ECLI:NL:TGZRAMS:2023:191 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5090

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2023:191
Datum uitspraak: 01-08-2023
Datum publicatie: 01-08-2023
Zaaknummer(s): A2022/5090
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/Afwijzing
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen huisarts. Klager is van mening dat de huisarts zijn medische problemen heeft onderschat, dan wel zich onvoldoende heeft ingespannen voor een deugdelijke behandeling. Het gaat in het bijzonder om een niet goed behandelen van obstipatie en problemen met een stoma, en het negeren van een allergische reactie op een specifieke vorm van een voorgeschreven medicijn. Klager verwijt de huisarts specifiek dat zijn klachten, ondanks meerdere telefonische contacten in de week van 11 tot 14 oktober 2002, niet serieus zijn genomen, hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in een spoedopname in het ziekenhuis. Voorts stelt klager dat de huisarts gemelde allergieën voor een bepaalde medicatie als onbestaand heeft afgewezen en de hierdoor ontstane problemen heeft afgewenteld op de apotheker. De huisarts heeft verweer gevoerd. Het college stelt met betrekking tot het eerst klachtonderdeel vast dat het verloop van de problemen van klager tussen 11 en 14 oktober 2022 sterk wisselend was. Het college is van oordeel dat gezien het wisselende verloop van de klachten van klager de huisarts er in redelijkheid voor kon kiezen om het weekend af te wachten. De plotselinge verslechtering van de situatie van klager op vrijdagavond was niet te voorzien, en had overigens ook niet voorkomen kunnen worden. Alsdan valt de huisarts met haar aanpak geen (tuchtrechtelijk) verwijt te maken. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel volgt het college de huisarts in haar gemotiveerde toelichting dat zij het probleem van de bijwerking serieus heeft genomen en zich heeft ingespannen om klager te voorzien van een mesilaat-vrije variant. Het is spijtig dat klager enkele dagen de mesilaat bevattende variant heeft moeten gebruiken, maar dat kan de huisarts niet verweten worden omdat zij zich in voldoende mate voor hem heeft ingespannen – helaas zonder direct het door klager gewenste resultaat. Het college komt tot oordeel dat alle onderdelen van de klacht ongegrond zijn.

A2022/5090

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 1 augustus 2023 op de klacht van:

A,
wonende te B, klager,

tegen

C,
huisarts, werkzaam te B,
verweerster, hierna: de huisarts,
gemachtigde: mr. S. Dik, werkzaam te Amsterdam.

1. De zaak in het kort
1.1 Klager is van opvatting dat de huisarts zijn medische problemen heeft onderschat, dan wel
zich onvoldoende heeft ingespannen voor een deugdelijke behandeling. Het gaat in het bijzonder om
het niet goed behandelen van obstipatie en problemen met een stoma, en het negeren van een
allergische reactie op een specifieke vorm van een voorgeschreven medicijn.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft
gehandeld. Hierna licht het college dat toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift, ontvangen op 27 oktober 2022;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift;
- de door klager ingediende (gedeelten van het) medisch dossier;
- het proces-verbaal van het op 18 april 2023 gehouden mondelinge vooronderzoek;
- de brief van de gemachtigde van de huisarts van 21 april 2023, met bijlage, en;
- de mail van klager, ontvangen op 5 juni 2023, met bijlage.

2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 20 juni 2023. De partijen zijn verschenen (de
huisarts bijgestaan door haar gemachtigde) en hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klager
heeft daarbij pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.

3. De feiten

3.1 Klager gebruikt voor depressie het medicijn paroxetine. In het verleden heeft hij ervaren dat
de variant van dit medicijn met het bindmiddel mesilaat bij hem tot ernstige bijwerking leidt
(huiduitslag). Hij heeft baat bij de werkzame stof maar dan met een ander bindmiddel
(paroxetine-HCl-hemihydraat) maar dat wordt niet door de verzekeraar vergoed – tenzij daar een
medische noodzaak voor is. De apotheek weigert in eerste instantie de mesilaat-vrije variant te
verstrekken.

3.2 Klager heeft in de week van 11 tot 14 oktober 2022 problemen met zijn stoma, er is sprake van
obstipatie met pijnklachten. Hij heeft hierover telefonisch contact met de praktijk van de
huisarts, waarna een pijnstiller wordt voorgeschreven. Nadat het ziektebeeld gedurende de week wat
variëerde (afwisselend verslechtering en verbetering) lijkt de situatie op vrijdag 14 oktober
zodanig verbeterd dat de huisarts besluit het verdere verloop in het weekend af te wachten en een
afspraak voor de opvolgende maandag in te plannen.

3.3 Op zaterdag 15 oktober 2022 is de toestand echter zodanig verslechterd dat klager met spoed
wordt opgenomen in het ziekenhuis. Bij aanvang van de operatie begint het stoma (spontaan) weer te
lopen en wordt de operatie geannuleerd.

