ECLI:NL:TADRSGR:2023:163 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-373/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2023:163
Datum uitspraak: 02-08-2023
Datum publicatie: 04-08-2023
Zaaknummer(s): 23-373/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van wederpartij. Niet gebleken dat verweerder ondeskundig is in het erfrecht of bewust valse informatie aan een notaris heeft verstrekt. Evenmin is gebleken dat verweerder gebrekkig communiceert, geen verantwoordelijkheid zou nemen of niet meewerkt aan het spoedig oplossen van het geschil.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 2 augustus 2023 in de zaak 23-373/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mail van 1 juni 2023 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) met kenmerk R 2023/37 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 21. 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klager is verwikkeld in een geschil met zijn zus over de nalatenschap van hun moeder. Verweerder staat de zus bij in het erfrechtelijk geschil. Klager is aanvankelijk door een belangenbehartiger bijgestaan en nadien door een advocaat.
1.2    Op de website van het kantoor van verweerder staat vermeld: 
“Onze kracht ligt bij: […] erfrechtelijke geschillen, etc.”
1.3    Verweerder heeft op 9 januari 2020 aan een notaris bericht:
“De bedoeling is dat u [klager] wederom een door hem te tekenen verklaring (gelijk aan de eerdere verklaring van 20 juni 2019 […]) (…) toezendt en [klager] uitnodigt deze bij u op kantoor te ondertekenen. 
Tussen partijen bestaat hierover inmiddels overeenstemming.”
1.4    Klager heeft op 9 januari 2020 gereageerd:
“Er is overeenstemming over het tekenen van een VVE door beide erfgenamen. Zowel Notaris als Bank hebben bevestigd dat dit mogelijk is geen enkel belemmering.geeft bij de verdere afhandeling van de nalatenschap. [Verweerder] heeft het opstellen van een VVE tevens in eerdere e-mails bevestigd als overeengekomen. 
Er is geen overeenstemming over het tekenen van genoemde verklaring.”
1.5    De advocaat van klager heeft op 21 september 2021 naar verweerder gestuurd:
“[…] Anders dan u vraagt zal cliënt aan uw cliënte geen volmacht verstrekken om de verdeling naar eigen goeddunken te bewerkstelligen. Cliënt is bereid om in te stemmen met een verklaring van erfrecht waarin beide partijen gelijkelijk gerechtigd zijn om de verdeling van de nalatenschap te bewerkstelligen. Met zodanige VVE en het akkoord van beide partijen kan de verdeling (wijziging tenaamstelling van de rekeningen) dan worden geëffectueerd. 
Cliënt heeft geen bezwaar wanneer notaris […] de aangepaste verklaring van erfrecht opstelt.”
1.6    De advocaat van klager heeft op 14 oktober 2021 naar verweerder gestuurd:
“Cliënt kan instemmen met uw voorstel dat de saldi van de rekeningen bij heften worden verdeeld. 
Cliënt is bereid om de VVE te ondertekenen, mits deze wordt aangepast: […]”
1.7    Op 21 oktober 2021 heeft verweerder gereageerd:
“Mijn cliënte is er mee akkoord om de zaak af te wikkelen langs de lijn die u voorstelt. 
Daarbij zal in de machtiging die aan de VVE verbonden is worden opgenomen dat mijn cliënte niet naar goeddunken de nalatenschap kan afwikkelen maar dat zij gehouden is om dit te doen langs van te voren en in de machtiging op te nemen afspraken.”
1.8    De advocaat van klager heeft op 26 oktober 2021 daarop gereageerd:
“Uw onderstaande schrijven besrak ik met cliënt. 
Langs de duur u beschreven route komen we er inderdaad wel uit. 
Dat betekent dat de VVE wordt aangepast, en dat daarin de wijze van verdeling wordt opgenomen.”
1.9    Op 27 oktober 2021 heeft de zus van klager aan een notaris bericht:
“Mijn broer is bereid mij de VVE te verlenen als deze wordt aangepast.” 
1.10    Klager heeft zijn advocaat op of omstreeks 22 december 2021 opgedragen niet meer met verweerder in contact te treden. Deze advocaat heeft zijn bijstand aan klager op 10 januari 2022 beëindigd.
