ECLI:NL:TGZRAMS:2023:197 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5147
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2023:197 |
---|---|
Datum uitspraak: | 11-08-2023 |
Datum publicatie: | 11-08-2023 |
Zaaknummer(s): | A2022/5147 |
Onderwerp: | Grensoverschrijdend gedrag |
Beslissingen: | Gegrond, (voorwaardelijke) schorsing inschrijving register |
Inhoudsindicatie: | Gegronde klacht tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige wordt verweten dat hij zich grensoverschrijdend seksueel heeft gedragen tegenover een kwetsbare patiënte die aan zijn zorg was toevertrouwd en dat hij medicatie heeft ontvreemd en aan de patiënte heeft verstrekt. De verpleegkundige heeft de hem verweten gedragingen bekend. Het college verklaart de klacht gegrond en legt de maatregel van schorsing op voor de duur van 12 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. Publicatie. |
A2022/5147
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing van 11 augustus 2023 op de klacht van:
A, te B,
klaagster, hierna ook: de GGZ-instelling, gemachtigde: C, werkzaam te B,
tegen
D,
verpleegkundige, destijds werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de verpleegkundige.
1. Waar gaat de zaak over?
1.1 De klacht gaat over het feit dat verweerder zich grensoverschrijdend seksueel
heeft gedragen
tegenover een kwetsbare patiënte die aan zijn zorg was toevertrouwd en dat hij medicatie
heeft
ontvreemd en aan de patiënte heeft verstrekt.
1.2 Het college verklaart de klacht gegrond en legt de maatregel van schorsing op
voor de duur
van 12 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk.
1.3 Hieronder vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna legt
het college de
beslissing uit.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 23 november 2022;
- de schriftelijke reactie van de verpleegkundige, ontvangen op 4 april 2023.
2.2 Partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris
van het college
met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij
geen gebruik gemaakt.
2.3 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 30 juni 2023. Namens klager
is E, verschenen,
psychiater bij de GGZ-instelling en afdelingshoofd van de afdeling waar de verpleegkundige
werkzaam
was. Hij werd ter zitting bijgestaan door
C. De verpleegkundige is in persoon verschenen.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Verweerder, geboren in 1989, werkte vanaf september 2021 als verpleegkundige
op de open
opname afdeling (F) bij de GGZ-instelling (hierna: de afdeling), laatstelijk in de
functie van
‘GGZ-begeleider niveau 5’. Daarvoor was hij vanaf medio 2020 als flexwerker op die
afdeling
werkzaam.
3.2 De verpleegkundige heeft zich schuldig gemaakt aan grensoverschrijdend seksueel
gedrag jegens
een op de afdeling opgenomen patiënte. Ook heeft hij medicatie ontvreemd en verstrekt
aan deze
patiënte. De patiënte was op de afdeling opgenomen van 3 december 2021 tot 21 december
2021 en was
op dat moment 24 jaar oud.
3.3 De patiënte maakte op 4 januari 2022 melding van het seksueel grensoverschrijdende
gedrag
door de verpleegkundige bij een medewerker van het wijkteam. Nadat een leidinggevende
dit op 5
januari 2022 met de verpleegkundige besprak, ontkende de verpleegkundige de beschuldigingen
aanvankelijk. De verpleegkundige is per 5 januari 2022 geschorst. Ook tijdens een
gesprek op 10
januari 2022 met leidinggevenden en een HR-medewerker van de GGZ-instelling heeft
de
verpleegkundige de gedragingen deels ontkend. De verpleegkundige is op 10 januari
2022 op staande
voet ontslagen.
3.4 Vervolgens is de GGZ-instelling een intern onderzoek gestart. Tijdens dat onderzoek
heeft de
verpleegkundige de hem verweten gedragingen – te weten: seksueel grensoverschrijdend
gedrag,
bestaande uit het in privé tijd bezoeken van de patiënte thuis, het hebben van geslachtsgemeenschap
met de patiënte en het versturen van whatsappberichten met seksueel getinte inhoud
en een foto van
zijn geslachtsdeel aan de patiënte – bekend, op het hebben van geslachtsgemeenschap
met de patiënte
na.
