ECLI:NL:TGZCTG:2023:128 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1848

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2023:128
Datum uitspraak: 14-08-2023
Datum publicatie: 14-08-2023
Zaaknummer(s): C2023/1848
Onderwerp: Grensoverschrijdend gedrag
Beslissingen:
  • Gegrond, doorhaling inschrijving register
  • Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen fysiotherapeut. Klaagster verwijt de fysiotherapeut dat hij tijdens een reguliere behandeling zonder haar toestemming seksueel grensoverschrijdende handelingen bij haar heeft verricht. De fysiotherapeut ontkent dit. Het Regionaal Tuchtcollege neemt als vaststaand aan dat de fysiotherapeut bij klaagster een inwendige (vaginale) handeling heeft verricht. Dat college laat in het midden of die handeling seksueel gericht was dan wel gericht was op behandeling van klaagster. Hoe dan ook staat vast dat klaagster hiervoor geen toestemming had gegeven. Het Regionaal Tuchtcollege concludeert dat de fysiotherapeut de zorgvuldigheids- en integriteitsnormen vergaand heeft overschreden en legt de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de fysiotherapeut tegen deze beslissing. Naar het oordeel van dit college was de inwendige handeling seksueel van aard. Het Centraal Tuchtcollege acht bovendien aannemelijk dat de fysiotherapeut ook andere handelingen met een seksueel karakter heeft verricht. De doorhaling van de inschrijving in het BIG-register blijft gehandhaafd.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1848 van
A., fysiotherapeut, werkzaam in B.,
appellant, verweerder in eerste aanleg,
hierna: de fysiotherapeut,
gemachtigde: mr. A.K.M.T. Rongen,
advocaat te Utrecht,
tegen
C., wonende in D., verweerster in beroep, klaagster in eerste instantie, hierna: klaagster,
gemachtigde: mr. S.C. Fijen, advocaat te Amersfoort.
1. Procesverloop
Klaagster heeft op 22 februari 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege in ’s Hertogenbosch een klacht ingediend tegen de fysiotherapeut. Dat college heeft de klacht in zijn beslissing van 13 januari 2023, onder nummer H2022/3936, gegrond verklaard en aan de fysiotherapeut de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG register opgelegd dan wel de fysiotherapeut, voor het geval hij op het moment van onherroepelijk worden van deze beslissing niet is ingeschreven in het BIG-register, het recht ontzegd om wederom in dit register te worden ingeschreven.
De fysiotherapeut heeft tegen die beslissing beroep ingesteld. Klaagster heeft een verweerschrift in beroep ingediend.
De zaak is in beroep behandeld op de openbare zitting van het Centraal Tuchtcollege van 5 juli 2023. Klaagster en de fysiotherapeut zijn beiden verschenen. Klaagster werd bijgestaan door haar gemachtigde mr. S.C. Fijen, voornoemd, en de fysiotherapeut werd bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A.K.M.T. Rongen, voornoemd. Partijen hebben hun standpunten op de zitting verder toegelicht. Als getuige is gehoord mevrouw E., eigenaar van de fysiotherapiepraktijk waar de fysiotherapeut werkzaam is.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
2.1 Partijen hebben elkaar ongeveer 30 jaar geleden leren kennen bij een sportschool waar zij beiden werkten. Klaagster was sinds 2008 voor uiteenlopende klachten in behandeling bij de praktijk waar de fysiotherapeut werkt (verder: de praktijk). Zij werd daar aanvankelijk door verschillende fysiotherapeuten behandeld. Sinds enkele jaren was de fysiotherapeut haar vaste behandelaar als fysiotherapeut/manueel therapeut, laatstelijk met name voor schouder-, heup- en elleboogklachten. Het ging doorgaans om kortdurende behandeltrajecten.
2.2 Op 19 augustus 2021 hadden partijen een behandelafspraak voor deze klachten. De fysiotherapeut heeft toen een inwendige (vaginale) handeling bij klaagster verricht.