1.11    Op 4 februari 2023 heeft klager bij de deken een klacht over verweerder ingediend.
1.12    De notaris heeft op 21 februari 2023 aan klager bericht:
“Verder heb ik uw zus met zoveel woorden laten weten dat als de schuingedrukte tekst uit de volmacht verwijderd moet worden er eigenlijk geen sprake meer is van een volmacht. Dan wordt er alleen in de verklaring van erfrecht vermeld wie er is overleden en wie de erfgenamen zijn. Dan moeten de erfgenamen samen naar de bank om de rekening bij helfte te verdelen. Een dergelijke verklaring van erfrecht kan ik wel opstellen.” 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. 
a)    Verweerder is niet gespecialiseerd in het erfrecht, maar wekt die suggestie wel op zijn website. Verweerder wil klager een verklaring van erfrecht met volledige volmacht laten  tekenen, terwijl hij weet dat klager daarmee al zijn rechten verspeelt. Verweerder heeft de notaris gemanipuleerd door te zeggen dat klager akkoord was. Toen de notaris niet wilde meewerken aan de oplossing, heeft verweerder de notaris in een kwaad daglicht gesteld en heeft hij klager laten zoeken naar een andere notaris die wel meegaat in verweerders voorstel. Verder heeft verweerder zijn cliënt niet voldoende geïnformeerd, want de zus heeft het overlijden van de moeder niet tijdig gemeld bij de financiële instellingen.
b)    Verweerder communiceert gebrekkig, neemt geen verantwoordelijkheid en werkt niet mee aan het spoedig oplossen van het geschil.

3    VERWEER
3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
4.1    De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.Klachtonderdeel a)
4.2    Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder zodanig ondeskundig is in het erfrecht, dat hij daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt. Dat klager het niet eens is met de wijze waarop verweerder de belangen van zijn zus behartigt, is daarvoor niet voldoende. 
4.3    Voor zover verweerder op 9 januari 2020 aan de notaris heeft bericht dat klager en zijn zus akkoord zijn, is de voorzitter niet gebleken dat verweerder bewust valse informatie aan de notaris heeft verstrekt. Dat volgt niet uit het dossier en kan de voorzitter dus ook niet vaststellen. Bovendien volgt uit het bericht van 9 januari 2020 dat klager nog bij de notaris moest langsgaan om de verklaring van erfrecht te ondertekenen. Klager heeft het misverstand over de overeenstemming dus nog kunnen rechtzetten, zoals hij overigens ook die dag per e-mailbericht heeft gedaan. In de periode daarna heeft verweerder uitvoerig contact met de advocaat van klager gehad. Daaruit is kennelijk wel een akkoord voortgekomen. De voorzitter stelt vast dat klager hier later op is teruggekomen, maar dat betekent niet dat verweerder er op dat moment niet van kon uitgaan dat er een akkoord was. Van manipulatie of het in een kwaad daglicht zetten van de notaris is de voorzitter niet gebleken. Dat verweerder pogingen heeft gedaan om een andere notaris te vinden om de tussen klager en zijn zus gemaakte afspraken over de afwikkeling van de nalatenschap te begeleiden, is ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
4.4    Verder is het verweerder toegestaan om voor de belangen van zijn cliënt op te komen door in overleg te treden met (de belangenbehartiger en advocaat van) klager over het tekenen van de verklaring van erfrecht. Dat klager dat niet wil doen omdat hij dan zijn rechten verspeelt, betekent niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door op te komen voor de belangen van zijn cliënt.
4.5    Voor zover klager klaagt over de onjuiste advisering van verweerder aan de zus, heeft hij daarbij geen belang. Het is aan haar om daarover een eventuele klacht in te dienen. Bovendien zijn de handelingen (of het nalaten daarvan) door de zus niet toe te rekenen aan verweerder.
4.6    Het voorgaande leidt ertoe dat klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond is. 
Klachtonderdeel b)
4.7    Dat verweerder gebrekkig zou communiceren, waardoor klager onevenredig geschaad zou zijn, is de voorzitter niet gebleken. Verder is niet duidelijk waarin verweerder geen verantwoordelijkheid zou nemen. Tot slot kan de voorzitter niet vaststellen dat verweerder niet heeft meegewerkt aan het spoedig oplossen van het geschil. Zijn cliënte en klager hebben een flink geschil over de nalatenschap en zijn daar kennelijk niet uitgekomen. Verweerder is meerdere malen daartoe in overleg getreden. Klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.
Conclusie
4.8    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2023.