ECLI:NL:TNORAMS:2015:32 Kamer voor het notariaat Amsterdam 585523/NT 15-21 SP
ECLI: | ECLI:NL:TNORAMS:2015:32 |
---|---|
Datum uitspraak: | 29-10-2015 |
Datum publicatie: | 03-12-2015 |
Zaaknummer(s): | 585523/NT 15-21 SP |
Onderwerp: | Overig |
Beslissingen: | Klacht gegrond met berisping |
Inhoudsindicatie: | Vast staat dat de notaris in strijd met het Autorisatiebesluit heeft gehandeld. Zij heeft immers, naar zij heeft erkend, acht keer zelf een verzoek om inzage gedaan dat niet gericht was op het verkrijgen van gegevens noodzakelijk voor het verlijden van een authentieke akte, maar uitsluitend bedoeld voor het (op snelle wijze) achterhalen van het (haar onbekende) adres van klager, die volgens haar niet reageerde op hem toegezonden stukken. Willens en wetens heeft zij misbruik gemaakt van haar bevoegdheid en daarmee het vertrouwen in het notariaat beschaamd. De kamer acht het opleggen van een berisping daarom passend en geboden. |
KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT AMSTERDAM
Beslissing van 29 oktober 2015 in de klacht met nummer 585523/NT 15-21 SP van:
[klager],
wonend te [plaats],
hierna te noemen: klager;
tegen:
[de notaris],
notaris te [plaats],
raadsman: mr. R.J.B. Baarspul,
hierna te noemen: de notaris.
1. Het verloop van de procedure
De kamer is uitgegaan van de volgende stukken:
- klacht met bijlagen van 20 april 2015;
- e-mailbericht van 30 april 2015 van klager, met bijlage;
- verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 22 mei 2015.
Bij de mondelinge behandeling van de klacht op 15 september 2015 zijn klager en de notaris, bijgestaan door haar raadsman, verschenen. Partijen hebben het woord gevoerd, de raadsman van de notaris aan de hand van een pleitnotitie. Uitspraak is bepaald op heden.
2. De feiten
De kamer gaat uit van de volgende voor de beoordeling van de klacht van belang zijnde feiten en omstandigheden:
- Klager heeft met de notaris vanaf 1 januari 2008 een maatschap gevoerd in het voormalige notariskantoor [X].
- De maatschap [X] is ontbonden na een op 2 januari 2013 door de notaris gedane incidentenmelding ex artikel 25a van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) aan het BFT.
- Op 28 februari 2013 is klager gedefungeerd als notaris.
- De notaris en klager zijn in een arbitrageprocedure verwikkeld ten aanzien van de afwikkeling van hun voormalige maatschap.
- Uit een door de KNB aan klager verstrekte overzicht blijkt dat door [het notariskantoor van de notaris, hierna [Y] in een periode van twee jaar (van begin 2013 tot begin 2015) 16 keer persoonsgegevens van klager uit de Gemeentelijke Basisadministratie respectievelijk de Basisregistratie Personen (hierna: GBA/BRP) zijn opgevraagd, te weten op: 12 februari 2013 (2x); 13 februari 2013 (2x); 26 februari 2013; 18 maart 2013; 20 maart 2013; 2 april 2013; 26 april 2013; 14 mei 2013; 29 mei 2013; 17 juli 2013; 28 oktober 2013; 22 januari 2014; 31 oktober 2014 en 15 januari 2015.
3. De klacht
Ingevolge artikel 2 lid 2 van het Autorisatiebesluit van 25 maart 2014 (opvolger van het Autorisatiebesluit uit de GBA-periode) dient een BRP-verzoek van een notaris gericht te zijn op het verkrijgen van gegevens, noodzakelijk voor het verlijden van authentieke akten als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna).
Klager had de notaris echter geen enkele opdracht verstrekt om een authentieke akte op te stellen. Alle onder 2e. genoemde inzagen zijn volgens klager dus in strijd geweest met het Autorisatiebesluit. Dat betekent dat de notaris klachtwaardig heeft gehandeld.
4 . Het verweer
Volgens de notaris kan klagers verwijt niet geheel los worden gezien van de meeromvattende problematiek tussen hen beiden. Ook is de timing van de klacht niet toevallig, aangezien de financiële adviseurs van partijen sinds 1 april 2015 in overleg zijn over het al dan niet treffen van een regeling. Indien die financiële regeling er niet komt, dan hervat de notaris de arbitrageprocedure.
Ter zitting heeft de notaris bevestigd dat, van de 16 door haar kantoor gedane inzagen in de GBA/BRP-gegevens van klager, zij persoonlijk 8 inzagen heeft verricht. De overige inzagen zijn gedaan door medewerkers van het notariskantoor. Dat blijkt uit de (persoonlijke) code van de notaris, vermeld op het door de KNB aan klager verstrekte overzicht. De inzagen die de notaris heeft gehad waren niet bedoeld om de privacy van klager te schenden, maar zijn door haar gedaan in haar hoedanigheid van liquidator van de nog niet vereffende vennootschap.
