Zoekresultaten 25851-25900 van de 45116 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:336 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2014.418

    Klaagster is ruim een jaar woonachtig is geweest op een verpleegafdeling van een zorginstelling. De aangeklaagde tandarts werkzaam op een andere locatie van dezelfde zorginstelling is in consult geroepen in verband met een loszittend frame bij patiënte en twee afgebroken elementen. Klaagster verwijt de tandarts dat zij heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die zij jegens haar behoorde te betrachten doordat zij heeft nagelaten de nodige zorg te geven zoals omschreven in haar aantekening in het dossier. Voor zover de tandarts daarvoor afhankelijk was van de toestemming van de echtgenoot van patiënte heeft zij nagelaten zich voldoende in te spannen deze toestemming te verkrijgen. Het RTG wijst de klacht als kennelijk ongegrond en zonder verder onderzoek in raadkamer af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster. Daarbij is overwogen dat het Centraal Tuchtcollege niet de tandarts maar de zorginstelling verantwoordelijk acht voor de onduidelijkheid die bij klaagster is ontstaan over de behandelend tandarts verantwoordelijk voor klaagsters tandheelkundige zorg.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:349 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.084

    De klacht is gericht tegen een verpleegkundige. Klagers, de zoon en dochter van patiënte, verwijten de verpleegkundige en haar collega's kort gezegd grove nalatigheid en domheid en dat zij slechte zorg hebben verleend. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep en verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun klacht. De feiten en omstandigheden van de zaak, in onderlinge samenhang bezien, leiden het Centraal Tuchtcollege ambtshalve tot de slotsom dat het ervoor moet worden gehouden dat klagers met het voeren van deze tuchtprocedure niet de wil van de overleden patiënte vertegenwoordigen, zodat zij geen van de wil van patiënte afgeleid klachtrecht hebben.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2015:32 Kamer voor het notariaat Amsterdam 585523/NT 15-21 SP

    Vast staat dat de notaris in strijd met het Autorisatiebesluit heeft gehandeld. Zij heeft immers, naar zij heeft erkend, acht keer zelf een verzoek om inzage gedaan dat niet gericht was op het verkrijgen van gegevens noodzakelijk voor het verlijden van een authentieke akte, maar uitsluitend bedoeld voor het (op snelle wijze) achterhalen van het (haar onbekende) adres van klager, die volgens haar niet reageerde op hem toegezonden stukken. Willens en wetens heeft zij misbruik gemaakt van haar bevoegdheid en daarmee het vertrouwen in het notariaat beschaamd. De kamer acht het opleggen van een berisping daarom passend en geboden.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:343 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.077

    De klacht is gericht tegen een verpleegkundige. Klagers, de zoon en dochter van patiënte, verwijten de verpleegkundige en haar collega's kort gezegd grove nalatigheid en domheid en dat zij slechte zorg hebben verleend. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep en verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun klacht. De feiten en omstandigheden van de zaak, in onderlinge samenhang bezien, leiden het Centraal Tuchtcollege ambtshalve tot de slotsom dat het ervoor moet worden gehouden dat klagers met het voeren van deze tuchtprocedure niet de wil van de overleden patiënte vertegenwoordigen, zodat zij geen van de wil van patiënte afgeleid klachtrecht hebben.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2015:253 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch ZWB 80 - 2015

    Niet gebleken is dat verweerder zich in hoedanigheid van curator zodanig heeft misdragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:337 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2014.443

    Klaagster verwijt de cardioloog dat hij: a) bij de ingreep van klaagster heparine heeft gebruikt, terwijl hij wist dat klaagster daarvoor allergisch is; het gebruik van heparine heeft bij klaagster een trombose veroorzaakt; b) zijn werk slordig heeft uitgevoerd, waardoor hij bij klaagster een zenuw in het rechterbeen heeft geraakt; c) brutaal en arrogant jegens klaagster is opgereden. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:350 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.085

    De klacht is gericht tegen een verpleegkundige. Klagers, de zoon en dochter van patiënte, verwijten de verpleegkundige en haar collega's kort gezegd grove nalatigheid en domheid en dat zij slechte zorg hebben verleend. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep en verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun klacht. De feiten en omstandigheden van de zaak, in onderlinge samenhang bezien, leiden het Centraal Tuchtcollege ambtshalve tot de slotsom dat het ervoor moet worden gehouden dat klagers met het voeren van deze tuchtprocedure niet de wil van de overleden patiënte vertegenwoordigen, zodat zij geen van de wil van patiënte afgeleid klachtrecht hebben.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:344 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.078

    De klacht is gericht tegen een verpleegkundige. Klagers, de zoon en dochter van patiënte, verwijten de verpleegkundige en haar collega's kort gezegd grove nalatigheid en domheid en dat zij slechte zorg hebben verleend. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep en verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun klacht. De feiten en omstandigheden van de zaak, in onderlinge samenhang bezien, leiden het Centraal Tuchtcollege ambtshalve tot de slotsom dat het ervoor moet worden gehouden dat klagers met het voeren van deze tuchtprocedure niet de wil van de overleden patiënte vertegenwoordigen, zodat zij geen van de wil van patiënte afgeleid klachtrecht hebben.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:338 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.014