3.5 In het dossier bevinden zich een aantal screenshots van de 300 pagina’s aan
de tussen
partijen verstuurde berichten met seksueel getinte inhoud, inclusief voornoemde foto.
4. De klacht en de reactie van de verpleegkundige
4.1 De GGZ-instelling verwijt de verpleegkundige dat hij:
a) een persoonlijke c.q. seksuele relatie is aangegaan met een aan zijn zorg toevertrouwde
patiënte; en
b) medicatie heeft ontvreemd ten behoeve van een aan zijn zorg toevertrouwde patiënte
en deze
vervolgens aan haar heeft verstrekt.
4.2 De verpleegkundige heeft de hem verweten gedragingen uiteindelijk bekend. In
het
verweerschrift heeft de verpleegkundige geschreven dat de GGZ-instelling duidelijk
heeft beschreven hoe de situatie zich heeft voorgedaan en dat hij zich daarbij volledig
aansluit.
Desgevraagd ter zitting heeft de verpleegkundige bevestigd dat hij ook geslachtsgemeenschap
met de
patiënte heeft gehad.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de verpleegkundige de zorg heeft verleend die van hem verwacht
mocht worden.
De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende verpleegkundige. Bij
de beoordeling
wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere
professionele
standaarden.
Klachtonderdeel a) seksueel grensoverschrijdend gedrag
5.2 Vaststaat dat de verpleegkundige grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond,
door patiënte
thuis te bezoeken, geslachtsgemeenschap met patiënte te hebben en berichten met seksueel
getinte
inhoud en een foto van zijn geslachtsdeel via whatsapp naar patiënte te versturen.
Dit heeft zowel
tijdens de opname als daarna plaatsgevonden. De verpleegkundige heeft ter zitting
verklaard dat één
en ander pas is begonnen nadat de opname van de patiënte was beëindigd, maar het college
leidt uit
de door de verpleegkundige aan de patiënte verzonden whatsappberichten in het dossier
af dat dit
ook al speelde tijdens haar opname. Zo heeft de verpleegkundige de patiënte onder
meer bericht: “We
moeten er wel mee uitkijken. Niet te gek doen want het team heeft het binnen no time
door. Dus ik
moet wel voorzichtig zijn als ik naar je kamer toe kom, als het al uitkomt.”
5.3 Het college is van oordeel dat de verpleegkundige hiermee zijn professionele
grenzen in
ernstige mate heeft overschreden. De reden dat een intieme (seksuele) relatie met
een patiënte niet
is toegestaan is met name hierin gelegen dat in een dergelijke relatie sprake is van
een
ongelijkwaardige verhouding waarin de patiënt(e) zich in een afhankelijke kwetsbare
positie
bevindt. Dat geldt temeer nu het hier gaat om een patiënte die vanwege een psychiatrische
aandoening is opgenomen, zodat sprake is van verhoogde kwetsbaarheid.
5.4 De verpleegkundige heeft er niet voor gekozen de situatie zelf te beëindigen.
De
verpleegkundige heeft zelfs aanvankelijk tot tweemaal toe ontkend wat hem werd verweten.
Tijdens
het door de GGZ-instelling verrichte interne onderzoek heeft de verpleegkundige een
deel van de hem
verweten gedragingen erkend en pas tijdens de onderhavige procedure heeft de verpleegkundige
erkend
geslachtsgemeenschap met de patiënte te hebben gehad. Tijdens de zitting heeft de
verpleegkundige
desgevraagd ontkend dat er al iets speelde tijdens de opname van de patiënte, maar
uit de
overgelegde whatsappberichten blijkt het tegendeel. Dat de verpleegkundige niet geheel
en niet
direct open is geweest over wat er gebeurd is en daarover tot op heden blijft draaien,
rekent het college de verpleegkundige aan en weegt mee in de hierna te bepalen maatregel.
