij het rapport aan de gezinsvoogd verzond. Het Regionaal Tuchtcollege is verder van oordeel dat de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het rapport berust niet toereikend zijn om de conclusies te dragen en het rapport derhalve niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klachtonderdelen 3 t/m 11 gegrond en legt de psychiater de maatregel van berisping op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen de ongegrondverklaring van klachtonderdelen 1, 2 en 12.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:125 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1601 en C2022/1602

    Klachten tegen een gynaecoloog. Klaagster is de dochter van de op hoge leeftijd overleden patiënte. De gynaecoloog heeft patiënte in het ziekenhuis behandeld in verband met een vulvacarcinoom. Drie jaar later kwam patiënte terug en werd na een biopsie VIN III vastgesteld, beginnende infiltratie werd niet uitgesloten en een lokale excisie werd geadviseerd en uitgevoerd. Er volgde een MDO en gedurende twee jaar vervolgcontroles. Daarna heeft een collega de zorg overgenomen. Klaagster verwijt de gynaecoloog - kort gezegd - dat hij de kwalificatie ‘VIN III’ niet had mogen accepteren en dat hij beter had behoren te handelen. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster gelet op het ‘ne bis in idem’-beginsel kennelijk niet-ontvankelijk in de klachten en bepaalt publicatie in geanonimiseerde vorm. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat sprake is van de ‘ne bis in idem’-situatie en verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:126 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1791

    Klacht tegen psychiater. De psychiater heeft in het kader van een civielrechtelijke aansprakelijkheidsprocedure tussen klager en één van klagers voormalige patiënten eind december 2012 een psychiatrische expertise uitgebracht. Klager was destijds psychoanalyticus van zijn voormalige patiënte. De psychiatrische expertise is opgesteld naar aanleiding van een verzoek daartoe van de advocaat van de voormalige patiënte van klager. Klager verwijt de psychiater dat het door hem uitgebrachte rapport niet voldoet aan de daarvoor geldende richtlijnen en dat het beginsel van hoor en wederhoor niet is toegepast. Verder stelt klager dat het rapport blijk geeft van het ontbreken van kennis van de essentie van de psychoanalyse bij de psychiater. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:191 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5090

    Ongegronde klacht tegen huisarts. Klager is van mening dat de huisarts zijn medische problemen heeft onderschat, dan wel zich onvoldoende heeft ingespannen voor een deugdelijke behandeling. Het gaat in het bijzonder om een niet goed behandelen van obstipatie en problemen met een stoma, en het negeren van een allergische reactie op een specifieke vorm van een voorgeschreven medicijn. Klager verwijt de huisarts specifiek dat zijn klachten, ondanks meerdere telefonische contacten in de week van 11 tot 14 oktober 2002, niet serieus zijn genomen, hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in een spoedopname in het ziekenhuis. Voorts stelt klager dat de huisarts gemelde allergieën voor een bepaalde medicatie als onbestaand heeft afgewezen en de hierdoor ontstane problemen heeft afgewenteld op de apotheker. De huisarts heeft verweer gevoerd. Het college stelt met betrekking tot het eerst klachtonderdeel vast dat het verloop van de problemen van klager tussen 11 en 14 oktober 2022 sterk wisselend was. Het college is van oordeel dat gezien het wisselende verloop van de klachten van klager de huisarts er in redelijkheid voor kon kiezen om het weekend af te wachten. De plotselinge verslechtering van de situatie van klager op vrijdagavond was niet te voorzien, en had overigens ook niet voorkomen kunnen worden. Alsdan valt de huisarts met haar aanpak geen (tuchtrechtelijk) verwijt te maken. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel volgt het college de huisarts in haar gemotiveerde toelichting dat zij het probleem van de bijwerking serieus heeft genomen en zich heeft ingespannen om klager te voorzien van een mesilaat-vrije variant. Het is spijtig dat klager enkele dagen de mesilaat bevattende variant heeft moeten gebruiken, maar dat kan de huisarts niet verweten worden omdat zij zich in voldoende mate voor hem heeft ingespannen – helaas zonder direct het door klager gewenste resultaat. Het college komt tot oordeel dat alle onderdelen van de klacht ongegrond zijn.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:192 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5310