    De klacht is gericht tegen een verpleegkundige. Klagers, de zoon en dochter van patiënte, verwijten de verpleegkundige kort gezegd dat zij verantwoordelijk is voor de slechte dan wel geen zorg die aan patiënte tijdens haar verblijf in het woonzorgcentrum is gegeven, waardoor zij uiteindelijk is komen te overlijden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep en verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun klacht. De feiten en omstandigheden van de zaak, in onderlinge samenhang bezien, leiden het Centraal Tuchtcollege ambtshalve tot de slotsom dat het ervoor moet worden gehouden dat klagers met het voeren van deze tuchtprocedure niet de wil van de overleden patiënte vertegenwoordigen, zodat zij geen van de wil van patiënte afgeleid klachtrecht hebben.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:345 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.079

    De klacht is gericht tegen een verpleegkundige. Klagers, de zoon en dochter van patiënte, verwijten de verpleegkundige en haar collega's kort gezegd grove nalatigheid en domheid en dat zij slechte zorg hebben verleend. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep en verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun klacht. De feiten en omstandigheden van de zaak, in onderlinge samenhang bezien, leiden het Centraal Tuchtcollege ambtshalve tot de slotsom dat het ervoor moet worden gehouden dat klagers met het voeren van deze tuchtprocedure niet de wil van de overleden patiënte vertegenwoordigen, zodat zij geen van de wil van patiënte afgeleid klachtrecht hebben.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:339 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.015

    De klacht is gericht tegen een specialist ouderengeneeskunde. Klagers, de zoon en dochter van patiënte, verwijten de specialist ouderengeneeskunde dat hij verantwoordelijk is voor de slechte dan wel geen zorg die aan patiënte is gegeven waardoor zij uiteindelijk is komen te overlijden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep en verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun klacht. De feiten en omstandigheden van de zaak, in onderlinge samenhang bezien, leiden het Centraal Tuchtcollege ambtshalve tot de slotsom dat het ervoor moet worden gehouden dat klagers met het voeren van deze tuchtprocedure niet de wil van de overleden patiënte vertegenwoordigen, zodat zij geen van de wil van patiënte afgeleid klachtrecht hebben.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2015:29 Kamer voor het notariaat Amsterdam 586238/NT 15-22 Th

    De kamer stelt vast dat de communicatie van de notaris met klaagster beter had gekund en dat zowel de notaris als klaagster daarbij een rol hebben gespeeld. Voor wat betreft de afwikkeling van de nalatenschap is de kamer van oordeel dat deze op onderdelen voortvarender had kunnen zijn, maar als geheel niet onredelijk lang heeft geduurd. Dit brengt de kamer tot het oordeel dat geen sprake is van klachtwaardig handelen van de notaris.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:346 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.080

    De klacht is gericht tegen een verpleegkundige. Klagers, de zoon en dochter van patiënte, verwijten de verpleegkundige en haar collega's kort gezegd grove nalatigheid en domheid en dat zij slechte zorg hebben verleend. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep en verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun klacht. De feiten en omstandigheden van de zaak, in onderlinge samenhang bezien, leiden het Centraal Tuchtcollege ambtshalve tot de slotsom dat het ervoor moet worden gehouden dat klagers met het voeren van deze tuchtprocedure niet de wil van de overleden patiënte vertegenwoordigen, zodat zij geen van de wil van patiënte afgeleid klachtrecht hebben.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:334 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.106

    De aangeklaagde gynaecoloog, heeft poliklinisch een TVT-O ingreep uitgevoerd vanwege stressincontinentie klachten. Postoperatief heeft klaagster klachten gehouden en vier maanden na de eerste ingreep heeft verweerder het bandje weer doorgenomen. Een half jaar na deze tweede ingreep vond een evaluatie plaats met als conclusie dat sprake was van recidief stressincontinentie. Klaagster heeft zich vervolgens tot een ander ziekenhuis gewend waar zij 2,5 jaar later nogmaals is geopereerd. Klaagster verwijt de gynaecoloog te hebben gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die hij behoorde te betrachten door: 1. te laat adequaat en tijdig in te grijpen waardoor klaagster onnodig lang vele (urologische) verschijnselen en klachten heeft gehad. Hierdoor heeft klaagster vele vervolgconsulten en behandelingen elders moeten ondergaan; 2. geen goed dossier bij te houden van het ziekteverloop van klaagster. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt de klacht van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:328 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.017

    Klaagster verwijt de arts dat zij de vitamine B12-injecties, die de patiënt voor zijn opname in het verpleeghuis regelmatig kreeg, heeft gestaakt en dat zij haar beroepsgeheim heeft geschonden. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de arts op goede gronden het besluit heeft genomen geen B12-injecties aan de patiënt toe te dienen, dat van een schending van het beroepsgeheim geen sprake is en dat ook de overige klachtonderdelen falen. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:335 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.151