2.3 Klaagster heeft hiervan op 20 augustus 2021 telefonisch melding gemaakt bij de eigenares van de praktijk (verder: de praktijkhoudster). Diezelfde dag heeft een gesprek tussen klaagster en de praktijkhoudster plaatsgevonden, waarbij klaagster in detail heeft verteld wat er volgens haar was gebeurd. Vervolgens is een gesprek tussen klaagster, de fysiotherapeut en de praktijkhoudster gearrangeerd. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op de praktijk op 31 augustus 2021. Tijdens dit gesprek heeft de praktijkhoudster partijen op papier een verklaring voorgelegd (verder: de verklaring), die zij beiden ter plekke hebben ondertekend. Voorafgaand aan de ondertekening heeft de fysiotherapeut de gelegenheid gehad om de verklaring door te lezen. De praktijkhoudster had de verklaring al eerder over de telefoon voorgelezen aan klaagster, die daarmee had ingestemd. De verklaring luidt (alle citaten zijn inclusief eventuele taal- en typfouten):
“[Naam en gegevens fysiotherapeut] verklaart hierbij dat hij op donderdag 19 augustus 2021 [naam en gegevens klaagster] heeft behandeld. [Naam fysiotherapeut] is Manueel Therapeut en hij heeft bij de behandeling op 19 augustus inwendige handelingen heeft verricht die voorbehouden zijn aan Bekkenfysiotherapeuten. Hij heeft hierbij verzuimt vooraf toestemming te vragen aan [naam klaagster] via de daarvoor in de beroepsgroep gebruikelijke formulieren.
[Naam klaagster] dient geen klacht in bij de klachtencommissie van het KNGF tegen [naam fysiotherapeut].
Op dinsdag 31 augustus is er een gesprek geweest over dit incident tussen [namen partijen] met [naam praktijkhoudster en praktijk] als getuige. [Naam fysiotherapeut] heeft zijn excuses gemaakt aan [naam klaagster] voor zijn handelswijze.”
2.4 De fysiotherapeut is algemeen fysiotherapeut, zonder specialisatie als bekkenfysiotherapeut.
De klacht en het verweer
3.1 Klaagster verwijt de fysiotherapeut in essentie dat hij, tijdens een reguliere behandeling, zonder haar toestemming seksueel grensoverschrijdende handelingen bij haar heeft verricht. Klaagster ondervindt nog steeds de gevolgen van het handelen van de fysiotherapeut; zij is onder andere in behandeling (geweest) voor PTSS.
3.2 De fysiotherapeut stelt dat er niets is gebeurd dat lijkt op hetgeen klaagster heeft beschreven. Hij is niet afgeweken van de behandelingen die hij uitvoert bij patiënten met vergelijkbare klachten. Hij heeft weliswaar de verklaring ondertekend maar dat berust op een misverstand: hij heeft de tekst niet goed tot zich door laten dringen voordat hij deze ondertekende.
De overwegingen van het college
Het toetsingskader
4.1 Het college beoordeelt of de fysiotherapeut bij de behandeling van klaagster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid en integriteit die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend fysiotherapeut mocht worden verwacht. Wat redelijk (bekwaam) is, wordt mede bepaald door de op het moment van handelen toepasselijke richtlijnen van de beroepsgroep.
De beoordeling van de klacht
4.2 Het college ziet zich gesteld voor de vraag welke feiten het als vaststaand kan aannemen. Klaagster heeft een uitvoerige beschrijving gegeven van de handelingen die de fysiotherapeut bij haar zou hebben verricht op 19 augustus 2021. Die waren in haar lezing uitermate seksueel van aard en vérgaand grensoverschrijdend. De fysiotherapeut heeft nadrukkelijk betwist dat hij enige van die handelingen heeft verricht. Bij het ontbreken van bewijs - anders dan de verklaring van klaagster - kan het college voor het merendeel van de handelingen die klaagster de fysiotherapeut verwijt niet als vaststaand aannemen dat ze verricht zijn. Dit betekent niet dat het college aan de woorden van klaagster geen enkel geloof hecht. Het betekent slechts dat op grond van zulk (onbewezen) handelen een klacht niet gegrond kan worden verklaard.
