ECLI:NL:TGZRAMS:2023:193 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5246
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:193 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-08-2023 |
Datum publicatie: | 01-08-2023 |
Zaaknummer(s): | A2023/5246 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager heeft zich met rug- en beenklachten tot de huisartsenpraktijk gewend, waar hij te woord is gestaan door de huisartsassistente (hierna: de assistente). Zij heeft hem geadviseerd pijnstillers te nemen tegen de pijn. Na een week heeft klager weer gebeld met de praktijk en wederom de assistente gesproken. Zij vertelde dat de huisarts naar de rug en benen van klager zou kijken als hij naar de praktijk zou komen, waartoe klager zich niet in staat achtte. Klager stelt dat er sprake is van plichtsverzuim en klaagt ook over het feit dat de assistente hem medicijnen heeft voorgeschreven zonder dat de huisarts een diagnose heeft gesteld. De huisarts stelt primair dat klager niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat een klacht in algemene zin tegen de praktijk en haar medewerkers niet mogelijk is, subsidiair stelt hij dat de klacht moet worden afgewezen. Het college is van oordeel dat de huisarts in beginsel verantwoordelijk is voor het handelen van de assistente. In zoverre is klager dus ontvankelijk in zijn klacht, maar de klacht is kennelijk ongegrond. De assistente heeft overeenkomstig het beleid van de praktijk, dat in lijn is met de standaard van het NHG, gehandeld door een inschatting te maken van de ernst van de klachten en vervolgens eerst pijnstilling te adviseren. De klacht is kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 1 augustus 2023 op de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen
C,
huisarts,
werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. L. Greebe, werkzaam te Amsterdam.
1. De zaak in het kort
1.1 Klager is sinds 2022 patiënt van de huisarts. Hij heeft zich op 29 december 2022
met rug- en beenklachten tot de huisartsenpraktijk gewend waar hij te woord is gestaan
door de huisartsassistente (hierna: de assistente). Zij heeft hem geadviseerd pijnstillers
te nemen tegen de pijn. In de week erna heeft klager opnieuw gebeld met de praktijk
en wederom de assistente gesproken. Zij vertelde dat de huisarts naar de rug en benen
van klager zou kijken als hij naar de praktijk zou komen, waartoe klager zich niet
in staat achtte.
1.2 Klager stelt dat sprake is van plichtsverzuim. Ook klaagt hij erover dat de assistente
hem medicijnen heeft voorgeschreven zonder dat de huisarts een diagnose had gesteld.
1.3 De huisarts stelt primair dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard,
omdat een klacht in algemene zin tegen de praktijk en haar medewerkers niet mogelijk
is. Subsidiair stelt hij dat de klacht moet worden afgewezen.
1.4 Het college komt tot het oordeel dat de klacht gedeeltelijk kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 11 januari 2023;
- het aanvullende klaagschrift;
- het verweerschrift met de bijlagen.
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen
gebruik gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.
3. De feiten
3.1 Op 29 december 2022 is klager (zonder afspraak) naar de praktijk van de huisarts
gekomen met pijn in zijn rug en benen. Hij wilde een dokter zien. De assistente heeft
gevraagd of klager al pijnstillers had genomen. Toen klager die vraag ontkennend beantwoordde,
heeft de assistente hem aangeraden dat alsnog te doen waarna klager de praktijk heeft
verlaten.
3.2 Op 31 december 2022 heeft klager de huisartsenpost gebeld met de vraag of er een
dokter bij hem thuis kon komen in verband met de pijn aan zijn been en rug. De triagist
heeft pijnstilling geadviseerd. Indien de klachten zouden aanhouden, diende klager
contact op te nemen met de huisarts.
3.3 Klager heeft op 5 januari 2023 (via de spoedlijn) gebeld met de praktijk, omdat
zijn pijnklachten niet waren afgenomen. Toen de huisartsassistente zei dat de spoedlijn
alleen voor spoedgevallen bedoeld is, heeft klager de verbinding verbroken.
3.4 Op 6 januari 2023 heeft klager de praktijk gebeld. Zijn klachten waren niet afgenomen,
maar voordat hij pijnstillers nam, wilde hij een dokter zien. De assistente heeft
aangeboden een consult te plannen. Klager gaf aan dat hij vanwege de pijn niet lopend
naar de praktijk kon komen. Hij heeft de verbinding verbroken.
3.5 Later die dag heeft de waarnemend huisarts klager gebeld en gesproken met de partner
van klager.
3.6 Nadat de huisarts bekend raakte met de bij dit college ingediende klacht, heeft
hij meerdere keren geprobeerd telefonisch contact te krijgen met klager, hetgeen niet
is gelukt.
4. De overwegingen van het college
4.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden.
In dit geval is geen sprake geweest van verleende zorg dan wel het verwijtbaar niet
verlenen van zorg door de huisarts: uit het huisartsenjournaal blijkt dat het enige
rechtstreekse contact tussen de huisarts en klager de kennismaking op 4 november 2022
betrof. De contacten die klager tussen 29 december 2022 en 6 januari 2023 met de huisartsenpraktijk
heeft gehad en waarover hij klaagt, betroffen contacten met de assistente en de waarnemend
huisarts.
4.2 Ten aanzien van de assistente heeft te gelden dat de huisarts in beginsel verantwoordelijk
is voor haar handelen. In zoverre is klager dus ontvankelijk in zijn klacht, maar
de klacht is kennelijk ongegrond. De assistente heeft overeenkomstig het beleid van
de praktijk, dat in lijn is met de standaard van het NHG, gehandeld door een inschatting
te maken van de ernst van de klachten en vervolgens eerst pijnstilling te adviseren.
4.3 Uit de aanvulling op het klaagschrift (brief van klager van 4 maart 2023) begrijpt
het college dat de klacht niet ziet op het optreden van de waarnemend huisarts, maar
zich beperkt tot de huisarts. Het college zal het handelen van de waarnemer dan ook
niet verder bespreken.
4.4 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.
5 De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op op 1 augustus 2023 door A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter,
J.C.J. Dute, lid-jurist, I. Boekhout, J.C. van der Molen en G.J. Dogterom, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door F.J.E. van Geijn, secretaris.