    Klacht tegen verzekeringsarts: Klager heeft voor zijn stiefzoon een klacht ingediend. De stiefzoon, aanvrager van een Wajong-uitkering, heeft daarmee ingestemd. De klacht betreft de beoordeling door verweerder van de eventuele functionele mogelijkheden van klagers stiefzoon. Verweerder, verzekeringsarts, heeft in bezwaar en beroep een beoordeling van de Wajong-aanvraag gedaan. Verweerder heeft daarbij afstand genomen van een psychiatrische rapportage waarin klagers stiefzoon was gediagnostiseerd met een autistische stoornis en ADHD met een vorm van zelfmedicatie door cannabisgebruik. Klager verwijt verweerder: a. dat hij de rapportage van de psychiater tegenspreekt. Verweerder is verzekeringsarts en geen psychiater. Hij is niet gekwalificeerd om inhoudelijk de diagnostiek van de psychiater te bekritiseren. Daar komt bij dat de psychiater klager uitgebreid heeft onderzocht en verweerder klager minder dan een uur heeft gezien in een spreekuuronderzoek. b. dat hij ten onrechte heeft gesteld/geïnsinueerd dat het gedrags- en motivatieprobleem niet het gevolg is van ziekte maar van jarenlang tolereren (door de ouders van de Wajongaanvrager). Het Regionaal Tuchtcollege heeft klachtonderdeel a. ongegrond en klachtonderdeel b. gegrond verklaard en de maatregel van waarschuwing opgelegd. Het door klager ingestelde beroep tegen het ongegrond verklaarde klachtonderdeel wordt verworpen. Het Centraal Tuchtcollege overweegt kortgezegd dat het standpunt van klager dat een verzekeringsarts niet mag oordelen over een rapport van een psychiater niet juist is. Het is juist de taak van de verzekeringsarts om op basis van eigen onderzoek en alle beschikbare medische gegeven en rapporten een zelfstandig oordeel te vormen over de belastbaarheid van de persoon in kwestie.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:329 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.018

    Klaagster verwijt de arts dat hij vitamine B12 aan patiënt heeft toegediend, zonder vooraf een Hcy- en MMA-test te laten doen. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat tot het besluit kon worden gekomen geen Hcy- en MMA-test te laten uitvoeren, dat niet kan worden vastgesteld dat de uitkomst van de B12-test met de toediening van de B12-injectie is gemanipuleerd en dat ook de andere klachtonderdelen falen. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:330 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.027

    De arts heeft op verzoek van de gemeente waar klaagster woonachtig is een beperkt medisch advies uitgebracht. Dit in verband met het door klaagster gemaakte bezwaar in verband met de besluitvorming van de gemeente over de huishoudelijke hulp voor klaagster. Dat de arts een niet volledig beeld kon schetsen van de huidige situatie van klaagster heeft zij vermeld in het advies. Dit kan de arts niet tuchtrechtelijk verweten worden nu klaagster niet wilde verschijnen bij de arts en geen toestemming wilde geven voor het opvragen van medische informatie bij haar behandelaars. Dat de arts ondanks de weigering van klaagster informatie aan derden heeft gevraagd en aan anderen ter beschikking heeft gesteld is niet gebleken.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:331 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.029

    Klacht tegen specialist ouderengeneeskunde in eerste aanleg afgewezen. In beroep is alleen de vraag aan de orde of de arts, die telefonisch werd opgeroepen door een verpleegkundige over de moeder van klaagster, mocht afgaan op de indicatie van die verpleegkundige dat haar oproep niet acuut was maar wel dringend. Nu de arts op haar vraag of zij onmiddellijk moest komen een ontkennend antwoord kreeg, is het niet onbegrijpelijk dat zij voorrang gaf aan de patiënt naar wie zij op weg was. Of een arts al dan niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, moet worden beoordeeld naar het moment van dat handelen. Dat het achteraf, met de informatie die nadien ter beschikking is gekomen, mogelijk beter was geweest om anders te handelen, maakt het handelen van de arts op het moment dat zij het besluit nam nog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Beroep verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:332 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.035

    Klacht tegen orthopeed. De orthopeed wordt verweten dat hij een nodeloze knieoperatie heeft geadviseerd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt de maatregel van berisping op. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing en verklaart de klacht ongegrond. Gezien de voorgeschiedenis van klagers’ knieklachten, de verwijzing van de huisarts en het eigen onderzoek door de orthopeed mocht hij tot dit advies komen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:333 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.050

    De arts heeft in het kader van een echtscheidingsprocedure een rapport opgesteld. Nu de arts het rapport heeft ondertekend als ‘onafhankelijk medisch adviseur’, onder vermelding van zijn BIG-registratienummer, houdt zijn stelling dat hij in zijn rapportage uitsluitend zijn (privé-)mening heeft gegeven geen stand. Ten onrechte heeft de arts zonder toestemming van alle betrokkenen zijn rapportage opgesteld op basis van medische en/of vertrouwelijke stukken. De privacy van klager en de kinderen is daarmee ernstig geschonden. Het door de arts opgestelde rapport voldoet niet aan de volgens vaste jurisprudentie daaraan te stellen eisen. Juist indien een rapporteur slechts beschikt over beperkte en eenzijdige informatie, zoals in de onderhavige zaak het geval is, waarbij bovendien mogelijk een eenzijdige selectie is gemaakt, moet dit de rapporteur nopen tot terughoudendheid. Het rapport geeft hiervan onvoldoende blijk. Het door de arts gemaakte voorbehoud is onvoldoende. Het Centraal Tuchtcollege heeft een (voorwaardelijke) schorsing overwogen, maar laat het bij de opgelegde berisping. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2015:327 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2015.007

    De klacht is gericht tegen een arts. Klaagster verwijt de arts dat zij bij een operatie zonder toestemming DNA en bloed van klaagster heeft afgenomen voor onderzoek en dat de arts haar met de dood heeft bedreigd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Hoger beroep klaagster verworpen.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2015:279 Raad van Discipline Amsterdam 15-163A

    15-163A Klacht tegen collega advocaat ongegrond. Geen schending van gedragsregel 15 lid 2.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:183 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet497.2015

    Beslissing op verzet. Klacht over de behandeling van een incassoportefeuille. Wie is verantwoordelijk voor de behandeling daarvan. De Kamer is het eens met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2015:151 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2014-251a