4.3 Het voorgaande geldt niet voor het verwijt van klaagster dat de fysiotherapeut een inwendige (in de vagina) handeling bij haar heeft verricht zonder haar toestemming. De fysiotherapeut heeft dit namelijk met zoveel woorden erkend in de verklaring. Het college neemt het daarom als vaststaand aan. Aan het verweer dat de ondertekening van de verklaring op een misverstand berust, gaat het college voorbij. Ter zitting heeft klaagster toegelicht dat de fysiotherapeut de tijd heeft gekregen om de verklaring door te lezen en met de praktijkhoudster te bespreken voordat hij deze ondertekende. De fysiotherapeut heeft dit niet weersproken. Het college acht het volstrekt onaannemelijk dat de fysiotherapeut, na deze gang van zaken en dus bekend met de inhoud, een verklaring zou hebben getekend die zulke grote gevolgen zou kunnen hebben voor zijn baan en zijn BIG-registratie. Dat de fysiotherapeut klaagsters lezing van de feiten niet (nader) heeft betwist, is onder meer een gevolg van het feit dat hij niet op de zitting is verschenen. Dit gevolg dient voor zijn rekening te blijven; hij heeft immers de keuze gemaakt om verstek te laten gaan.
4.4 Het college moet in het midden laten of de inwendige handeling die de fysiotherapeut bij klaagster heeft verricht seksueel gericht was (zoals klaagster stelt) dan wel gericht was op de behandeling van klaagster (zoals de fysiotherapeut in de verklaring heeft gesuggereerd). Hoe dan ook staat vast dat de fysiotherapeut deze handeling heeft verricht zonder daarvoor toestemming aan klaagster te vragen, laat staan deze schriftelijk vast te leggen. Dat is in strijd met de richtlijnen in de brochure ‘Zorgvuldig handelen bij voorbehouden en bijzondere handelingen’ van het KNGF (verder: de Richtlijn). Bijzondere handelingen zijn volgens de Richtlijn, 3.1:
“Handelingen die (…) door hun specifieke aard wel hoge eisen stellen aan zorgvuldige toepassing (…). Het zijn handelingen die risicovol kunnen zijn en/of die als meer belastend kunnen worden ervaren door de patiënt dan de algemeen fysiotherapeutische handelingen.”
Als een van de kenmerken van een bijzondere handeling noemt de Richtlijn:
“Zowel de handeling zelf als het lichaamsgebied waar de handeling plaatsvindt behoren in eerste instantie niet tot de lesstof van de initiële opleiding fysiotherapie, maar worden geleerd in een vervolgopleiding die zich richt op een specifiek beroepsterrein binnen de fysiotherapie (bijvoorbeeld: bekkenfysiotherapie (…))”
Als voorbeeld van bijzondere handelingen in het bekkenbodemgebied noemt de Richtlijn, 4.2:
“Palpatie (manuale controle) van het bekken, de bekkenbodem en de organen van het kleine bekken via de vagina of via het anale kanaal ”
Als waarborgen voor de patiënt bij het verrichten van bijzondere handelingen door de fysiotherapeut noemt de Richtlijn, 3.2:
- Relevante informatie aan de patiënt
- Schriftelijke vastlegging van de toestemming
- Toetsing door collega’s
- Weging van de belasting voor de patiënt
- Dossiervoering waaronder diagnose.
De fysiotherapeut heeft in geen van deze waarborgen voorzien. De Richtlijn vervolgt, 4.3:
“Bijzondere handelingen in het bekkengebied zijn het inwendige onderzoek of de inwendige behandeling. Het KNGF adviseert fysiotherapeuten inwendige behandelingen in het bekkengebied gericht op bekkenfysiotherapie over te laten aan geregistreerde bekkenfysiotherapeuten die dankzij een aanvullende opleiding onder meer zijn gespecialiseerd in inwendig onderzoek en inwendige behandeling (…).”
4.5 Door het zonder (expliciete) toestemming verrichten van de inwendige handeling bij klaagster heeft de fysiotherapeut de door hem in acht te nemen zorgvuldigheids- en integriteitsnormen vérgaand overschreden. Hij heeft dat bovendien gedaan op een gebied waarop hij, nu hij niet in bekkenfysiotherapie gespecialiseerd is en niet heeft gesteld dat hij daarin ervaren is, niet bevoegd en bekwaam is. De fysiotherapeut heeft niet uitgelegd dat deze inwendige handeling - als hij daartoe al bevoegd en bekwaam zou zijn geweest - enig behandeldoel diende. Gelet op de lichamelijke klachten waarvoor klaagster werd behandeld, ziet het college zo’n doel ook niet.