5.5 Het eerste klachtonderdeel is gegrond. De verpleegkundige heeft ernstig tuchtrechtelijk
verwijtbaar gehandeld.
Klachtonderdeel b) ontvreemden medicatie
5.6 Ook het verwijt dat ziet op het ontvreemden van medicatie en verstrekken daarvan
aan de
patiënte, heeft de verpleegkundige erkend. De patiënte zou haar medicatie niet hebben
meegekregen
van de apotheek en had hierover contact met een medewerker van de afdeling gehad,
die haar had
verteld dat zij de medicatie bij de afdeling kon komen ophalen. De verpleegkundige
heeft
vervolgens, zonder overleg en zonder dit te registreren of iemand daarover iemand
in te lichten,
twee tabletten lorazapam meegenomen en bij de patiënte thuisgebracht. Ter zitting
heeft de
verpleegkundige hierover verklaard dat hij dit deed om de patiënte een rit door de
regen te
besparen en dat deze medicatie uit de ‘geheime noodvoorraad’ kwam.
5.7 Ook voor dit verwijt geldt dat de verpleegkundige aanvankelijk heeft ontkend
dat dit is
gebeurd en dit pas na verloop van tijd heeft toegegeven. Aanvankelijk heeft hij tegen
zijn
leidinggevende verklaard dat het niet om medicatie ging maar om zogenaamde ‘zoetjes’.
Ook dit
rekent het college de verpleegkundige aan en dit gegeven weegt het college ook mee
bij de vraag
welke maatregel moet volgen.
5.8 Het tweede klachtonderdeel is eveneens gegrond.
Slotsom
5.9 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht in zijn geheel gegrond is.
Maatregel
5.10 Bij het beantwoorden van de vraag welke maatregel passend en geboden is, vindt
het college
het volgende van belang. Het college is van oordeel dat het gedrag van de verpleegkundige
hem
ernstig te verwijten valt. Voor de veiligheid en het welzijn van patiënten is het
noodzakelijk dat
een zorgverlener de professionele grenzen van de beroepsgroep respecteert en in acht
neemt. Dit
geldt in het bijzonder voor een verpleegkundige die werkzaam is in de geestelijke
gezondheidszorg,
vanwege de verhoogde kwetsbaarheid van de aan zijn zorg toevertrouwde patiënten. Het
grensoverschrijdende gedrag is niet gestopt omdat de verpleegkundige het beëindigde,
maar omdat de
patiënte een melding maakte. De verpleegkundige heeft zijn professionele grenzen in
ernstige mate
overschreden en dat terwijl hij nog maar kort als verpleegkundige werkzaam was. De
ernst van de
verweten gedragingen rechtvaardigt vanwege het gevaar voor herhaling in het algemeen
en de nadelige
gevolgen voor de patiënte in dit concrete geval, als uitgangspunt een maatregel die
een
beroepsbeperking meebrengt, zoals een schorsing.
5.11 Verder weegt het college het volgende mee:
- De verpleegkundige heeft aanvankelijk de hem verweten gedragingen ontkend en bewust
de waarheid
verdraaid. Ook ter zitting is de verpleegkundige niet open geweest, door te stellen
dat het
grensoverschrijdende gedrag pas na het ontslag van de patiënte begon, terwijl uit
het dossier iets
anders blijkt. Hij heeft daarbij uitsluitend zijn eigen belang voor ogen gehad. Op
geen enkel
moment – niet tijdens de seksuele relatie maar ook niet daarna - is gebleken dat de
verpleegkundige
het belang van de aan zijn zorg toevertrouwde patiënte een rol heeft laten spelen
bij de door hem
genomen beslissingen en zijn handelen.
