ECLI:NL:TGZCTG:2023:129 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1802
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2023:129 |
---|---|
Datum uitspraak: | 14-08-2023 |
Datum publicatie: | 14-08-2023 |
Zaaknummer(s): | C2023/1802 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen een gz-psycholoog. De gz-psycholoog is in de periode waar de klacht op zietwerkzaam in het ziekenhuis, waar zij het nichtje van klager psychologisch heeft onderzocht. Het nichtje was naar de gz-psycholoog verwezen voor onderzoek in verband met obstipatieklachten, angst om te poepen en fecale incontinentie. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de gz-psycholoog een melding gedaan bij Veilig Thuis. Klager verwijt de gz-psycholoog dat zij hem heeft beschuldigd van grensoverschrijdende handelingen (misbruik) bij zijn nichtje. Deze beschuldigingen heeft de gz-psycholoog geuit naar klager’s zus en zwager, de ouders van het nichtje. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet ontvankelijk verklaard omdat hij niet aangemerkt kan worden als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet BIG. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager wel ontvankelijk. Klager wordt door de gz-psycholoog genoemd als mogelijke verrichter van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit geeft hem een belang om op te komen tegen het handelen van de gz-psycholoog. Het Centraal Tuchtcollege doet de zaak zelf af en verklaart de klacht ongegrond, omdat de gz-psycholoog zorgvuldig de stappen van de meldcode heeft doorlopen.. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1802 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., GZ-psycholoog, (destijds) werkzaam te D., verweerster in
beide instanties,
gemachtigde: mr. S.J. Muntinga, werkzaam te Rotterdam.
1. Verloop van de procedure
A. – hierna klager - heeft op 15 maart 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam
tegen C. – hierna de gz-psycholoog – een klacht ingediend. Bij beslissing van 13 december
2022, nummer A2022/4052, heeft dat college de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Klager is van die beslissing op tijd in beroep gekomen. De gz-psycholoog heeft een
verweerschrift in beroep ingediend.
Op 22 juni 2023 heeft het Centraal Tuchtcollege nog een brief ontvangen van de gemachtigde
van de gz-psycholoog (brief van 21 juni 2023 met bijlage).
De zaak is op de zitting van Centraal Tuchtcollege van 5 juli 2023 behandeld.
De gz-psycholoog is verschenen en werd bijgestaan door haar gemachtigde. Klager is
op juiste wijze uitgenodigd voor de zitting, maar is niet verschenen.
Mr. Muntinga heeft de standpunten van de gz-psycholoog toegelicht aan de hand van
spreekaantekeningen die zij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overhandigd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende feiten en overwegingen
ten grondslag gelegd:
“2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?
2.1 Klager verwijt de GZ-psycholoog dat zij hem heeft beschuldigd van grensoverschrijdende
handelingen (misbruik) bij zijn nichtje. Deze beschuldigingen heeft de GZ-psycholoog
geuit naar klagers zus en zwager, de ouders van het nichtje.
2.2 Het college komt tot de conclusie dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht.
Het college licht dat hierna toe.
3. Wat is er precies gebeurd?
3.1 Verweerster is BIG-geregistreerd GZ-psycholoog. Zij is in de periode waar de
klacht op ziet, oktober 2015 tot en met december 2015, werkzaam in het E. in D. Verweerster
heeft als GZ-psycholoog het nichtje van klager psychologisch onderzocht. Zij was naar
de GZ-psycholoog verwezen voor onderzoek in verband met obstipatieklachten, angst
om te poepen en fecale incontinentie.
3.2 Op 23 december 2015 heeft verweerster naar aanleiding van dit onderzoek
een melding gedaan bij F.
4. Wat houdt de klacht in?
Volgens klager heeft verweerster verwijtbaar gehandeld, omdat zij zonder grondslag
en zonder klager ooit gesproken te hebben ‘kwalijke’ uitspraken over hem heeft gedaan.
Deze uitspraken hebben tot de dag van vandaag grote gevolgen voor hem.
5. Wat is het verweer?
Verweerster is van mening dat zij heeft gehandeld volgens haar zorgplicht. Ze is van
opvatting dat de klacht (kennelijk) ongegrond is.