4.6 De (gezondheids)schade die klaagster door het handelen van de fysiotherapeut stelt te hebben geleden, maakt geen deel uit van het beoordelingskader en daar zal het college dus niet op ingaan.
4.7 De klacht is gegrond.
De maatregel
4.8 Bij de ernst van het verwijt dat klaagster de fysiotherapeut terecht maakt, past de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register (overeenkomstig artikel 48 eerste lid aanhef en onder f van de Wet BIG). Zowel klaagster als andere patiënten verdienen het om tegen dergelijk handelen van de fysiotherapeut te worden beschermd. Aan de keuze voor deze maatregel draagt bij dat de fysiotherapeut de gelegenheid die de zitting bood om uitleg te geven, niet heeft benut.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in paragraaf “2. De feiten” van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Die zijn in beroep niet of onvoldoende weersproken. Alleen de volzin in rechtsoverweging 2.2 die luidt “De fysiotherapeut heeft toen een inwendige (vaginale) handeling bij klaagster verricht.” en de volzin in rechtsoverweging 2.3. “Voorafgaand aan de ondertekening (van de verklaring) heeft de fysiotherapeut de gelegenheid gehad om de verklaring te lezen.” neemt het Centraal Tuchtcollege hier niet over. Dit omdat de fysiotherapeut de juistheid daarvan uitdrukkelijk betwist. Op deze punten zal hierna verder worden ingegaan.
4. Beoordeling van het beroep
Standpunten van partijen
4.1 De fysiotherapeut is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. De fysiotherapeut verzoekt het Centraal Tuchtcollege de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege te vernietigen en de klacht alsnog ongegrond te verklaren.
4.2 Klaagster heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt het Centraal Tuchtcollege het beroep van de fysiotherapeut te verwerpen en de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege in stand te laten.
Oordeel van het Centraal Tuchtcollege
4.3 Het Centraal Tuchtcollege komt in deze beslissing tot het oordeel dat de fysiotherapeut op 19 augustus 2021 bij klaagster zonder haar toestemming vergaande seksueel grensoverschrijdende handelingen heeft verricht en dat aan de fysiotherapeut daarom terecht de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register is opgelegd. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.
Toelichting
4.4 Klaagster heeft in haar klaagschrift van 18 februari 2022 een gedetailleerde beschrijving gegeven van de handelingen die de fysiotherapeut op 19 augustus 2021 zonder haar toestemming bij haar zou hebben verricht. Het ging daarbij – onder meer – om likken, zoenen, het betasten van haar borsten en het gebruik van een massageapparaat in haar schaamstreek. Volgens klaagster heeft de fysiotherapeut ook haar broek en onderbroek naar beneden getrokken en is hij met zijn vingers haar vagina binnengedrongen. De handelingen waren volgens klaagster uitermate seksueel van aard en vergaand grensoverschrijdend. Gelet op de stukken en de ter zitting door klaagster, de fysiotherapeut en de praktijkhoudster afgelegde verklaringen, stelt het Centraal Tuchtcollege vast dat klaagster vanaf 20 augustus 2021, de dag dat zij voor het eerst met de praktijkhoudster over de behandeling op 19 augustus 2021 heeft gesproken, in haar beschrijving van de handelingen van de fysiotherapeut steeds consistent is gebleven.
4.5 De fysiotherapeut ontkent ten stelligste dat sprake is geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Volgens hem is tijdens de behandeling op 19 augustus 2021 niets gebeurd dat lijkt op wat klaagster beschreven heeft en is hij toen niet afgeweken van de behandelingen zoals hij die uitvoert bij patiënten met vergelijkbare klachten als die van klaagster. De fysiotherapeut betwist ook ten stelligste dat hij bij klaagster inwendige handelingen heeft verricht. Hij geeft daarbij aan dat hij vaker van patiënten te horen krijgt dat zij na de door hem gebruikte behandelmethode, de zogenoemde M resetmethode, dingen ervaren die niet in overeenstemming zijn met de fysieke werkelijkheid, zij het niet op seksueel gebied.