4. De klacht en de reactie van de huisarts

4.1 Klager verwijt de huisarts dat zij:
a) zijn klachten, ondanks meerdere telefonische contacten in de week van 11 tot 14 oktober 2022,
niet serieus heeft genomen, hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in een spoedopname in het
ziekenhuis;
b) heeft geweigerd het aan haar overhandigde Duitse medisch dossier in het medisch dossier op te
nemen, en;
c) de door klager gemelde allergieën als onbestaand heeft afgewezen en de hierdoor ontstane
problemen heeft afgewenteld op de apotheker.
Ter zitting heeft klager, na kennisneming van het voorlopig oordeel van het college, het tweede
klachtonderdeel laten vallen.

4.2 De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. De huisarts heeft
ter zitting, na bespreking van de omvang van de klacht, het niet-ontvankelijk verweer laten varen.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm
daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening
gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.
Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een
tuchtrechtelijk verwijt.

Klachtonderdeel a) klachten niet serieus genomen
5.2 Klager is van opvatting dat de huisarts zijn klachten onvoldoende serieus heeft genomen. Hij
had ernstige pijn als gevolg van ophoping van ontlasting in de darmen, maar dat werd onvoldoende
onderkend en behandeld. Zo heeft hij in oktober 2022 meerdere malen gebeld met de praktijk, maar
zijn klachten werden niet adequaat aangepakt. Door het gebrek aan de juiste zorg is hij
uiteindelijk (via een vervanger van de huisarts) met spoed opgenomen in het ziekenhuis en
geopereerd.

5.3 De huisarts is van mening dat zij de klachten van klager wel degelijk serieus heeft genomen,
maar door het wisselende beeld (soms werden de klachten ernstiger maar kort daarna weer minder) is
besloten het nog enige tijd aan te zien. Achteraf gezien, zo erkent zij, was het wellicht beter
geweest klager nog op vrijdagmiddag 14 oktober 2022 te zien in plaats van uit te gaan van een
consult op de daarop volgende maandag.

5.4 Het college begrijpt uit het medisch dossier en de toelichting van klager dat klager op
dinsdag 11 oktober 2022 problemen heeft met een door de dermatoloog voorgeschreven medicijn. Hij
heeft dan ook al twee dagen obstipatie en de klachten (en daarmee ook de pijn) nemen toe. De
dermatoloog adviseert om aan de huisarts medicatie te vragen. In telefonisch overleg met de
assistente van de praktijk wordt een laxeermiddel voorgeschreven. Op woensdag is er weer
telefonisch overleg, waarbij klager vraagt of hij net als in Duitsland zijn stoma mag gaan spoelen.
Er zijn geen alarmsymptomen en besloten wordt dat de huisarts dat zal gaan regelen maar daarvoor is
de inzet van een specialist nodig. Zij zal daar uiterlijk vrijdag op terugkomen. Betrokkene zal
doorgaan met de dinsdag voorgeschreven laxeermiddelen.

5.5 Later die woensdag belt klager weer met de praktijk. De praktijk is dan gesloten en klager
neemt contact op met de waarnemer. Deze heeft overleg met een specialist in het ziekenhuis. Klager
wordt door de waarnemer in consult beoordeeld en er wordt een Klyx (vorm van clysma)
voorgeschreven, toe te dienen in het stoma.

5.6 De huisarts heeft aan het einde van de dag kennis gekregen van de ontwikkelingen van die
middag en instrueert haar assistente klager direct de volgende morgen te bellen.

Op donderdagmorgen hoort de assistente dat een aangebracht klysma verlichting heeft gebracht. Er
was flinke productie van ontlasting geweest en de pijnklachten waren afgenomen. De huisarts
overweegt een tweede klysma, maar besluit om het nog even aan te zien. Er zijn geen alarmsignalen.

5.7 Op vrijdagmiddag 14 oktober 2022 belt klager met de praktijk dat hij pijn aan de ribben heeft
en daar een pijnstiller voor wil hebben. De huisarts laat de assistente eerst terugbellen om na te
vragen hoe het met de productie van ontlasting en de buikpijn ging. Klager zegt dan dat de
ontlasting wel goed loopt. De assistente overlegt weer met de huisarts die in het dossier noteert:
“t verhaal is wel erg wisselend.de macrogol lijkt toch goed te helpen aangezien de ontlasting nu
mooi dun isen het stoma goed loopt. het verhaal van pijn in de ribben lijkt helemaal nieuw.
Ze
besluit een pijnstiller voor te schrijven. Zij komt dan uit bij het middel tramadol, het minst
schadelijke van de dan mogelijke medicatie. Betrokkene krijgt uitgebreid instructie omdat dit
middel juist obstipatie kan veroorzaken. Afgesproken wordt dat bij problemen in het weekend, klager
contact opneemt met de huisartsenpost. Verder wordt afgesproken dat klager op maandag contact
opneemt met de huisarts om de stand van zaken te bespreken.

5.8 In de nacht van vrijdag op zaterdag verslechtert de situatie zodanig dat klager uiteindelijk
op zaterdag via de huisartsenpost en de spoedeisende hulp wordt opgenomen in het ziekenhuis om te
worden geopereerd. Bij de voorbereiding van de operatie gaat het stoma onverwacht weer lopen,
waarna de operatie wordt afgebroken.

