ECLI:NL:TGZRGRO:2015:75 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2015/56
ECLI: | ECLI:NL:TGZRGRO:2015:75 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-12-2015 |
Datum publicatie: | 01-12-2015 |
Zaaknummer(s): | G2015/56 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen huisarts wegens onder meer onjuiste behandeling en onvoldoende informatievoorziening. Klacht is gemotiveerd betwist, kennelijk ongegrond. |
Rep.nr. G2015/56
1 december 2015
Def. 161
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE GRONINGEN
Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 3 juni 2015 binnengekomen klacht van:
A,
klager,
wonende te B,
tegen
C,
als huisarts werkzaam te B,
verweerder,
BIG-reg.nr:
gemachtigde: mr. drs. P.A. de Zeeuw.
1. Verloop van de procedure
Het College heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift van 2 juni 2015, ingekomen op 3 juni 2015;
- de brief van klager van 7 juli 2015, ingekomen 8 juli 2015;
- het verweerschrift van 27 juli 2015 met bijlagen, ingekomen op 28 juli 2015;
- de repliek van 10 augustus 2015, ingekomen op 11 augustus 2015;
- de brief van klager van 13 augustus 2015, ingekomen 14 augustus 2015;
- de dupliek van 24 augustus 2015, ingekomen op 25 augustus 2015.
De klacht is behandeld in raadkamer.
2. Vaststaande feiten
Voor de beoordeling van de klacht gaat het College uit van de volgende feiten.
2.1. Klager heeft eerder, op xx-xx-xxxx, een tuchtklacht tegen verweerder ingediend bekend onder zaaknummer xxxx-xx. In die procedure is er onder meer over geklaagd dat verweerder klager niet heeft ingelicht over de inhoud van de verwijsbrief aan D en dat verweerder zonder de toestemming van klager bij D de indruk heeft gewekt dat hij onderzocht mocht worden.
2.2. Bij de aanloop naar voormelde klachtprocedure en ook tijdens de duur van de behandeling daarvan is de behandelrelatie tussen partijen verslechterd. Klager heeft in die periode verweerder meermaals brieven gezonden waarin hij zijn onvrede over de werkwijze van verweerder heeft geuit. Verweerder heeft deze brieven steeds schriftelijk beantwoord. Bij brief van xx-xx-xxxx schrijft hij in zijn reactie aan klager onder meer het volgende:
'Het spijt mij te moeten constateren dat mijn eerdere reacties voor u helaas niet bevredigend zijn gebleken maar stel ook vast dat het opnieuw corresponderen over dit onderwerp geen zin heeft. Het voortzetten van deze correspondentie leidt slechts tot een herhaling van hetgeen al eerder is bericht en ik beschouw deze brief dan ook als mijn finale reactie. Op komende verzoeken van gelijke strekking zal ik niet meer reageren.
Uiteraard kunt u desgewenst een afspraak maken ter bespreking van uw onvrede en ook om te bezien of u gezien uw onvrede nog wel voldoende vertrouwen heeft in het voortzetten van onze huisarts-patiëntrelatie. Het komt mij immers ernstig voor dat het noodzakelijke vertrouwen daartoe bij u ontbreekt en aldus wordt het voor mij bij een ongewijzigde situatie moeilijk om een goede behandelrelatie met u te onderhouden'.
Klager heeft nadien geen afspraak met verweerder over de ontstane situatie gemaakt, maar is verweerder over zijn ongenoegen blijven aanschrijven.
2.3. Bij beslissing van xx-xx-xxxx heeft het College alle klachtonderdelen in de procedure bekend onder nummer xx-xx-xxxx kennelijk ongegrond verklaard.
2.4. Bij schrijven van 30 maart 2015 heeft klager aan verweerder bericht een beschadigde linkerenkel, een beschadigd gewricht aan de rechter ringvinger, een pijnlijk rechter schoudergewricht en last van de onderrug te hebben. Hij wil dat hier foto's van gemaakt worden en dat verweerder hem hier een prijsopgave van doet zodat hij weet wat zijn kosten zijn en kan beslissen of de foto's gemaakt kunnen worden. Voorts is verweerder om een concept-verwijsbrief verzocht die klager vervolgens kan corrigeren en aanvullen.
2.5. Verweerder heeft hier bij brief van 31 maart 2015 als volgt op gereageerd:
'Bij deze wil ik u laten weten dat ik uw e-mail bericht in goede orde heb ontvangen. U heeft zich tot mij als zijnde uw huisarts gewend omdat u naar ik begrijp al enige tijd nogal wat vervelende lichamelijke klachten heeft waarnaar u graag nader onderzoek wilt laten doen. Voor het bespreken van problemen of lichamelijke klachten met een huisarts is het echter in mijn ogen van groot belang dat er tussen arts en patiënt een goede relatie bestaat welke gebaseerd is op wederzijds respect en vertrouwen.