    Klacht tegen een huisarts. Roekeloos medicatiebeleid. Ernstige bijwerkingen niet gesignaleerd. Niet voorgelicht over de werking van de medicijnen en ten onrechte niet gericht doorverwezen in verband met de medicijnen. Na overdracht door psychiater in 2011 niet overlegd met collega’s en geen verwijzing naar maatschappelijk werk. Geweigerd patiënt te behandelen toen klaagster en haar zus daarom vroegen. Dossiervoering is ontoereikend en fragmentarisch. Ongegrond. Niet kan worden geoordeeld dat de arts in de korte periode dat zij patiënt heeft behandeld heeft nagelaten de van haar te vergen zorg aan patiënt te geven. Proces rond ophoging Semap is niet goed verlopen en opvolging van de medicatie was niet goed, maar arts was bij voorschrijven van hogere dosis niet betrokken. Voorts stonden eventuele bijwerkingen gedurende de korte behandelrelatie met de arts niet op de voorgrond en heeft de arts lering getrokken uit de gang van zaken. Daarom verwijt niet dermate dat ter zake tuchtrechtelijke maatregel moet volgen. Verwijzing naar maatschappelijk werk was niet nodig omdat ten tijde van behandeling door de arts patiënt werd begeleid door thuiszorg. Van onvoldoende informatieverstrekking over de medicijnen en bijwerkingen ervan is niet gebleken. Medisch dossier voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Verwijt dat de arts heeft miskend dat patiënt steeds zieker werd wordt niet gesteund door de feiten. Dat de arts heeft geweigerd patiënt deugdelijk te behandelen en te verwijzen mist eveneens feitelijke grondslag. De gegeven behandeling en begeleiding ontmoeten geen bedenkingen. Nu er geen vertrouwen was dat patiënt bij de arts in goede handen was, heeft de arts kunnen menen dat het beter was wanneer de familie een andere huisarts zocht. Niet aannemelijk geworden dat de arts toen al eenzijdig de behandelrelatie heeft verbroken. Klacht afgewezen

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:190 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet540.2014

    Beslissing op verzet. het verzet is ingesteld buiten de daarvoor geldende termijn. Verzet niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:184 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet495.2015

    Beslissing op verzet. Incasseren kinderalimentatie. Bezwaar tegen betekening beschikking. Afweging gerechtsdeurwaarder of de aan hem ter hand gestelde titel grond biedt voor de door de opdrachtgever gegeven opdracht. De Kamer is het eens met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2015:152 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2014-251c

    Klacht tegen een psychiater. Verkeerde diagnose gesteld en verkeerde medicatie voorgeschreven. Overdracht van patiënt aan huisarts in 2011 was ontoereikend. Ongegrond. Geen aanwijzing dat de gestelde diagnose niet correct was, terwijl de keuze voor (uiteindelijk) Semap (10 mg) te verdedigen is. Overdracht is in goed overleg met huisarts en thuiszorg gebeurd nadat klachten dusdanig waren afgenomen dat er geen verdere hulpvraag meer was. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:185 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet336.2015

    Beslissing op verzet. Had klager toestemming gegeven om alle stukken uit zijn dossier bij de gerechtsdeurwaarder door te zenden naar de advocaat van de tegenpartij in de procedure die tegen klager was aangespannen. De Kamer is van mening dat die toestemming er niet was. Verzet en klacht op dit onderdeel gegrond, maatregel van berisping opgelegd. Verzet voor het overige ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2015:153 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2014-306

    Klacht tegen een verzekeringsarts (BMA-arts). (1) Gebruik gemaakt van verouderde informatie van International SOS. Ongegrond: In algemeen ongewenst om gebruik te maken van informatie die meer dan een jaar oud is. Verzoek van zijde BMA om met spoed advies uit te brengen is geen reden om nader onderzoek na te laten. Arts heeft evenwel aannemelijk gemaakt dat de door haar gebruikte brondocumenten in dit geval konden volstaan. (2) Antwoorden op de vragen van de IND onvoldoende gemotiveerd en geen nader onderzoek gedaan naar de situatie in land van terugkeer (3) niet meegewogen dat klager eerder suïcidepoging heeft ondernomen. (2) en (3) Gegrond: Alhoewel letterlijke weergave van informatie van de behandelaars niet noodzakelijk is, dient de strekking van de informatie wel juist te zijn. Dat is in casu niet het geval. Voorts ware het voor de duidelijkheid van het ziektebeloop en de volledigheid van de rapportage beter geweest melding te maken van de suïcidepoging. (4) Nagelaten klager persoonlijk te onderzoeken. Ongegrond: Heeft vragen kunnen beantwoorden op grond van verstrekte informatie van behandelaars. Geen aanwijzingen dat de arts klager persoonlijk had moeten zien. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2015:75 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2015/56

    Klacht tegen huisarts wegens onder meer onjuiste behandeling en onvoldoende informatievoorziening. Klacht is gemotiveerd betwist, kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2015:275 Raad van Discipline Amsterdam 15-057A

    Klacht tegen advocaat wederpartij ongegrond. Geheimhoudingsplicht geldt niet onverkort in tegen advocaat aanhangig gemaakte tuchtprocedure.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:186 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW798.2014

    Overschrijden veertiendagentermijn verificatie adresgegevens. Klacht gegrond, maatregel van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2015:154 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2014-288