- De verpleegkundige heeft niet op eigen initiatief gezocht naar hulp en begeleiding
tijdens en na
hetgeen er is gebeurd. Hij heeft zich niet vrijwillig onder behandeling gesteld van
een psycholoog
of andere professional, met als doel het reflecteren op en in de toekomst voorkomen
van voornoemd
gedrag, terwijl hij werkzaam wil blijven als verpleegkundige en het gaat om een ernstige
schending
van de beroepsnormen. Ter zitting heeft de verpleegkundige desgevraagd verteld dat
hij een paar
gesprekken met een psycholoog heeft gehad in het kader van het strafrechtelijke traject.
De
verpleegkundige is in februari 2023 vanwege de onderhavige feiten door de politierechter
veroordeeld tot betaling van een geldboete en een taakstraf vanwege ontucht. Het voorarrest
van de
verpleegkundige is daarvóór beëindigd onder de voorwaarde dat hij een traject bij
G – een
instelling die gespecialiseerde zorg biedt aan mensen die grensoverschrijdend of strafbaar
gedrag
vertonen in combinatie met het hebben van een psychische stoornis – zou volgen. In
dat kader heeft
de verpleegkundige een aantal gesprekken met een psycholoog gehad. Het is het college
niet
duidelijk geworden of de verpleegkundige daarvan iets heeft geleerd, over onder meer
het in acht
nemen van professionele grenzen. De overtuiging dat dat het geval is ontbreekt bij
het college. Het
college is er ook niet van overtuigd dat de kans op herhaling gering is. Het college
vindt het
nodig dat er op dat vlak toezicht en begeleiding komt, zodat er waarborgen komen om
te voorkomen
dat er opnieuw risico voor patiënten bestaat.
- De verpleegkundige heeft verklaard dat hij zichzelf niet langer geschikt vindt om
in de
psychiatrie te werken, omdat hij het werk zwaar vond en zichzelf er onvoldoende stabiel
voor vindt.
Hij werkt op dit moment als verpleegkundige in de thuiszorg met patiënten. Ter zitting
heeft de
verpleegkundige daaraan toegevoegd dat hij met name werkt met patiënten in de terminale
fase. Het
college heeft dat niet kunnen controleren. De verpleegkundige, die ter zitting zonder
enige
begeleiding verscheen, heeft verder gezegd dat hij zijn nieuwe werkgever op de hoogte
heeft
gebracht van de situatie. Het college heeft geen stukken gezien waaruit dat blijkt
en heeft niet
kunnen controleren of dat inderdaad is gebeurd.
Verder heeft de verpleegkundige niet gesteld dat de nieuwe werkgever aandacht (heeft)
besteed(t)
aan hetgeen is gebeurd in de functie van wijkverpleegkundige en waarborgen (zoals
begeleiding of
gesprekken) heeft ingebouwd om herhaling te voorkomen, terwijl het college het nodig
acht dat dat
gebeurt.
5.12 Bij voornoemde feiten en omstandigheden past een schorsing van de bevoegdheid
om de aan de
inschrijving van de verpleegkundige in het BIG-register verbonden bevoegdheden uit
te oefenen voor
een periode van twaalf maanden, waarvan een gedeelte van zes maanden niet zal worden
uitgevoerd onder de voorwaarde dat de verpleegkundige in een proeftijd van twee jaar
niet opnieuw tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt.
5.13 Onder meer omdat de verpleegkundige kenbaar heeft gemaakt werkzaam te willen
blijven als
verpleegkundige acht het college het noodzakelijk en passend om als bijzondere voorwaarde
te
bepalen dat de verpleegkundige gedurende de proeftijd een behandeling bij een gz-psycholoog
zal
volgen met als behandeldoelen in ieder geval: het verwerven van inzicht in de factoren
die hebben
bijgedragen aan het onprofessionele en (seksueel) grensoverschrijdende gedrag, het
scheppen van
randvoorwaarden die bijdragen aan het voorkomen van dergelijk gedrag in de toekomst
en het
versterken van zijn beroepsethiek.