Gezien uw eerdere en bij herhaling uitgesproken onvrede over mijn functioneren als uw huisarts en in het bijzonder uw twijfels over mijn integriteit naar u toe onder meer geuit in de tegen mij ingediende tuchtklacht meen ik dat de noodzakelijke vertrouwensrelatie ontbreekt om onze behandelrelatie voort te zetten. Het lijkt mij dan ook beter dat u zich tot een andere huisarts wendt. (...) Zodra ik heb vernomen wie uw nieuwe huisarts zal worden zal ik uw dossier overdragen aan de nieuwe praktijk. Uiteraard kunt u tot dat moment onze praktijk onverminderd benaderen in geval van acute spoedgevallen.'
2.6. In de periode daarop is verweerder vele malen opnieuw door klager aangeschreven, waarbij deze telkens opnieuw heeft verzocht om een concept-verwijsbrief met bijbehorende prijsopgave voor de foto's. Klager heeft daarbij diverse malen laten weten niet bereid te zijn tot een mondeling gesprek, omdat dit naar zijn mening misbruik oplevert. Voorts heeft hij meegedeeld dat verweerder door de gevraagde stukken niet aan hem te geven en de behandelingrelatie met hem te beëindigen foutieve inzichten over zijn beroepsuitoefening heeft.
2.7. Aanvankelijk heeft verweerder nog een aantal malen gereageerd op de na 31 maart 2015 van klager ontvangen brieven en klager op 3 april 2015 nog uitgenodigd om naar het spreekuur te komen, maar uiteindelijk is hij hiermee opgehouden. Wel heeft hij de brieven van klager immer inhoudelijk bekeken om te kijken of er wellicht sprake was van een acute ernstige situatie bij klager.
3. De klacht
De klacht bestaat uit zes klachtonderdelen. Klager verwijt verweerder dat hij:
3.1. geen aansprakelijkheid neemt voor door hem verstrekte gegevens en informatie op basis waarvan klager beslissingen neemt;
3.2. zonder deugdelijke reden geen noodzakelijke medische hulp aan klager verleent;
3.3. verweerder aan zijn lot overlaat;
3.4. uitsluitend in mondelinge gesprekken gegevens of informatie aan klager wil verstrekken, terwijl klager om schriftelijke informatie vraagt;
3.5. door middel van een verwijsbrief een opdracht aan een andere medische hulpverlener geeft voor de in de verwijsbrief beschreven handelingen zonder de toestemming vooraf van klager en zonder prijsopgave vooraf;
3.6. klager naar een andere huisarts verwijst zonder dat dit een belang van klager dient en zonder een naam van een andere huisarts te noemen en te motiveren wat deze huisarts wel kan en verweerder niet.
4. Het verweer
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat hierna bij de beoordeling van de klachtonderdelen zal worden besproken.
5. Beoordeling van de klacht
5.1. Het College wijst er allereerst op dat het er bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2. Het College stelt vast dat de klachtonderdelen 3.2., 3.3., 3.4 en 3.6. betrekking hebben op het feit dat verweerder de behandelrelatie met klager heeft beëindigd en klachtonderdelen 3.1. en 3.5. op de periode daarvoor. Gelet op de samenhang tussen de twee laatstgenoemde klachtonderdelen zal het College deze hierna gezamenlijk behandelen.
Klachtonderdelen 3.1. en 3.5.
5.3. Verweerder heeft klachtonderdeel 3.1. stellig betwist. Gedurende de behandelrelatie heeft verweerder klager waar mogelijk altijd zo goed en volledig mogelijk geïnformeerd en hij staat ook in voor de juistheid van deze informatie. Ten aanzien van klachtonderdeel 3.5. heeft verweerder gesteld dat deze klacht reeds eerder aan het College is voorgelegd in de procedure onder zaaknummer xxxx-xx. Het College wordt verzocht klager op grond van artikel 51 Wet BIG in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk te verklaren.