    Klacht tegen een plastisch chirurg. (1) een onzorgvuldige borstreconstructie met slecht resultaat na een ablatio. Te kleine, niet druppelvormige tissue expander gebruikt en niet goed gepositioneerd. Ongegrond: Keuze voor behandeling, ook toen er problemen waren met genezing van de huid, valt binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. (2)onvoldoende informatie verstrekt over de verschillende behandelmethodes en rustperiode alvorens definitieve prothese te plaatsen niet in acht genomen. Ongegrond: Uit het dossier blijkt anders. (3) veelvuldig afwezig is geweest tijdens de gehele behandeling. Ongegrond: 3x door collega en 4x door arts gezien. Niet is gebleken dat zorg minder was door feit dat klaagster door verschillende artsen is gezien. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2015:276 Raad van Discipline Amsterdam 15-144A

    15-144A Verzet tegen voorzittersbeslissing ongegrond. Geen nieuwe gezichtspunten.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:187 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW889.2014

    Te lakse houding bij mededeling van klagers dat zij onder bewind stonden. De gerechtsdeurwaarders hadden naar aanleiding van de mededelingen van klagers op zijn minst enig onderzoek kunnen instellen, ook in hun eigen administratie, omdat zij vrij recent nog een zaak op klagers in behandeling hebben gehad. Ook het gedrag van de gerechtsdeurwaarders, bij klagers aan de deur wordt verwijtbaar geacht. Klacht gegrond, maatregel van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2015:155 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2015-051

    Klacht tegen een plastisch chirurg. (1)op onzorgvuldige wijze een borstreconstructie links na een amputatie wegens borstkanker verricht: prothese te hoog. Ongegrond: Soms komt het voor dat door littekenvorming de prothese omhoog wordt geduwd. Dat is niet te voorkomen. (2) arts heeft verkeerde advies gegeven door te zeggen dat klaagster met situatie moest leren leven. Ongegrond: betwist door de arts. Hij heeft heroperatie aangeboden. (3)zonder dat vooraf te bespreken ook de rechter borst heeft behandeld (gelift) waardoor littekens zijn ontstaan. Ongegrond: Is besproken. Dit wordt ondersteund door het dossier. (4) geweigerd in gesprek te gaan met klaagster toen bleek dat hij zelf niet adequaat verzekerd was en naar ander verwezen terwijl klaagster nog maar een zeer korte levensverwachting had. Ongegrond: Situatie was voor arts onoverzichtelijk toen ziekenhuis failliet ging en verzekeringsdekking verviel. Beter zou zijn geweest als arts eerder rechtsbijstand had gezocht, maar onvoldoende zwaarwegend voor een tuchtrechtelijk verwijt. Daarna heeft hij wel gereageerd. Voorts uit brieven niet af te leiden dat klaagster behoefte had aan een persoonlijk gesprek. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2015:110 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2015/002GZP

    Klager verwijt de gezondheidszorgpsycholoog dat hij tijdens de intake onzorgvuldig jegens hem heeft gehandeld. De klacht heeft ook betrekking op de bejegening. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2015:277 Raad van Discipline Amsterdam 15-160A

    15-160A Klacht tegen advocaat gegrond. Verzwijgen relevante informatie in het kader van voorgenomen samenwerking tuchtrechtelijk verwijtbaar. Berisping.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:188 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW943.2014

    Klacht over door klager in depot gestort bedrag en de verificatie van het bestaan van de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Beide klachten worden ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2015:28 Kamer voor het notariaat Amsterdam 573945/NT 14-60 OJ

    Klager stelt dat hij pas op of kort na 23 januari 2013 – via de door de oud-notaris op die datum overgelegde conclusie van antwoord in de hierboven onder 2.aa./ad./af. bedoelde procedure – voor het eerst kennis heeft genomen van het feit dat de nalatenschap van erflaatster ten gevolge van de beneficiaire aanvaarding diende te worden vereffend. Op zichzelf is niet uitgesloten dat in geval van een verweten nalaten, de klaagtermijn van drie jaar op een later tijdstip gaat lopen dan het moment waarop de nalatigheid is begaan of is kennis genomen van het stuk dat de verweten omissie bevat. Klager werd echter reeds - in het kader van de afwikkeling van het ontbonden partnerschap - vóór en ten tijde van het overlijden bijgestaan door een advocaat, mr. J.A. Bezema, die ook bij de bespreking van 23 juni 2005 aanwezig was. De nalatigheid van de oud-notaris waarover klager klaagt, namelijk dat hij toen en daarna op geen enkele wijze klager (met zoveel woorden) ervan in kennis heeft gesteld dat de (in casu verplichte) beneficiaire aanvaarding verplichte vereffening meebracht en wie de vereffenaar was, betreft voorts zaken c.q. (rechts)gevolgen die duidelijk in de wet staan vermeld. Zo op deze gronden al niet kan worden gezegd dat als gevolg van de toerekening aan klager van de (veronderstelde) wetskennis van diens advocaat het klager onmiddellijk moet zijn opgevallen dat de oud-notaris niet meedeelde wat hij volgens klager wel had behoren mee te delen en de klachttermijn dus reeds op 23 juni 2005 is gaan lopen, heeft het volgende te gelden. De (huidige) raadsman van klager heeft op 28 april 2008 een verweerschrift op het verzoek tot benoeming van een vereffenaar bij de rechtbank Den Haag ingediend, waarin is gesteld dat klager kennis heeft genomen van het door de bewindvoerder ingediende verzoekschrift. (...) Dit betekent, dat klager uiterlijk op 28 april 2008 geacht moet worden kennis te hebben genomen van het feit dat hij reeds aanstonds vanaf het overlijden als wettelijk vertegenwoordiger van de vereffenaar in beginsel diens bevoegdheden had kunnen uitoefenen en dus ook van het door hem verweten nalaten van de oud-notaris, zodat de klachttermijn dan uiterlijk op 28 april 2008 is gaan lopen en de klacht dus te laat is ingediend. Klager is dus ten aanzien van de klachtonderdelen 1, 3, 4 en 5 niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2015:156 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2014-172a