4.6 Tegenover deze stellige betwisting door de fysiotherapeut van de inwendige handeling staat echter de ondubbelzinnige erkenning daarvan in de verklaring die de fysiotherapeut tijdens het gesprek met klaagster en de praktijkhoudster op 31 augustus 2021 heeft ondertekend. De fysiotherapeut betoogt in beroep, nadat hij hiermee tijdens de zitting is geconfronteerd, dat de ondertekening van deze verklaring op een misverstand berust. Hij is naar eigen zeggen in dat gesprek door de verklaring overvallen en heeft hiervan alleen vluchtig kennisgenomen doordat de praktijkhoudster deze heeft voorgelezen. Hij heeft toen geen tijd gehad om de verklaring rustig door te lezen en heeft de inhoud van de verklaring niet goed tot zich door laten dringen, aldus de fysiotherapeut. Hij wijst daarbij ook op de schriftelijke verklaring van de praktijkhoudster van 15 februari 2023, waarin zij stelt dat de fysiotherapeut tijdens het gesprek op 31 augustus 2021 enorm begaan was met klaagster en zich zorgen maakte om haar. Hij zou toen volgens de verklaring van de praktijkhoudster hebben aangegeven de verklaring te tekenen omdat hij klaagster wilde helpen en zou daarbij niet aan de consequenties voor hemzelf hebben gedacht.
4.7 Het Centraal Tuchtcollege acht dit betoog van de fysiotherapeut niet geloofwaardig. Nog daargelaten dat hij volgens klaagster tijdens het gesprek op 31 augustus 2021 wel degelijk de tijd heeft gekregen om de verklaring door te lezen en te bespreken, is niet aannemelijk dat de fysiotherapeut zich er na de voorlezing van de verklaring door de praktijkhoudster niet van bewust is geweest dat hij met ondertekening van de verklaring erkende dat sprake was geweest van het verrichten van inwendige handelingen. Dit geldt te meer, omdat de praktijkhoudster, als getuige gehoord op de zitting van het Centraal Tuchtcollege, naar eigen zeggen de inwendige handelingen van de fysiotherapeut ten tijde van het tekenen van de verklaring nog eens uitdrukkelijk aan de fysiotherapeut heeft voorgehouden. Het is ook niet aannemelijk dat de fysiotherapeut de verklaring alleen heeft getekend om klaagster te helpen en dat hij zich niet heeft gerealiseerd dat de verklaring grote gevolgen kon hebben voor zijn positie als fysiotherapeut en zijn BIG-registratie. Het Centraal Tuchtcollege betrekt bij zijn beoordeling van het betoog van de fysiotherapeut ook dat hij pas veel later op de verklaring is teruggekomen, namelijk pas in zijn verweerschrift bij het Regionaal Tuchtcollege van 8 mei 2022. Wanneer de inhoud van de verklaring niet tot hem was doorgedrongen tijdens het gesprek op 31 augustus 2021, had het voor de hand gelegen dat hij kort na dat gesprek, zodra hij zich de betekenis van de verklaring wel realiseerde, afstand had genomen van de verklaring en niet pas ruim acht maanden later in het kader van het verweer tegen de klacht.
4.8 Gelet op de gedetailleerde en consistente verklaring van klaagster en de mede door de fysiotherapeut ondertekende schriftelijke verklaring, neemt het Centraal Tuchtcollege als vaststaand aan dat de fysiotherapeut zonder toestemming van klaagster met zijn vingers in haar vagina heeft gezeten. In aanmerking nemend dat klaagster werd behandeld voor klachten aan schouder, heup en elleboog, ziet het Centraal Tuchtcollege niet dat de fysiotherapeut met deze inwendige handeling enig behandeldoel diende. De fysiotherapeut was ook niet gespecialiseerd in bekkenbodemfysiotherapie, waarvoor onder bijzondere omstandigheden zulke inwendige handelingen verricht kunnen worden. De suggestie die in de door de fysiotherapeut ondertekende verklaring besloten ligt, dat het wel degelijk ging om een handeling met een behandeldoel, is ongeloofwaardig. De fysiotherapeut heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat er sprake was van een behandeldoel. Omdat het behandeldoel ontbrak heeft de inwendige handeling van de fysiotherapeut – het met zijn vingers in de vagina van klaagster gaan – een seksueel karakter gehad. Hiervan uitgaande, acht het Centraal Tuchtcollege eveneens geloofwaardig en aannemelijk dat de fysiotherapeut zonder toestemming van klaagster ook andere door haar gedetailleerd en consistent beschreven seksuele handelingen heeft verricht.