6. Wat zijn de overwegingen van het college?
6.1 Volgens artikel 47, eerste lid, van de Wet BIG, zoals deze bepaling tot 1 april
2019 luidde, is een BIG-geregistreerd beroepsbeoefenaar onderworpen aan tuchtrechtspraak
ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij/zij in die hoedanigheid
behoort te betrachten ten opzichte van – kort gezegd – zijn/haar patiënt of diens
naaste betrekkingen (de eerste tuchtnorm) dan wel enig ander handelen of nalaten in
die hoedanigheid in strijd met het belang van een goede uitoefening van de individuele
gezondheidszorg (de tweede tuchtnorm). Vast staat dat er tussen de GZ-psycholoog en
klager geen sprake was van een behandelrelatie. Alsdan zal het college de klacht (alleen)
toetsen aan de tweede tuchtnorm.
6.2 Een tuchtklacht kan worden ingediend door een rechtstreeks belanghebbende
volgens artikel 65, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet BIG. Om als rechtstreeks
belanghebbende te worden aangemerkt, moet klager een belang hebben dat kan worden
geplaatst in het kader van de individuele gezondheidszorg. Deze eis vloeit voort uit
de aard en de strekking van de Wet BIG. De wet BIG beoogt de kwaliteit van de individuele
gezondheidszorg te bewaken. Ook moet klager door de GZ-psycholoog rechtstreeks in
zijn belang zijn getroffen.
6.3 De GZ-psycholoog heeft (zo blijkt uit het Formulier voor schriftelijke melding
van (vermoedens) van kindermishandeling, waarnaar wordt verwezen in het klaagschrift)
F. slechts in overweging gegeven om de uitspraken van het nichtje over haar oom nader
te onderzoeken. In deze melding wordt geen beschouwing gegeven over de persoon en/of
het handelen van klager. Alsdan wordt klager door deze melding niet rechtstreeks door
de GZ-psycholoog getroffen in een in het kader van de individuele gezondheidszorg
te respecteren belang. Het college is dan ook van oordeel dat de klager niet aangemerkt
kan worden als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65, eerste lid, aanhef
en onder a, van de Wet BIG.
6.4 Gelet op het voorgaande, is het college van oordeel dat klager niet-ontvankelijk
is in zijn klacht. Het college zal de klacht daarom niet inhoudelijk bespreken.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten
die zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege. Deze weergave is in beroep niet
of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4. Beoordeling van het beroep
4.1 Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Hij
wil met zijn beroep bereiken dat hij alsnog in de klacht wordt ontvangen en dat het
Centraal Tuchtcollege de klacht vervolgens gegrond verklaart.
4.2 De gz-psycholoog heeft verweer gevoerd. Ten aanzien van de vraag of klager
al dan niet ontvankelijk is in de klacht refereert de gz-psycholoog zich aan het oordeel
van het Centraal Tuchtcollege. Voor zover klager ontvankelijk is in zijn klacht verzoekt
de gz-psycholoog het Centraal Tuchtcollege de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het
Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover bij dat
college hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde zaakdossier
is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd. In beroep is het debat door partijen schriftelijk
nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding
van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college
gegeven beschouwingen en beslissingen. De zaak is op de zitting van 5 juli 2023 mondeling
behandeld.
Ontvankelijkheid
4.4 Aan de orde is de vraag of de gz-psycholoog ten opzichte van klager heeft gehandeld
in strijd met de tweede tuchtnorm.
4.5 Klager wordt door de gz-psycholoog genoemd als degene die zich mogelijk aan
seksueel grensoverschrijdend gedrag schuldig zou hebben gemaakt. Klager geeft aan
dat de uitspraken die de gz-psycholoog over hem tegen zijn zus en zwager, de ouders
van zijn nichtje, zou hebben gedaan tot de dag van vandaag grote gevolgen voor hem
hebben. Dit geeft klager een belang om op te komen tegen het handelen van de gz-psycholoog.
Daarmee is het Centraal Tuchtcollege, anders dan het Regionaal Tuchtcollege, van
oordeel dat klager aangemerkt kan worden als rechtstreeks belanghebbende in de zin
van artikel 65, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet BIG en hij ontvankelijk
is in zijn klacht. Het enkele feit dat in de melding alleen in overweging wordt gegeven
nader onderzoek te verrichten maakt dat niet anders. Dat nadere onderzoek zou zich
immers richten op mogelijke grensoverschrijdende gedragingen van klager.