    Klacht tegen een arts. (1) nalatigheid en ondeskundigheid bij onder controle krijgen hypertensie van klager. Klager niet doorverwezen voor MRI- en echo onderzoek van hartspier. Ongegrond: toen arts betrokken raakte werd beleid internisten gevolgd. Niet gebleken dat arts daarvan is afgeweken. (2) arts heeft klager medicatieontrouw toegedicht . Ongegrond: niet te verwijten dat de arts klager in de gegeven omstandigheden heeft gewaarschuwd voor mogelijke ernstige gevolgen van medicatieontrouw. (3) geen aandacht geschonken aan een huidaandoening aan rechter arm, die later huidkanker bleek te zijn. Ongegrond: de arts kan het zich niet herinneren en er staat niets in het dossier. Gebrek aan relevante toelichting op en onderbouwing van klachtonderdeel. (4) mogelijkheid van enzymstoornis niet onderzocht. Ongegrond: Er is onderzoek gedaan en een opname voor klager geregeld. De arts hoefde op goede gronden zelf geen verder onderzoek in gang te zetten. (5) klager mocht geen eigen arts inschakelen. Ongegrond: aan zijn wens is tegemoet gekomen. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:182 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW622.2014

    Aanpassen beslagvrije voet. Er heeft geen tijdige herberekening van de beslagvrije voet plaatsgevonden. Dat de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder een voorstel tot finale kwijting of een minnelijke regeling wenste te treffen, staat aan herberekening van de beslagvrije voet niet in de weg. Het verzoek is onder toezending van relevante stukken gedaan op 18 maart 2014. De beslagvrije voet is op 19 juni 2014 aangepast. Dat is naar het oordeel van de Kamer te laat. Restitutie heeft na 9 oktober 2014 plaatsgevonden en ook dat is rijkelijk laat. Klacht gegrond, maatregel van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2015:150 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2014-271

    Klacht tegen een psychiater. (1) Schending beroepsgeheim. Gegrond: Zonder toestemming van klaagster informatie over eerdere behandeling gedeeld met huidige behandelaar. Er waren geen gronden die deze schending rechtvaardigt. (2) Nagelaten aantekening van dit overleg te maken in het dossier. Ongegrond: Behandeling door arts was ten tijde van het bewuste contact geëindigd en van hem kon niet worden verlangd dat hij nog een dossier ten aanzien van klaagster bijhield terwijl hij geen toegang had tot het dossier dat de behandelaar van diens behandeling van klaagster had. (3) Deel van het medisch dossier buiten de instelling bewaard. Deels gegrond: Op zichzelf niet verwijtbaar dat deel van dossier elders werd bewaard, waar ook een aantal sessies heeft plaatsgevonden. Stukken die een onderdeel van het dossier vormden behoorden evenwel wel voor klaagster beschikbaar te zijn en zij heeft die niet samen met het dossier ontvangen. (4) arts heeft gemaakte aantekeningen ten onrechte gekwalificeerd als persoonlijke werkaantekeningen. Ongegrond: Aantekeningen, bewaard als geheugensteun, welke willekeurige aandachtspunten betrof, zijn persoonlijke werkaantekeningen en vormen geen onderdeel van het dossier. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2015:72 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen VP2014/31

    Klacht tegen verpleegkundige wegens onjuiste behandeling en een onjuist medicatiebeleid. Klacht gemotiveerd betwist, kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2015:189 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet499.2015

    Beslissing op verzet. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSGR:2015:157 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag 2014-172b

    Klacht tegen een arts. (1) nalatigheid en ondeskundigheid bij onder controle krijgen hypertensie van klager. Klager niet doorverwezen voor MRI- en echo onderzoek van hartspier. Ongegrond: Arts heeft klager adequaat onderzocht, adequate medicatie toegediend en juist (aanvullend) onderzoeksbeleid ingezet. (2) arts heeft klager medicatieontrouw toegedicht . Ongegrond: niet te verwijten dat de arts klager in de gegeven omstandigheden heeft gewaarschuwd voor mogelijke ernstige gevolgen van medicatieontrouw. (3) mogelijkheid van enzymstoornis niet onderzocht. Er is onderzoek gedaan en een opname voor klager geregeld. De arts hoefde op goede gronden zelf geen verder onderzoek in gang te zetten. Klacht afgewezen.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:146 Accountantskamer Zwolle 14/2615 Wtra AK