4.9 De conclusie is dat de fysiotherapeut op 19 augustus 2021 bij klaagster zonder haar toestemming seksueel grensoverschrijdende handelingen heeft verricht. Hij heeft hierdoor de door hem in acht te nemen zorgvuldigheids- en integriteitsnormen vergaand overschreden. Dit betekent dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht gegrond heeft verklaard, zij het op iets andere gronden.
Maatregel
4.10 Volgens vaste rechtspraak van het Centraal Tuchtcollege zijn gedragingen zoals die aan de fysiotherapeut worden verweten zodanig in strijd met hetgeen van een integere en betrouwbare zorgverlener mag worden verwacht, dat ten minste een schorsing van de inschrijving in het BIG-register passend en geboden is. In dit geval ziet het Centraal Tuchtcollege aanleiding voor een zwaardere maatregel. Daarbij weegt het college mee dat de fysiotherapeut met zijn handelen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van klaagster heeft gemaakt, maar er – mede door zijn ontkenning - op geen enkele manier blijk van heeft gegeven dat hij zich van het verwerpelijke van zijn handelen bewust is. Hij heeft voor zijn handelen ook geen verantwoordelijkheid genomen. Mede hierdoor moet het gevaar op herhaling zeker aanwezig worden geacht. Het feit dat de fysiotherapeut inmiddels met de praktijkhoudster heeft afgesproken dat hij geen vrouwen meer zal behandelen is onvoldoende om dat gevaar weg te nemen. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege de door het Regionaal Tuchtcollege opgelegde maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register passend en geboden.
Eindconclusie van het Centraal Tuchtcollege
4.11 Het Centraal Tuchtcollege zal het beroep van de fysiotherapeut verwerpen. Dit betekent dat de maatregel van doorhaling van de inschrijving van de fysiotherapeut in het BIG-register gehandhaafd blijft. Dat betekent ook dat klager het recht om weer in het register te worden ingeschreven wordt ontzegd.

Verzoek om proceskostenveroordeling
4.12 Klaagster heeft het Centraal Tuchtcollege verzocht om de fysiotherapeut te veroordelen in de kosten van deze beroepsprocedure. Omdat de klacht gegrond is verklaard en aan de fysiotherapeut een maatregel is opgelegd, zal het verzoek worden toegewezen. Het Centraal Tuchtcollege sluit voor wat betreft de berekening van deze kosten aan bij het Besluit proceskosten bestuursrecht. De voor vergoeding in aanmerking komende kosten voor juridische bijstand bedragen € 1791,-- (1 punt voor het verweerschrift in beroep + 1 punt voor de zitting bij het Centraal Tuchtcollege x tarief € 597,-- per punt x wegingsfactor van 1,5).
5. De beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep;
verstaat dat de maatregel van doorhaling van de inschrijving van de fysiotherapeut in het BIG-register – dan wel de ontzegging van het recht om wederom in dit register te worden ingeschreven – gehandhaafd blijft;
veroordeelt de fysiotherapeut in de vastgestelde kosten van klaagster van € 1791,-- en veroordeelt hem het totaalbedrag te voldoen op de bankrekening van de gemachtigde van klaagster binnen een maand nadat deze hem schriftelijk het bankrekeningnummer en de tenaamstelling van de bankrekening waarop dit bedrag kan worden gestort heeft laten weten.
Deze beslissing is gegeven door: E.J. Daalder, voorzitter,
L.F. Gerretsen-Visser en A.R.O. Mooy, leden-juristen, J.A.M.M. Gloudemans en
C.J. Smeets, leden beroepsgenoten, en E.D. Boer, secretaris.
Uitgesproken op de zitting van 14 augustus 2023.
Voorzitter w.g. Secretaris w.g.