ECLI:NL:TGZCTG:2023:126 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1791

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2023:126
Datum uitspraak: 02-08-2023
Datum publicatie: 02-08-2023
Zaaknummer(s): C2023/1791
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. De psychiater heeft in het kader van een civielrechtelijke aansprakelijkheidsprocedure tussen klager en één van klagers voormalige patiënten eind december 2012 een psychiatrische expertise uitgebracht. Klager was destijds psychoanalyticus van zijn voormalige patiënte. De psychiatrische expertise is opgesteld naar aanleiding van een verzoek daartoe van de advocaat van de voormalige patiënte van klager. Klager verwijt de psychiater dat het door hem uitgebrachte rapport niet voldoet aan de daarvoor geldende richtlijnen en dat het beginsel van hoor en wederhoor niet is toegepast. Verder stelt klager dat het rapport blijk geeft van het ontbreken van kennis van de essentie van de psychoanalyse bij de psychiater. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1791 van:
                A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
                C., psychiater, (destijds) werkzaam te D., verweerder in beide 
                instanties, gemachtigde: mr. A.C.I.J. Hiddinga te Amsterdam.
1.    Verloop van de procedure
    A. - hierna klager - heeft op 28 december 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te 
    Zwolle tegen C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 
    4 november 2022, onder nummer Z2021/3740 heeft dat College de klacht ongegrond 
    verklaard. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De psychiater heeft 
    een verweerschrift in beroep ingediend. 
    De zaak is in beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal     Tuchtcollege van 28 juni 2023, waar zijn verschenen klager en de psychiater,     bijgestaan door zijn gemachtigde. 
2.    Beslissing in eerste aanleg
    Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag     gelegd.
“2.    DE FEITEN
Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Beklaagde heeft in het kader van een civielrechtelijke aansprakelijkheidsprocedure tussen klager en een van klagers’ voormalige patiëntes op 28 december 2012 een psychiatrische expertise uitgebracht. Klager was destijds psychoanalyticus van zijn voormalige patiënte. De psychiatrische expertise is opgesteld naar aanleiding van een verzoek daartoe van de advocaat van de voormalige patiënte van klager.
3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt beklaagde - zakelijk weergegeven - dat het rapport, welke is uitgebracht door beklaagde, niet voldoet aan de daarvoor geldende richtlijnen en dat het beginsel van hoor- en wederhoor niet is toegepast. Voorts stelt klager dat het rapport blijk geeft van het ontbreken van kennis van de essentie van de psychoanalyse bij beklaagde.
     4.    HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE
Beklaagde voert - zakelijk weergegeven - primair aan dat niet is gebleken dat klager een concreet eigen belang heeft dat te maken heeft met de individuele gezondheidszorg. Op grond daarvan kan klager niet als rechtstreeks belanghebbende ex artikel 65, lid 1, sub a, Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden aangemerkt.
Subsidiair voert beklaagde aan dat het rapport voldoet aan de eisen zoals door het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg zijn geformuleerd. Voor zover nodig wordt hierna meer specifiek op het verweer ingegaan. 
5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1 Ontvankelijkheid
Klachten over medische adviezen van beroepsbeoefenaars in de individuele gezondheidszorg, zoals het door beklaagde opgestelde rapport, kunnen op grond van de tweede tuchtnorm worden beoordeeld. Een voorwaarde voor ontvankelijkheid is wel dat klager een rechtstreeks belang bij de klacht heeft, dat geplaatst kan worden in het kader van de individuele gezondheidszorg. In lijn met uitspraak ECLI:NL:TGZCTG:2013:52 van het Centraal Tuchtcollege (CTG), oordeelt het college dat klager aangemerkt kan worden als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65 lid 1 Wet BIG, omdat diens handelen als psychiater in het rapport wordt gekwalificeerd als normoverschrijdend en niet in overeenstemming met de professionele standaard. De klacht is ontvankelijk.
5.2 Inhoudelijke beoordeling
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.3
Beklaagde bracht zijn medisch-specialistische rapportage uit in het kader van een civielrechtelijk geschil, in opdracht van de advocaat van klagers voormalige patiënte. Op basis van de destijds geldende richtlijn, de KNMG-richtlijn Medisch Specialistische Rapportage in Bestuurs- en Civielrechtelijk verband van 2008, was beklaagde ten opzichte van klager niet verplicht om het beginsel van hoor en wederhoor toe te passen. Ook de wet verplichtte beklaagde hier niet toe, omdat het bepaalde in artikel 198 lid 2 Rechtsvordering niet van toepassing is op een deskundige die in opdracht van een partij zijn rapport uitbrengt, maar op een deskundige die in opdracht van de rechter optreedt. Beklaagde handelde zorgvuldig door transparant te zijn over zijn bronnen en hoefde klager niet te betrekken bij de totstandkoming van het rapport. Ook voor het overige voldoet het rapport aan de standaarden die binnen de beroepsgroep van beklaagde golden. Voorts is het college niet gebleken dat het beklaagde ontbrak aan kennis van de essentie van de psychoanalyse. De klacht is ongegrond.”
3.    Vaststaande feiten en omstandigheden
        Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten         en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke             weergave in beroep niet, althans onvoldoende, is bestreden.
4.    Beoordeling van het beroep
4.1    In beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht. 
    4.2    De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot     verwerping van het beroep.
4.3    In beroep zijn de schriftelijke klachten over het beroepsmatig handelen van de psychiater en is het door de psychiater gevoerde verweer tegen naar aanleiding van zijn professioneel handelen geformuleerde klachten nog een keer aan de tuchtrechter ter beoordeling voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van de in eerste aanleg geformuleerde klachten en het daarover in eerste aanleg door partijen gevoerde debat. Het door het Regionaal Tuchtcollege gevormde zaaksdossier is aan het Centraal Tuchtcollege gestuurd.
4.4    In beroep is het debat door partijen schriftelijk nog een keer gevoerd, waarbij door ieder van hen standpunten zijn ingenomen naar aanleiding van de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat College gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juni 2023 is dat debat voortgezet.
4.5    Het beraad in raadkamer na de behandeling in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. 
4.6    Dit betekent dat het beroep zal worden verworpen.
5.    Beslissing
    Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
                verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: R. Prakke-Nieuwenhuizen, voorzitter; Y. Buruma en 
A.S. Gratama, leden-juristen en I.A. de Boer en M.C. ten Doesschate, leden-beroepsgenoten en M. van Esveld, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 2 augustus 2023.
        Voorzitter   w.g.                Secretaris  w.g.