Zo heeft de notaris bij voorbeeld inzage gehad op 26 februari 2013, naar aanleiding van de dagvaarding van 19 februari 2013 van de vrouw van de oud-boekhouder van het notariskantoor. Aangezien deze dagvaarding tevens was gericht tegen de door klager gedreven onderneming en betekend was op het kantooradres van de voormalige maatschap, en klager niet reageerde op de brief namens de notaris waarmee zij hem de dagvaarding had doorgestuurd, heeft de notaris gecontroleerd of het adres van klager nog wel juist was.
Ook heeft de notaris op 22 januari 2014 inzage gehad, nadat een brief van 24 december 2013 van de financieel adviseur van de notaris over het definitieve rapport van het BFT, op 21 januari 2014 als onbestelbaar was teruggezonden.
Omdat alleen klager antwoord kon geven op bepaalde vragen die de notaris van het BFT had gekregen en zij had vernomen dat klager een andere woning had gekocht, heeft de notaris voor het laatst nog op 15 januari 2015 inzage gehad.
5. De beoordeling
5.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 Wna zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen voor handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de Wna gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris behoren te betrachten ten opzichte van diegenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient te beoordelen of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van voornoemd artikel oplevert.
5.2 De BRP bevat onder meer gegevens over personen die zijn ingeschreven bij een van de gemeenten in Nederland. De gemeenten houden deze gegevens bij. De Wet Basisregistratie personen (Wet BRP), op 6 januari 2014 in werking getreden, biedt de grondslag voor systematische verstrekking van deze persoonsgegevens aan overheidsorganen, waaronder “de notaris” op grond van deze wet valt.
Ingevolge artikel 3.2 Wet BRP heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op verzoek van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB), op 25 maart 2014 (terugwerkend tot en met 6 januari 2014) een besluit genomen, waarin is bepaald over welke categorieën van personen gegevens worden verstrekt, welke gegevens het betreft en in welke gevallen gegevens worden verstrekt (hierna: het Autorisatiebesluit).
In artikel 2 lid 2 van het Autorisatiebesluit is daarover bepaald: “De notaris verzoekt slechts om een gegeven dat is opgenomen in de bijlage bij dit besluit indien het verzoek gericht is op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor het verlijden van authentieke akten als bedoeld in artikel 2 van de Wet op het notarisambt.”
Het tot 6 januari 2014 geldende Autorisatiebesluit (van 18 augustus 2011) op grond van artikel 91 lid 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie bevatte een soortgelijke bepaling.
Een notaris mag dus slechts persoonsgegevens opvragen uit de GBA/BRP als deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van zijn wettelijke taken.
5.3 Vast staat dat de notaris in strijd met het Autorisatiebesluit heeft gehandeld. Zij heeft immers, naar zij heeft erkend, acht keer zelf een verzoek om inzage gedaan dat niet gericht was op het verkrijgen van gegevens noodzakelijk voor het verlijden van een authentieke akte, maar uitsluitend bedoeld voor het (op snelle wijze) achterhalen van het (haar onbekende) adres van klager, die volgens haar niet reageerde op hem toegezonden stukken.
5.4 Als verontschuldiging voor haar handelen heeft de notaris aangevoerd dat zij op het moment van haar verzoeken om inzage niet heeft nagedacht over haar bevoegdheid daartoe door de hectiek van de omstandigheden waarin de maatschap verkeerde. Ook moest zij klager zien te bereiken omdat zij (als zware waarnemer) verantwoordelijk was voor zijn protocol.
Deze verontschuldiging doet echter geen afbreuk aan de klachtwaardigheid van het gedrag van de notaris, zodat de klacht gegrond zal worden verklaard. Evenmin ziet de kamer de verklaring van de notaris als verzachtende omstandigheid bij het opleggen van een maatregel. De notaris heeft, verspreid over een periode van twee jaar, en daarmee structureel, gebruik gemaakt van een haar toekomende bevoegdheid voor een ander doel dan waarvoor deze haar is gegeven. Dat het door de notaris nagestreefde doel, naar haar zeggen het bevorderen van de liquidatie van de vennootschap, het gebruik van de inzagebevoegdheid rechtvaardigde kan door de kamer niet worden gevolgd. Willens en wetens heeft zij misbruik gemaakt van haar bevoegdheid en daarmee het vertrouwen in het notariaat beschaamd. De kamer acht het opleggen van een berisping daarom passend en geboden.
Beslissing
De kamer voor het notariaat:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt de notaris een berisping op.
Deze beslissing is gegeven door mrs. S.P. Pompe, voorzitter, M.V. Ulrici, L.A. Galman, Th.W. van Grafhorst en L.G. Vollebregt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.B.T. Kienhuis, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2015.