5.9 Na het weekend belt de huisarts met klager om te vragen hoe het gaat. Ter zitting verklaart
ze te zijn geschrokken van de ontwikkelingen in het weekend en dat niet te hebben voorzien. Klager
reageert afwijzend, en dient kort daarna de klacht tegen de huisarts in.

5.10 Gelet op bovenomschreven verloop, en de toelichting van partijen ter zitting, stelt het
college vast dat het verloop van de problemen tussen 11 en 14 oktober 2022 sterk wisselend was.
Klager had (deels afwisselend) problemen met het stoma, had obstipatie, huidklachten en pijn in de
ribben. Hij heeft in die week meerdere malen met de praktijk van de huisarts gebeld en overlegd
over de te nemen stappen. Op het ene moment leek de situatie te verslechteren om niet lang daarna
weer te verbeteren. Klager heeft daarbij niet gevraagd om een consult, en heeft zich beperkt tot
telefonisch overleg. Hij ging er van uit dat als de situatie daarom vroeg, de huisarts uit zichzelf
wel een consult zou voorstellen. De huisarts op haar beurt heeft weliswaar overwogen om klager op
consult te zien, maar daar bij een verbetering weer van afgezien om eerst het verdere beloop af te
wachten. Hoewel, zoals de huisarts ook zelf erkent, het mogelijk beter was geweest om klager eerder
actief uit te nodigen voor een onderzoek, kan niet worden gezegd dat dit – onder de gegeven
omstandigheden – noodzakelijk was. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat een dergelijk onderzoek
tot een andere inschatting had geleid.

5.11 Gezien het wisselende verloop kon de huisarts er in redelijkheid voor kiezen om het weekend
af te wachten. De plotselinge verslechtering op vrijdagavond was niet te voorzien, en had overigens
ook niet voorkomen kunnen worden. Alsdan valt de huisarts met haar aanpak geen (tuchtrechtelijk)
verwijt te maken. Het college begrijpt dat klager tot een andere conclusie komt, maar dat is
mogelijk gebaseerd op de nare ervaringen dat weekend en kennis achteraf.

Klachtonderdeel c) door klager gemelde allergieën genegeerd
5.12 Klager heeft eerder (toen hij nog in Duitsland onder behandeling was) ervaren dat het
medicijn dat hij gebruikte (paroxetine) een ernstige bijwerking had als dat medicijn het bindmiddel
mesilaat bevatte. De variant met een ander bindmiddel (paroxetine-HCl- hemihydraat) was net zo
effectief maar dan zonder de bijwerking. Hij heeft in Nederland ook steeds gevraagd om de laatste
variant, maar de apotheker weigerde om deze variant te verstrekken omdat de verzekering alleen de
mesilaat-variant vergoedt. Klager verwijt de huisarts dat zij de bijwerking (allergische reactie)
in eerste instantie negeerde en vervolgens onvoldoende heeft gedaan om de apotheker ertoe te
bewegen om het medicijn zonder mesilaat te (doen) verstrekken.

5.13 De huisarts heeft verklaard dat zij het probleem van de allergische reactie wel degelijk
ernstig nam en ook op het recept heeft aangetekend dat de mesilaat-vrije variant verstrekt moest
worden. Echter, dit is alleen een advies aan de apotheker en het is uiteindelijk aan de apotheker
(al dan niet in samenspraak met de verzekeraar) om daartoe over te gaan.

5.14 Het college volgt de huisarts in haar gemotiveerde toelichting dat zij het probleem van de
bijwerking serieus heeft genomen en zich heeft ingespannen om klager te voorzien van de
mesilaat-vrije variant. Klager onderkent dit ook zelf, tijdens het Mondeling Vooronderzoek merkt
hij op dat de huisarts (pas) in september de medische noodzaak heeft vermeld op het door haar
uitgeschreven recept. Uit de discussie van klager met de apotheker maakt het college op dat ook de
apotheker wel degelijk op de hoogte was (door de huisarts, dan wel klager) van de voorkeur voor de
mesilaat-vrije variant. Echter, hij voelde zich gehouden om het preferente middel te verstrekken,
al is hij na enkele dagen toch overgegaan tot het verstrekken van de mesilaat-vrije variant. Het is
spijtig dat klager enkele dagen de mesilaat bevattende variant heeft moeten gebruiken, maar dat kan
de huisarts niet verweten worden omdat zij zich in voldoende mate heeft ingespannen. Dat klager een
andere indruk heeft en ook voor hem moeizame discussies heeft moeten aangaan met de apotheker, is
vervelend maar leidt niet tot een (tuchtrechtelijk) te maken verwijt aan de huisarts. Het is
uiteindelijk de apotheker die beslist over (de vorm van) het te verstrekken medicijn, en de
huisarts heeft zich in voldoende mate voor hem ingespannen – helaas zonder direct het door klager
gewenste resultaat.

Slotsom
5.15 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht ongegrond zijn.

6. De beslissing
Het college verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door A.M.J.G. van Amsterdam, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist,
I. Boekhout, J.C. van der Molen en G.J. Dogterom, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door F.J.E. van
Geijn, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2023.