    Deels gegronde klacht tegen een huisarts, waarschuwing. Klager is een periode van ongeveer twee jaar (2012-2014) blootgesteld geweest aan rioolgassen in zijn woning en wil daarvoor schadevergoeding. In opdracht van klagers rechtsbijstandsverzekeraar heeft de huisarts een advies uitgebracht over de relatie tussen deze blootstelling en de gestelde gezondheidsschade. De huisarts concludeert dat die relatie er niet is. In 2016 heeft de huisarts ook al een advies uitgebracht inzake de echtgenote van klaagster. Tegen het handelen van de huisarts heeft de echtgenote van klager eerder een tuchtklacht ingediend (A2021/3666). Deze klacht is ongegrond verklaard door het RTG Amsterdam. Hiertegen heeft de echtgenote van klager hoger beroep ingesteld bij het CTG. Ten tijde van de zitting van onderhavige zaak was nog geen uitspraak gedaan. Klager verwijt de huisarts dat hij op onjuiste gronden tot het advies is gekomen en ten onrechte de conclusie heeft getrokken dat er geen medische argumenten waren die wezen op vergiftiging door het inademen van giftige rioolgassen in de woning. De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Voor zover bepaalde aspecten van zijn handelen beter hadden gekund, acht de huisarts dit niet dusdanig zwaarwegend dat een maatregel dient te worden opgelegd. Het college toetst ten volle of het onderzoek door de huisarts uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de huisarts in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen. Het college stelt voorop dat het advies geen systematische beantwoording van de vraagstelling kent. Naar het oordeel van het college wreekt zich met name het summiere karakter van de overwegingen in het advies alsmede de stelligheid waarmee deze overwegingen worden gepresenteerd. In het advies wordt ook geen enkele aandacht besteed aan een, mede gelet op de constateringen van de longarts in 2014, mogelijk tijdelijke verergering van de longklachten van klager als gevolg van de rioolgassen. Ook op andere vragen had de huisarts met meer voorzichtigheid kunnen reflecteren. Het eerste klachtonderdeel is gegrond. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel volgt het college klager niet in zijn verwijt dat de huisarts ten onrechte de conclusie heeft getrokken dat er geen medische argumenten waren die wezen op vergiftiging door het inademen van de rioolgassen in de woning. Klager leed aan een scala van aandoeningen, die weliswaar mogelijk tijdelijk zijn verergerd door de blootstelling aan de rioolgassen, maar oorzakelijk daaraan niet kunnen worden toegeschreven. Daarbij wijst het college erop dat zij de conclusie van het advies slechts marginaal kan toetsen. Het tweede klachtonderdeel is ongegrond. Het college komt tot oordeel dat de klacht deels gegrond is en legt de huisarts de maatregel van waarschuwing (zie beslissing onder 5.10) op.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:193 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5246

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager heeft zich met rug- en beenklachten tot de huisartsenpraktijk gewend, waar hij te woord is gestaan door de huisartsassistente (hierna: de assistente). Zij heeft hem geadviseerd pijnstillers te nemen tegen de pijn. Na een week heeft klager weer gebeld met de praktijk en wederom de assistente gesproken. Zij vertelde dat de huisarts naar de rug en benen van klager zou kijken als hij naar de praktijk zou komen, waartoe klager zich niet in staat achtte. Klager stelt dat er sprake is van plichtsverzuim en klaagt ook over het feit dat de assistente hem medicijnen heeft voorgeschreven zonder dat de huisarts een diagnose heeft gesteld. De huisarts stelt primair dat klager niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat een klacht in algemene zin tegen de praktijk en haar medewerkers niet mogelijk is, subsidiair stelt hij dat de klacht moet worden afgewezen. Het college is van oordeel dat de huisarts in beginsel verantwoordelijk is voor het handelen van de assistente. In zoverre is klager dus ontvankelijk in zijn klacht, maar de klacht is kennelijk ongegrond. De assistente heeft overeenkomstig het beleid van de praktijk, dat in lijn is met de standaard van het NHG, gehandeld door een inschatting te maken van de ernst van de klachten en vervolgens eerst pijnstilling te adviseren. De klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:126 Hof van Discipline 's Gravenhage 220314

    Beklag van klaagster niet-ontvankelijk nu i) beklagtermijn ruimschoots is verlopen en ii) geen sprake is van een afwijzende beslissing van de deken.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:154 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-444/AL/GLD

    De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGDKG:2025:2 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/675525 / DW RK 19/613

    De gerechtsdeurwaarder heeft zijn reactie op een op 11 februari 2019 door klager ingediende klacht naar een verkeerd adres gestuurd. Het verzet is gegrond. Gelet op de door de gerechtsdeurwaarder aangeboden excuses, acht de kamer de gemaakte fout onvoldoende om tuchrechtelijk verwijtbaar handelen vast te kunnen stellen. De aanvankelijke klacht wordt daarom ongegrond verklaard.