ECLI:NL:TGDKG:2015:184 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet495.2015
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2015:184 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-10-2015 |
Datum publicatie: | 01-12-2015 |
Zaaknummer(s): | GDWverzet495.2015 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beslissing op verzet. Incasseren kinderalimentatie. Bezwaar tegen betekening beschikking. Afweging gerechtsdeurwaarder of de aan hem ter hand gestelde titel grond biedt voor de door de opdrachtgever gegeven opdracht. De Kamer is het eens met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 13 oktober 2015 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van19 mei 2015 met zaaknummer 931.2014 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 495.2015 ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
tegen:
[ ],
gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagde.
1. Ontstaan en verloop van de procedure
Bij brief van 7 december 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij brief van 9 februari 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend. Bij beslissing van 19 mei 2015 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 27 mei 2015. Bij brief van 2 juni 2015, ingekomen op 5 juni 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 1 september 2015 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 13 oktober 2015.
2. De ontvankelijkheid van het verzet
Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.
3. De feiten
De gerechtsdeurwaarder is in opdracht van de zoon van klager belast met het incasseren van achterstallige kinderalimentatie.
4. De oorspronkelijke klacht
Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze ten onrechte is overgegaan tot betekening van een beschikking begin september 2014 en het versturen van een aanmaning op 8 september 2014, omdat een medewerkster van de gerechtsdeurwaarder de toenmalige advocaat van klager had toegezegd op 9 september 2014 te zullen reageren op diens bericht over de gepretendeerde betalingsachterstand. Los daarvan had klager naar deze medewerkster nog een specificatie verzonden waaruit bleek dat de berekening van de achterstand niet juist was. De juistheid van deze berekening is door de advocaat van de zoon van klager bevestigd. Afgezien hiervan heeft de gerechtsdeurwaarder zich schuldig gemaakt aan machtsmisbruik, omdat klager eind juni/begin juli 2014 binnen 48 uur moest reageren op een berekening en daarna wekenlang niets meer vernam. Toen hij daarover belde, kreeg hij te horen dat een reactie nog even zou uitblijven omdat de zaak zo ingewikkeld was. Klager is van mening dat daarom een schadevergoeding op zijn plaats is.
5. De beslissing van de voorzitter
De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat de gerechtsdeurwaarder na vergelijking van de beschikbare gegevens kennelijk geen aanleiding had om te twijfelen aan de juistheid van de vordering. In een dergelijk geval moet hij ingevolge zijn ministerieplicht uitvoering geven aan een opdracht tot betekening. Klager kan dat de gerechtsdeurwaarder niet verwijten. De voorzitter heeft verder overwogen dat niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder onredelijk zou hebben gehandeld met betrekking tot gehanteerde termijnen.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager aangevoerd dat in de beschikking niet inhoudelijk is ingegaan op de door hem geuite klacht en de bewijsstukken voor die klacht. Er wordt niet ingegaan op de toezegging van de gerechtsdeurwaarder om op 9 september 2014 inhoudelijk te reageren. In de eerder door klager aan de gerechtsdeurwaarder verzonden stukken staat vermeld waarom de vordering van de opdrachtgever niet juist was. Ook de advocaat van de opdrachtgever was het eens met de door klager opgestelde berekening. Daarnaast had het LBIO reeds gesteld dat een achterstand niet aannemelijk kon worden gemaakt. De gerechtsdeurwaarder stelt in zijn verweer dat de termijn van 48 uur hem niet bekend voorkomt terwijl in de betekende stukken iets anders staat. De gerechtsdeurwaarder kan niet alles wat zijn opdrachtgever voorspiegelt voor zoete koek aannemen. Het overleg met de moeder van de opdrachtgever ontslaat de gerechtsdeurwaarder niet van zijn onderzoeksplicht. In deze zaak klemt dat temeer nu de gerechtsdeurwaarder de beschikking had over onderbouwende documenten waarin werd betoogd, dat de gepretendeerde vordering niet klopte. Daarnaast vind klager het vreemd dat voor het instellen van verzet een termijn met beperkende voorwaarden geldt, terwijl de behandeling van de klacht zelf vijf maanden duurt.
7. De beoordeling van de gronden van het verzet
7.1 Een gerechtsdeurwaarder heeft een zogenoemde ministerieplicht die er kort gezegd op neerkomt dat als een opdrachtgever zijn bijstand inroept bij de executie van een vonnis of een beschikking, de gerechtsdeurwaarder verplicht is aan dat verzoek gevolg te geven. Op de gerechtsdeurwaarder rust daarbij een beperkte onderzoeksplicht in die zin dat hij moet afwegen of de aan hem ter hand gestelde titel grond biedt voor de door de opdrachtgever gegeven opdracht. Ook dient hij de door een klager tegen een vordering gemaakte bezwaren ter beoordeling voor te leggen aan zijn opdrachtgever.
7.2 Dat alles heeft de gerechtsdeurwaarder gedaan. Hij heeft bij zijn beoordeling de door klager op voorhand aan de gerechtsdeurwaarder toegezonden stukken betrokken en heeft ook gekeken naar de door het LBIO gemaakte berekening. Hij heeft daarvan onweersproken gesteld dat de berekening en het bericht van het LBIO betrekking hadden op andere procedures. De gerechtsdeurwaarder heeft na overleg met zijn opdrachtgever en diens moeder de afweging gemaakt dat de vordering van zijn opdrachtgever terecht was. Hij heeft dit gecommuniceerd naar de advocaat van klager en medegedeeld dat hij de opdracht had tot betekening van de beschikking over te gaan. Op dat moment had het op de weg van (de advocaat van) klager gelegen om gerechtelijke stappen te ondernemen tegen de dreigende betekening van de beschikking. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is hier niet gebleken.
7.3 De vergelijking die klager maakt tussen de termijn van verzet en de duur van de behandeling is op zich begrijpelijk maar de termijnen staan los van elkaar omdat de behandelingstermijn afhankelijk is van het aanbod van klachtzaken bij de Kamer en de termijn waarbinnen verzet moet worden gedaan in de wet zelf is vastgelegd.
7.4 Op grond van het voorgaande is de conclusie dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt. De Kamer zal het verzet ongegrond verklaren.
8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter, en mr. M.S.F. Voskens en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2015, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4, van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.