    Klacht van drie financierende banken tegen de accountant die de jaarrekeningen 2008, 2009 en 2010 van de Eurocommerce Groep heeft gecontroleerd. Klachtonderdeel over verwerking van vordering op groepsmaatschappij is deels en klachtonderdeel over verwerking van bancaire financieringen en derivaten geheel niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. In geval van een onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht in het kader van controlewerkzaamheden, mag van de bij de jaarrekeningcontrole betrokken accountant worden verwacht dat het verweer mede is ingericht aan de hand van (alle van belang zijnde stukken van) het controledossier. Als vastleggingen uit het controledossier in de tuchtprocedure uitblijven, kan weinig betekenis worden gehecht aan de stelling dat toereikende controle-informatie is verkregen. Vast wordt gesteld dat betrokkene volstrekt onvoldoende controlewerkzaamheden heeft verricht op de materiële post van waardering van het onroerend goed/projecten. Wat betreft de waardering van onroerend goed in 2008 en 2009 geldt dat niet is gebleken dat betrokkene toereikende controle-informatie heeft verkregen in hoeverre de door de controlecliënt gevolgde gedragslijn van niet-afwaarderen binnen twee jaar na aankoop of oplevering viel te rijmen met de in de jaarrekeningen vermelde grondslag van ‘aanschafwaarde dan wel lagere marktwaarde’, terwijl sprake was van tegenstrijdige informatie. Betrokkene had aanvullende controlewerkzaamheden dienen te verrichten. Voor de waardering van het onroerend goed in 2010 heeft betrokkene zich gebaseerd op een door een makelaarsorganisatie uitgebracht rapport, maar betrokkene had dit rapport niet mogen opvatten als een ‘allesomvattende taxatie’. Betrokkene had onder meer moeten onderzoeken op welke gegevens dat rapport was gebaseerd, de volledigheid en de juistheid daarvan moeten vaststellen, terwijl niet blijkt dat betrokkene werkzaamheden heeft verricht aangaande de competentie, capaciteiten en objectiviteit van de deskundige, dan wel inzicht heeft verworven in het werk van de deskundige. Niet valt in te zien dat de afwegingen van betrokkene konden leiden tot de door hem getrokken conclusie dat hij voor de waardering per balansdatum mocht uitgaan van de door deskundige gehanteerde peildatum van 1 oktober 2010. Voorts valt niet in te zien dat betrokkene tot de afweging kon komen dat de opvatting van de controlecliënt om twee materiele panden niet af te waarderen, aanvaardbaar was. Betrokkene is omtrent de waardering van de onroerend goed in zijn controlewerkzaamheden in zeer ernstige mate tekort geschoten. Het klachtonderdeel over het onvoldoende controleren van de in 2009 doorgevoerde schattingswijziging inzake voorziening huurgaranties is eveneens gegrond als ook aangaande de schattingswijziging inzake voorziening groot onderhoud. Bij dat laatste moet worden vastgesteld dat betrokkene niet heeft onderkend dat geen sprake was van een schattingswijziging maar van een stelselwijziging, die had moeten worden toegelicht. Het klachtonderdeel over niet uitvoeren van voldoende controlewerkzaamheden aangaande de voorziening rechtsgeschillen is, voor zover dat ziet op 2008 en 2009, ongegrond doch aangaande 2010 gegrond; betrokkene had niet mogen afgaan op de schatting van de bedrijfsjurist van de controlecliënt zelf. Het klachtonderdeel over het verrichten van onvoldoende controlewerkzaamheden aangaande de rubricering van de schulden en de continuïteit is eveneens gegrond. Het klachtonderdeel aangaande niet vermelden van transacties met verbonden partijen is als onvoldoende onderbouwd ongegrond. De slotsom is dat betrokkene de controle van de jaarrekeningen 2008, 2009 en 2010 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling heeft gepland en uitgevoerd. Als gevolg daarvan zijn bij die jaarrekeningen goedkeurende verklaringen in het maatschappelijk verkeer gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond. De verzuimen van betrokkene moeten als zeer ernstig worden aangemerkt; het door het maatschappelijk verkeer te stellen vertrouwen in de beroepsgroep is in hoge mate geschaad. Betrokkene heeft daardoor blijk gegeven in meer opzichten niet te beschikken over voldoende vakbekwaamheid. Daarnaast heeft betrokkene de waarheid geweld aan gedaan door van een ondergeschikte accountant te verlangen het dossier 2010 ‘ op orde te brengen’ als gevolg waarvan deze ondergeschikte accountant ten onrechte zichzelf heeft vermeld als degene die de controlehandelingen heeft uitgevoerd en betrokkene ten onrechte de stukken als ‘ reviewer’ heeft afgetekend. De Accountantskamer acht daardoor de maatregel van doorhaling in het register passend en geboden. De termijn van niet-inschrijving wordt, rekening houdend met de twee andere, gelijktijdig uitgesproken maatregelen, in deze tuchtzaak bepaald op 4 (vier) maanden. Een en ander leidt tot een gecumuleerde termijn van 6 (zes) maanden.

  • ECLI:NL:TAHVD:2015:300 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 7327

    Dekenbezwaar dat verweerder afspraken uit kantoorbezoeken niet nakomt en geen financiële informatie aanlevert. Gelet op onder meer de gezondheidstoestand van verweerder en de toezegging ter zitting dat hij zich als advocaat uit zal laten schrijven, komt het hof tot een lagere maatregel dan door de raad is opgelegd. Schorsing voor de duur van 1 jaar.