5.4. Het College overweegt hierover als volgt.
Gelet op de toelichting in het klaagschrift bij klachtonderdeel 3.1. - waarbij uitdrukkelijk naar de eerdere tuchtklacht wordt verwezen - en de inhoud van klachtonderdeel 3.5. hebben deze beide betrekking op het verstrekken van een verwijsbrief door verweerder. Klager is van mening dat verweerder geen aansprakelijkheid neemt voor door hem verstrekte gegeven aan derden. Het College constateert dat deze klachten reeds in een eerdere procedure (xxxx-xx) ter toetsing aan het College zijn voorgelegd. Nu ten aanzien van deze klachtonderdelen een onherroepelijke tuchtrechtelijke eindbeslissing is genomen kunnen deze op grond van het bepaalde in artikel 51 Wet BIG niet opnieuw ter berechting aan het College worden voorgelegd. Het voorgaande betekent dat klager in deze klachtonderdelen niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Klachtonderdelen 3.2., 3.3., 3.4. en 3.6
5.5. Deze klachtonderdelen hebben alle betrekking op de beëindiging van de behandelrelatie door verweerder. Verweerder heeft hierover verklaard dat in de aanloop naar de eerdere tuchtprocedure en tijdens de behandeling daarvan de behandelrelatie met klager ernstig verstoord is geraakt en dat diverse pogingen en handreikingen om dit te verhelpen zijn gestrand. Klager heeft structureel persoonlijk contact geweigerd en is blijven volharden in het steeds weer schrijven van verwijtende brieven aan verweerder. Aangezien er van de zijde van klager sprake was van een structureel gebrek aan vertrouwen in de capaciteiten van verweerder als huisarts en in zijn integriteit was er naar de mening van verweerder een onwerkbare en uitzichtloze situatie ontstaan die ertoe geleid heeft dat hij uiteindelijk overeenkomstig het bepaalde in de WGBO en de vigerende richtlijn van de KNMG de behandelrelatie met klager heeft beëindigd.
5.6. Het College overweegt omtrent het voorgaande als volgt.
In artikel 7:460 WGBO is bepaald dat de arts - behoudens gewichtige redenen - de behandelingsovereenkomst met een patiënt niet kan opzeggen. In de KNMG- richtlijn
'Niet-aangaan of beëindiging van de geneeskundige behandelingsovereenkomst' uit 2005
zijn de daarbij in acht te nemen zorgvuldigheidsvereisten nader uitgewerkt.
Als gewichtige reden om de overeenkomst te beëindigen wordt genoemd de situatie dat sprake is van een ernstig conflict tussen de arts en de patiënt zonder enig perspectief op herstel en ook in geval sprake is van grensoverschrijdend gedrag van de patiënt. In dat kader is - onder meer - genoemd het bij herhaling doen van negatieve uitlatingen waarover een gesprek met de patiënt niet meer mogelijk is.
5.7. In het onderhavige geval staat - gezien de correspondentie tussen partijen - vast dat klager verweerder al ruim een jaar tijd met grote regelmaat aanschrijft over zijn ongenoegen over diens functioneren als huisarts en klager met een ander antwoord van verweerder dan door hem gewenst geen genoegen neemt en er dan voor kiest verweerder steeds opnieuw over hetzelfde onderwerp aan te schrijven om alsnog zijn doel te bereiken. Aan uitnodigingen van verweerder om de situatie persoonlijk te komen bespreken en zo tot een oplossing voor de ontstane situatie te komen heeft klager geen gehoor gegeven en klager heeft verweerder inmiddels meermaals betrokken in een tuchtrechtelijke procedure.
5.8. Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van het College geen sprake meer van een werkbare situatie tussen partijen waarbinnen op een goede manier invulling aan de behandelingsrelatie kan worden gegeven en is er evenmin zicht op herstel. Onder deze omstandigheden is het aanvaardbaar dat verweerder de behandelingsrelatie met klager heeft beëindigd. Door dit bovendien pas te doen na klager diverse malen te hebben aangeschreven en voorstellen tot verbetering van de situatie te doen door het aanbieden van gesprekken en voorts garant te staan voor de noodzakelijke medische hulp zolang klager nog geen andere huisarts heeft gevonden heeft verweerder dit ook niet lichtvaardig, maar op de juiste wijze gedaan. Het voorgaande betekent dat de klachtonderdelen 3.2., 3.3. en 3.6. geen doel treffen en dienen te worden afgewezen. Ten aanzien van klachtonderdeel 3.4. wordt nog overwogen dat in geval een patiënt een verwijzing naar een andere medische behandelaar wenst dit dient te gebeuren aan de hand van een deugdelijke anamnese en onderzoek door de huisarts. Juist het verwijzen op grond van slechts een schriftelijk verzoek van de patiënt daartoe zonder de patiënt zelf gezien en onderzocht te hebben zou tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn. Ook dit klachtonderdeel is derhalve kennelijk ongegrond.
7. Beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen:
- verklaart klager in de klachtonderdelen 3.1. en 3.5. niet-ontvankelijk;
- verklaart de overige klachtonderdelen kennelijk ongegrond en wijst deze af.
Aldus gegeven door:
prof. mr. L. Timmerman, voorzitter,
drs. F. Krijnen, lid-geneeskundige,
mw. drs. E.M. ter Braak, lid-geneeskundige,
bijgestaan door mr. F.E. Mobach-Visser, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2015 door mr. dr. drs. H.L.C. Hermans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.D. de Groot, secretaris.
De secretaris: De voorzitter:
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Groningen, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.