Inhoudelijke beoordeling
4.6 Nu het Centraal Tuchtcollege van oordeel is dat klager wel kan worden ontvangen
in de klacht, kan de bestreden beslissing van het Regionaal Tuchtcollege niet in stand
blijven. Gelet op het bepaalde in artikel 73 lid 5 (oud, thans in artikel 73 lid 9)
wet BIG, doet het Centraal Tuchtcollege de zaak zelf af.
4.7 Klager verwijt de gz-psycholoog dat zij ‘kwalijke’ uitspraken over hem heeft
gedaan tegen de ouders van zijn nichtje.
4.8 Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht van klager ongegrond en overweegt
daartoe het volgende.
4.9 Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van het handelen van de gz-psycholoog gaat
het om de vraag of de gz-psycholoog bij haar handelen is gebleven binnen de grenzen
van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Daarbij wordt gekeken naar de stand van
wetenschap ten tijde van het handelen waarover wordt geklaagd en wat op dat moment
in die beroepsgroep als norm of standaard was aanvaard.
4.10 De gz-psycholoog heeft de volledige melding bij F.
d.d. 23 december 2015 aan het regionaal tuchtcollege toegezonden en hierbij een beroep
gedaan op artikel 67 lid 3 wet BIG. Dit beroep is door het Regionaal Tuchtcollege
gehonoreerd. De volledige melding maakt deel uit van het door het Centraal Tuchtcollege
van het Regionaal Tuchtcollege ontvangen zaaksdossier. Het Centraal Tuchtcollege heeft
kennis genomen van de inhoud van de volledige melding en deze is betrokken bij de
beslissing van het college.
4.11 Professioneel handelen van een zorgprofessional brengt met zich dat bij een
vermoeden van een onveilige thuissituatie melding wordt gedaan bij F.. Bij het doen
van een melding dient de Meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling (hierna:
de Meldcode) te worden gevolgd. De Meldcode schrijft voor dat de meldende zorgprofessional
een stappenplan van vijf stappen doorloopt vóórdat hij besluit om een melding te doen.
4.12 Het Centraal Tuchtcollege heeft vastgesteld dat de gz-psycholoog het stappenplan
correct en secuur heeft doorlopen. Volgens stap 3 spreekt de zorgprofessional met
de betrokkenen. Bij vermoedens van kindermishandeling schrijft de Meldcode voor dat
de zorgprofessional – naast het kind zelf – ook met beide (gezagdragende) ouders spreekt.
Met het bespreken van haar zorgen met de ouders van het nichtje van klager heeft de
gz-psycholoog daarom gehandeld in overeenstemming met het stappenplan van de Meldcode
en is zij binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening gebleven.
Dit handelen kan de gz-psycholoog dan ook niet tuchtrechtelijk worden verweten. Integendeel,
het getuigt van doortastend professioneel handelen in een complexe aangelegenheid.
4.13 Ten aanzien van de inhoud van de melding is het Centraal Tuchtcollege van
oordeel dat de gz-psycholoog haar melding uitermate zorgvuldig heeft geformuleerd.
In de melding wordt klager door de gz-psycholoog niet als dader van seksueel grensoverschrijdend
gedrag aangewezen.
Slotsom
4.14 Dit betekent dat het beroep van klager slaagt in die zin dat het Centraal
Tuchtcollege de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege zal vernietigen en klager
ontvankelijk zal verklaren in de klacht. Het Centraal Tuchtcollege zal de zaak in
beroep zelf afdoen en opnieuw rechtdoende de klacht ongegrond verklaren.
4.15 Om redenen aan het algemeen belang ontleend zal het college bepalen dat deze
beslissing zonder vermelding van namen en andere persoonlijke gegevens zal worden
aangeboden aan het tijdschrift De Psycholoog en het Tijdschrift voor Psychotherapie
met het verzoek tot plaatsing.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
vernietigt de beslissing waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende;
verklaart klager ontvankelijk in de klacht;
verklaart de klacht ongegrond;
bepaalt dat deze beslissing geanonimiseerd zal worden aangeboden aan het tijdschrift
De Psycholoog en het Tijdschrift voor psychotherapie met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven door: E.J. Daalder voorzitter,
L.F. Gerretsen-Visser, en A.R.O. Mooy, leden-juristen, M.A.J. Hagenaars en A. de Keijser,
leden-beroepsgenoten en E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting 14 augustus 2023.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.