  • ECLI:NL:TACAKN:2015:147 Accountantskamer Zwolle 14/3294 Wtra AK

    Klacht van de curatoren van de Eurocommerce Groep tegen de accountant die de jaarrekening 2010 van de Eurocommerce Groep heeft gecontroleerd. De tegen deze klacht gevoerde formele verweren, strekkende tot onbevoegdheid van de Accountantskamer, althans tot niet-ontvankelijkverklaring van de klacht, falen. De bevindingen van de SRA leiden niet al tot ongegrondverklaring van de klacht; de Accountantskamer heeft zelfstandig haar oordeel te vormen en is niet gebonden aan de bevindingen of conclusies van andere instanties buiten de tuchtrechtspraak. In geval van een onderbouwde, gesubstantieerde en niet op voorhand onaannemelijke klacht in het kader van controlewerkzaamheden, daaronder begrepen het daarbij naleven het fundamentele beginsel van objectiviteit en het daaruit volgende beginsel van onafhankelijkheid, mag van de bij de jaarrekeningcontrole betrokken accountant worden verwacht dat het verweer mede is ingericht aan de hand van (alle van belang zijnde stukken van) het controledossier. Als vastleggingen uit het controledossier in de tuchtprocedure uitblijven, kan weinig betekenis worden gehecht aan de stelling dat toereikende controle-informatie is verkregen en/of voormelde beginselen zijn nageleefd. In dit geval moet worden vastgesteld dat betrokkene het aangaan van een huurrelatie met één van de vennootschappen van zijn controlecliënt niet heeft aangemerkt als een zakelijke relatie die een bedreiging kon vormen voor zijn onafhankelijkheid. Betrokkene heeft voorts ten onrechte op ontkennende wijze vastgelegd dat de verhouding tussen het hogere honorarium voor overige dienstverlening en het lagere honorarium voor de controlewerkzaamheden geen bedreiging als gevolg van eigenbelang inhield. Daarnaast hield het in overleg met de controller van de controlecliënt zelf aanbrengen van correcties in balansposten en het zelf berekenen van bepaalde posten een bedreiging in van zelftoetsing. Voorts wordt vastgesteld dat betrokkene tegen de door hem gesignaleerde bedreigingen geen afdoende waarborgen heeft getroffen. De door betrokkene opgevoerde tweede, toeziend vennoot bleek in feite een regulier lid van het controleteam, terwijl van een rol van ‘reviewer’ of ‘deskundig sparringpartner’ evenmin is gebleken. Betrokkene heeft daardoor de omtrent de onafhankelijkheid geldende voorschriften overtreden. Daarnaast wordt vastgesteld dat betrokkene volstrekt onvoldoende controlewerkzaamheden heeft verricht op de materiële post van waardering van het onroerend goed/projecten. Voor de waardering van het onroerend goed heeft betrokkene zich gebaseerd op een door een makelaarsorganisatie uitgebracht rapport, maar betrokkene had dit rapport niet mogen opvatten als een ‘allesomvattende taxatie’. Betrokkene had onder meer moeten onderzoeken op welke gegevens dat rapport was gebaseerd, de volledigheid en de juistheid daarvan moeten vaststellen, terwijl niet blijkt dat betrokkene werkzaamheden heeft verricht aangaande de competentie, capaciteiten en objectiviteit van de deskundige, dan wel inzicht heeft verworven in het werk van de deskundige. Niet valt in te zien dat de afwegingen van betrokkene konden leiden tot de door hem getrokken conclusie dat hij voor de waardering per balansdatum mocht uitgaan van de door deskundige gehanteerde peildatum van 1 oktober 2010. Voorts valt niet in te zien dat betrokkene tot de afweging kon komen dat de opvatting van de controlecliënt om twee materiele panden niet af te waarderen, aanvaardbaar was. Betrokkene is omtrent de waardering van de onroerend goed in zijn controlewerkzaamheden in zeer ernstige mate tekort geschoten. Wat betreft de waardering van de voorziening huurgaranties is eveneens gebleken dat betrokkene over de aanvaardbaarheid van die voorziening in de jaarrekening 2010 niet voldoende en geschikte controle-informatie heeft verkregen. Hetzelfde geldt voor de rubricering van de schulden en de continuïteit. Tot slot is gegrond het klachtonderdeel dat betrokkene ten onrechte heeft laten passeren de passage in het jaarverslag dat het bestuur van de Eurocommerce Groep vindt dat ‘haar administratieve organisatie/interne beheersing een goede mate van zekerheid geeft dat de financiële verslaglegging geen onjuistheden van materieel belang bevat en dat dit systeem in het verslagjaar naar behoren heeft gewerkt’, nu betrokkene wist die passage apert onjuist was en die passage het beeld beïnvloedt dat gebruikers krijgen van de jaarrekening en van de controlecliënt. Betrokkene heeft daardoor de controle van de jaarrekening 2010 met onvoldoende diepgang en met een onvoldoende professioneel-kritische instelling gepland en uitgevoerd. Als gevolg daarvan is bij de jaarrekening een goedkeurende verklaring in het maatschappelijk verkeer gebracht zonder dat daarvoor een deugdelijke grondslag bestond. De verzuimen van betrokkene moeten als zeer ernstig worden aangemerkt; het door het maatschappelijk verkeer te stellen vertrouwen in de beroepsgroep is in hoge mate geschaad. Daarnaast is zeer zorgwekkend te noemen dat betrokkene de jaarrekeningcontrole voor het overgrote deel zelf heeft uitgevoerd, terwijl sprake was van manifeste bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid, zonder adequaat functionerende waarborgen en zonder vastleggingen. Betrokkene heeft daardoor blijk gegeven in meer opzichten niet te beschikken over voldoende vakbekwaamheid. Daarnaast heeft betrokkene de waarheid geweld aan gedaan door van een ondergeschikte accountant te verlangen het dossier ‘ op orde te brengen’ als gevolg waarvan deze ondergeschikte accountant ten onrechte zichzelf heeft vermeld als degene die de controlehandelingen heeft uitgevoerd en betrokkene ten onrechte de stukken als ‘ reviewer’ heeft afgetekend. De Accountantskamer acht daardoor de maatregel van doorhaling in het register passend en geboden. De termijn van niet-inschrijving wordt, rekening houdend met de twee andere, gelijktijdig uitgesproken maatregelen, in deze tuchtzaak bepaald op 1 (een) maand. Een en ander leidt tot een gecumuleerde termijn van 6 (zes) maanden.