ECLI:NL:TNORAMS:2015:29 Kamer voor het notariaat Amsterdam 586238/NT 15-22 Th
ECLI: | ECLI:NL:TNORAMS:2015:29 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-10-2015 |
Datum publicatie: | 03-12-2015 |
Zaaknummer(s): | 586238/NT 15-22 Th |
Onderwerp: | Personen- en Familierecht |
Beslissingen: | Klacht ongegrond |
Inhoudsindicatie: | De kamer stelt vast dat de communicatie van de notaris met klaagster beter had gekund en dat zowel de notaris als klaagster daarbij een rol hebben gespeeld. Voor wat betreft de afwikkeling van de nalatenschap is de kamer van oordeel dat deze op onderdelen voortvarender had kunnen zijn, maar als geheel niet onredelijk lang heeft geduurd. Dit brengt de kamer tot het oordeel dat geen sprake is van klachtwaardig handelen van de notaris. |
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM
Beslissing van 13 oktober 2015 in de klacht met nummer 586238/NT 15-22 Th van:
[klaagster],
wonend te [plaats]
klaagster;
tegen:
[de notaris],
notaris te [plaats],
raadsman: mr. A. de Groot,
de notaris.
1. Het verloop van de procedure
De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:
- klacht van 4 mei 2015;
- verweerschrift van 19 juni 2015.
Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 27 augustus 2015 zijn de notaris, bijgestaan door haar raadsman, en klaagster, vergezeld door haar echtgenoot de heer [naam echtgenoot], verschenen. De voorzitter heeft de raadsman van de notaris meegedeeld dat de kamer geen acht slaat op de door hem op 24 augustus 2015 aan de kamer gezonden producties, op grond van artikel 16 van het Reglement omtrent de werkwijze van de kamers voor het notariaat. Partijen hebben het woord gevoerd, de raadsman van de notaris aan de hand van pleitnotities. Uitspraak is bepaald op heden.
2. De feiten
De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:
- Op 26 april 2014 is overleden de heer [naam broer], broer van klaagster (hierna: erflater).
- Erfgenamen in de nalatenschap van erflater zijn klaagster en haar (tweeling)broer [naam tweelingbroer] (hierna: de broer van erflater). Na overlijden van de broer van erflater op 12 januari 2015 is vervolgens zijn echtgenote, mevrouw [naam] (hierna: [A]) als erfgename in zijn plaats getreden.
- Het vermogen van erflater is tijdens zijn leven onder bewind gesteld. Tevens is sprake van een fideï-commissair vermogen van erflater (tegoeden bij banken in Zwitserland en beleggingsvermogen in Zwitserland en Nederland) dat erflater als bezwaard erfgenaam van zijn moeder, mevrouw [naam](hierna: erflaatster), heeft geërfd en dat de broer van erflater (en na diens overlijden [A]) en klaagster als verwachters toekomt.
- Erflaatster woonde in Zwitserland, zodat Zwitsers recht van toepassing is op haar nalatenschap. Haar testament is in het Frans gesteld.
- Op 14 mei 2014 hebben klaagster en haar echtgenoot een gesprek gehad met de notaris op diens kantoor. De notaris heeft vervolgens diverse recherches verzonden, controles uitgevoerd, rekeningen betaald en vragen doorgespeeld aan de erfgenamen.
- Op 17 juni 2014 heeft de notaris de nalatenschapsbrieven gezonden aan de erfgenamen, met verklaringen van aanvaarding en een verzoek om keuze te maken betreffende de beleggingen (aanhouden of verkopen).
- Op 8 juli 2014 heeft de notaris de getekende verklaring van aanvaarding van klaagster ontvangen, met rekening en verantwoording ter zake van het bewind van erflater.
- Op 4 augustus respectievelijk 28 augustus 2014 heeft de notaris van de broer van erflater de getekende verklaring van aanvaarding en de rekening en verantwoording ter zake van het bewind van erflater ontvangen.
- Op 29 augustus 2014 heeft de notaris de verklaring van erfrecht gepasseerd en de rekening en verantwoording ter zake van het bewind van erflater aan de rechtbank Den Haag gezonden. Voorts heeft de notaris alle stukken vertaald en verzonden aan de Zwitserse bank.
- Tussen september en december 2014 is tussen klaagster en de notaris sprake geweest van diverse correspondentie. Vanaf begin november 2014 heeft klaagster de notaris verschillende malen schriftelijk geattendeerd op het feit dat de termijn voor het indienen van de aangifte erfbelasting op 26 december 2014 zou verstrijken.
- Op 5 december 2014 heeft klaagster de notaris om een (persoonlijk) gesprek verzocht.
- In december heeft de notaris om uitstel voor het indienen van de aangifte erfbelasting verzocht, omdat zij meende dat zij nog nadere informatie van de bank nodig had.
- Op 7 januari 2015 heeft klaagster een gesprek gehad met de notaris op het notariskantoor.
- Op 11 januari 2015 heeft klaagster de notaris per e-mailbericht de instructies van de Zwitserse bank gezonden, nodig om tot verdeling van het fideï-commissair vermogen over te gaan, met het verzoek aan de notaris om klaagster op de hoogte te houden over de gang van zaken.
- In februari 2015, kort nadat bekend werd dat de broer van erflater was overleden, heeft de notaris de aangifte erfbelasting ingediend.