Publicatie
5.14 In het algemeen belang zal deze beslissing worden gepubliceerd. De publicatie
zal
plaatsvinden zonder vermelding van namen of andere tot personen of instanties herleidbare
gegevens.
6 De beslissing
Het college:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt op de maatregel van schorsing van de bevoegdheid om de aan de inschrijving
verbonden
bevoegdheden uit te oefenen voor de duur van twaalf maanden;
- bepaalt dat een gedeelte van zes maanden van deze maatregel niet ten uitvoer zal
worden gelegd,
tenzij het college dat gelast op de grond dat de verpleegkundige binnen een periode
van twee jaren
na het onherroepelijk worden van deze beslissing:
1. opnieuw tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld; en/of
2. zich niet heeft gehouden aan één of meer van de volgende bijzondere voorwaarden,
te weten dat:
a) de verpleegkundige zich onder behandeling van een gz-psycholoog stelt voor wekelijkse
gesprekken
en de Inspectie (hierna: IGJ) binnen een maand na het ingaan van de proeftijd op de
hoogte stelt
van de persoon van de gz-psycholoog;
b) de verpleegkundige informeert de IGJ uiterlijk een maand na het ingaan van de proeftijd
over de
concreet geformuleerde behandeldoelen waarvan tenminste deel uitmaken: het verwerven
van inzicht in
de factoren die hebben bijgedragen aan het onprofessionele en (seksueel) grensoverschrijdende
gedrag, het scheppen van randvoorwaarden die bijdragen aan het voorkomen van dergelijk
gedrag in de
toekomst en het versterken van zijn beroepsethiek;
c) de verpleegkundige informeert de IGJ iedere maand, uiterlijk door de IGJ te ontvangen
op de
eerste van de volgende maand, schriftelijk over de voortgang. Deze informatie dient
in ieder geval
te bevatten de aard, de inhoud en de frequentie van de gesprekken evenals het behandelplan
en de
voortgang daarvan;
d) de verpleegkundige geeft aan zijn behandelaar schriftelijk toestemming dat de IGJ
bij de
behandelaar informatie kan inwinnen over de voortgang, de aard, de inhoud en de frequentie
van de
gesprekken;
e) de verpleegkundige geeft aan de behandelaar de schriftelijke toestemming om de
IGJ direct te
informeren, zodra de behandeling is afgebroken of gestopt;
f) de verpleegkundige informeert de IGJ door middel van een door de behandelaar ondertekende
en
onderbouwde verklaring als deze behandelaar voor het verstrijken van de proeftijd
van mening is dat
de met de behandeling te behalen doelen zijn bereikt;
g) de verpleegkundige stelt de IGJ ervan op de hoogte als hij voornemens is zijn werk
als
verpleegkundige met patiëntencontacten te hervatten;
h) de verpleegkundige zal geen patiëntencontacten hebben zolang de behandeling niet
is afgerond;
- bepaalt dat eerst het onvoorwaardelijke deel van de schorsing ten uitvoer zal
worden gelegd;
- draagt IGJ op toezicht te houden op de bijzondere voorwaarden;
- bepaalt dat de proeftijd uitsluitend geldt gedurende de periode dat beklaagde
in het register
is ingeschreven en bevoegd is de daaraan verbonden bevoegdheden uit te oefenen;
- bepaalt dat deze beslissing, nadat die onherroepelijk is geworden, zonder vermelding
van namen
of andere herleidbare gegevens in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt
en ter
publicatie zal worden aangeboden aan de tijdschriften Nursing, Nurse Academy GGZ en
V&VN Magazine.
Deze beslissing is gegeven door P.M. de Keuning, voorzitter, M.A.H. Verburgh, lid-jurist,
W.M.E. Bil, J.H. Hunink en M. Houtlosser, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door S.M.
Geerding, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2023.