- In een aangetekende brief van 8 februari 2015 heeft klaagster haar ongenoegen nogmaals kenbaar gemaakt aan de notaris en gewezen op de inhoud van haar e-mailbericht van 11 januari 2015.
- De notaris heeft bij e-mailbericht van 25 januari 2015 een eerste reactie naar klaagster gestuurd en later, op 19 en 20 februari 2015, inhoudelijk gereageerd.
- In maart 2015 heeft de notaris voorgesteld om over te gaan tot de verdeling van het fideï-commissair vermogen, waarna zij een brief, in het Engels gesteld, heeft verzonden aan zowel de Zwitserse als de Nederlandse bank, onder overlegging van de Nederlandse verklaringen van erfrecht van erflater en van de broer van erflater, samen met de beëdigde vertalingen in het Frans.
- Bij aangetekende brief van 23 maart 2015 heeft klaagster aan de notaris de volgende verwijten gemaakt: de instructie van de Zwitserse bank zou door de notaris zijn genegeerd; de notaris had een verkeerd adres gebruikt van de Nederlandse bank, waardoor de hiervoor onder 2r. vermelde brief ging “zwerven”; de notaris had geen gewaarmerkte kopieën van paspoorten gezonden naar de Zwitserse bank en de in het Engels gestelde opdracht aan de banken was onduidelijk, zodat volgens klaagster een patstelling ontstond.
3. De klacht
Klaagster verwijt de notaris dat zij consequent door haar gezonden e-mailberichten en brieven heeft genegeerd en dat zij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater niet voortvarend ter hand heeft genomen.
4 . Het verweer
De notaris heeft zich als volgt verweerd. Zij meent dat zij de nalatenschap van erflater voortvarend ter hand heeft genomen, rekening houdend met het feit dat erflaatster in Zwitserland woonde, Zwitsers recht van toepassing was en haar testament in het Frans was gesteld. De notaris heeft inderdaad niet op alle brieven en e-mails die klaagster heeft verstuurd, gereageerd. Daarvoor heeft zij haar excuses aan klaagster aangeboden.
Toen de notaris wist van het overlijden van de broer van erflater, heeft zij dit nog meegenomen in de aangifte erfbelasting. Dat heeft niet tot een wezenlijke vertraging geleid. Ter zitting heeft de notaris verklaard dat zij klaagster bij brief van 30 maart 2015 antwoord heeft gegeven op de in de brief van 23 maart 2015 door klaagster gemaakte verwijten.
5. De beoordeling
5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wna gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van diegenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient te beoordelen of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van voornoemd artikel oplevert.
5.2 De kamer is van oordeel, zoals de notaris ter zitting ook heeft toegegeven, dat de notaris, gelet op de verwachtingen van klaagster, communicatief handiger en wellicht ook sneller had kunnen handelen. Naar de kamer heeft begrepen uit hetgeen ter zitting is besproken, heeft het echter aan de kant van klaagster, die (naar zij ook heeft erkend) veel e-mailberichten heeft gezonden aan de notaris, ook ontbroken aan duidelijkheid over wat zij van de notaris verlangde. Zo heeft klaagster de kamer meegedeeld dat zij (anders dan in het klaagschrift vermeld) in haar e-mailbericht van 11 januari 2015 de notaris had verzocht ‘op de hoogte gebracht te worden’ van de gang van zaken. Klaagster bedoelde daarmee van de notaris te vernemen of en wanneer zij uitvoering had gegeven aan de door de Zwitserse bank gegeven instructie, met name waar het de toezending van de door de bank benodigde gewaarmerkte kopieën van de paspoorten betrof. De kamer acht het aannemelijk en begrijpelijk dat die bedoeling voor de notaris niet duidelijk was.
Verder is de kamer gebleken dat de notaris in december 2014 uitstel voor aangifte erfbelasting had verzocht, onder meer omdat zij meende nog niet te beschikken over bepaalde stukken van de bank, terwijl deze stukken binnen haar kantoor aanwezig waren. De aangifte heeft vervolgens in februari 2015 plaatsgevonden. Voorts heeft de notaris in eerste instantie een scan van de benodigde paspoorten per
e-mailbericht verzonden aan de Zwitserse bank, terwijl de bank gewaarmerkte kopieën had verzocht. Toen bleek dat de bank geen genoegen nam met de scan, heeft de notaris die kopieën op 10 april 2015 alsnog aan de bank verzonden. Klaagster heeft ter zitting verklaard dat zij geen klacht zou hebben ingediend indien de notaris haar van die verzending op de hoogte had gesteld.
5.3 Op grond van het voorgaande stelt de kamer vast dat de communicatie van de notaris met klaagster beter had gekund en dat zowel de notaris als klaagster daarbij een rol hebben gespeeld. Voor wat betreft de afwikkeling van de nalatenschap is de kamer van oordeel dat deze op onderdelen voortvarender had kunnen zijn, maar als geheel niet onredelijk lang heeft geduurd.
Dit brengt de kamer tot het oordeel dat geen sprake is van klachtwaardig handelen van de notaris.
5.4 Dat leidt tot de volgende beslissing.
Beslissing
De kamer voor het notariaat:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. W.S.J. Thijs, voorzitter, A.H. Schotman, J.H.M. Erkamp, L.A. Galman en W.R. Bruinink, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2015.