Zoekresultaten 961-980 van de 44668 resultaten

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:222 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-764/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een huurgeschil. Aan verweerder komt de vrijheid toe om namens zijn cliënt kenbaar te maken dat er rechtsmaatregelen zullen worden getroffen als er geen afspraken gemaakt kunnen worden en de dagvaarding door klager wordt doorgezet. Dat hij daarin onder meer aangeeft dat de huurovereenkomst zal worden opgezegd en er reconventionele eisen zullen worden gesteld, zijn voor klager begrijpelijk harde woorden met ingrijpende gevolgen maar ook dit past binnen de juridische mogelijkheden waarvan verweerder namens zijn cliënt gebruik kan maken. Verweerder heeft zich daarbij niet op een evident onpleitbaar standpunt gebaseerd, maar heeft uitvoerig toegelicht op welke wijze hij tot de conclusie is gekomen dat volgens hem sprake is van slecht huurderschap. Van intimidatie of bedreiging is geen sprake. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:305 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-361/AL/NN

    De voorzitter verklaart een klacht kennelijk niet-ontvankelijk. De voorzitter stelt vast dat de onderhavige klacht van klager over verweerster niet eerder is ingediend, maar dat deze klacht wel ziet op hetzelfde feitencomplex als waarop de in de voorzittersbeslissing van 7 augustus 2023 beoordeelde klacht berust. Van klager mag worden verwacht dat hij voor of tijdens de eerdere klachtprocedure nagaat – of eventueel via de deken na laat gaan – of hij alle relevante informatie heeft en of zijn klacht in het licht daarvan compleet is. Voor zover klager in de eerdere klachtprocedure niet alle klachten ten aanzien van verweerster naar voren heeft gebracht, komt dat voor zijn rekening en risico. Nieuwe klachten die op datzelfde feitencomplex betrekking hebben worden alleen beoordeeld als het onmogelijk was deze in de eerdere procedure al mee te nemen. Dat daarvan sprake is, heeft klager niet gesteld en is ook niet gebleken.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:223 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-776/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over een door verweerster als advocaat wederpartij ingediende productie, waarin klager wordt beschuldigd van fraude. Verweerster heeft de productie niet lichtvaardig ingebracht en het gaat om de kern van het lopende geschil. Verweerster mocht als partijdig belangenbehartiger op deze wijze handelen.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:306 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-362/AL/NN

    De voorzitter verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk wegens gebrek aan belang.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:224 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-791/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een echtscheidingskwestie. Niet gebleken is dat verweerster elk redelijk overleg heeft afgewezen. Evenmin gebleken dat verweerster feiten heeft gesteld waarvan zij de onwaarheid kende of redelijkerwijs kon kennen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:261 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7192

    Grotendeels gegronde klacht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd tegen een verpleegkundige. De tuchtklacht en de voordracht met nummer A2024/7193 zijn ter zitting gevoegd behandeld. Volgens de inspectie heeft de verpleegkundige onzorgvuldig/onjuist gehandeld, omdat hij de professionele grenzen die hij in acht had behoren te nemen, heeft overschreden door privécontact met een cliënte aan te gaan en geld van haar te lenen en onprofessioneel gehandeld heeft door dagelijks cocaïne te roken en cannabis te gebruiken. Het college oordeelt dat beide klachtonderdelen gegrond zijn, met uitzondering van het verwijt over het schaden van het vertrouwen in de beroepsgroep. De aard en de duur van zijn ernstig tuchtrechtelijk verwijtbare handelen en de wijze waarop hij zich heeft opgesteld na het bekend worden van dit handelen, ook nog ter zitting, geeft het college niet het vertrouwen dat de verpleegkundige niet langer een risico zou vormen voor de patiëntveiligheid. Onder deze omstandigheden is er onvoldoende zekerheid dat met de maatregel van doorhaling het risico op herhaling voldoende is weggenomen. Doorhaling inschrijving in het BIG-register, verbod tot wederinschrijving en algeheel beroepsverbod onmiddellijk van kracht.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:262 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7193

    Voordracht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd tot doorhaling vanwege ongeschiktheid tot het uitoefenen van het beroep van verpleegkundige. De tuchtklacht met nummer A2024/7192 en de voordracht zijn ter zitting gevoegd behandeld. Op grond van de bevindingen uit het inspectieonderzoek heeft de inspectie ernstige zorgen over de geschiktheid van de verpleegkundige tot het uitoefenen van zijn beroep als verpleegkundige of een andere functie in de patiëntenzorg gelet op zijn gewoonte van misbruik van middelen, bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet. De inspectie verzoekt het college primair om van de verpleegkundige conform artikel 83 lid 11 van de Wet BIG te vorderen zijn medewerking te verlenen aan een geneeskundig onderzoek en afhankelijk van de uitkomst daarvan zo nodig een passende maatregel te nemen als omschreven in artikel 80 van de Wet BIG. Subsidiair, indien de verpleegkundige zijn medewerking aan een deskundigenonderzoek blijft weigeren, verzoekt de inspectie om een doorhaling in het BIG-register. Het college concludeert dat er onvoldoende waarborgen zijn dat de verpleegkundige geschikt is om nog in de zorg werkzaam te zijn. De verpleegkundige weigert bovendien om aan een geneeskundig onderzoek ex artikel 83 lid 11 Wet BIG mee te werken. Het college volgt de voordracht van de inspectie. Doorhaling inschrijving in het BIG-register en verbod tot wederinschrijving.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:263 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6813

    Ongegronde klacht tegen een uroloog. Klager maakt de uroloog meerdere verwijten. De belangrijkste klacht heeft betrekking op de informatie die de uroloog hem heeft verstrekt over de noodzakelijke onderzoeken, waardoor er te lang een afwachtend beleid is gevoerd. Als gevolg hiervan is klager erg laat bekend geworden met de (inmiddels ontwikkelde) prostaatkanker met uitzaaiingen in de lymfeklieren. Het college kan, gezien de uitslagen, de beslissing om in eerste instantie enkel te kiezen voor het met regelmaat meten van de PSA-waarden volgen. Op een bepaald moment was nader onderzoek aangewezen. Het college is van oordeel dat de uroloog met voldoende heeft onderbouwd dat hij klager wel duidelijk heeft geïnformeerd over het risico van het niet uitvoeren van een MRI. Uit het medisch dossier blijkt voldoende dat de uroloog heeft aangedrongen op nader onderzoek en het college acht gezien de aantekeningen in het medisch dossier aannemelijk dat de risico’s van het achterwege laten van nader onderzoek met patiënt zijn besproken. Dit klachtonderdeel over de informatieverplichting is ongegrond. De overige klachtonderdelen, onder meer over de dossiervorming en het verstrekken van het dossier, zijn ook ongegrond. Klacht in alle onderdelen ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:264 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7017

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een uroloog. De uroloog heeft bij klager een TURP (Trans Urethrale Resectie van de Prostaat) uitgevoerd. Klager verwijt de uroloog dat hij sinds de operatie incontinentieklachten en erectieproblemen ervaart. Het college heeft geen aanwijzingen dat de operatie niet met de vereiste deskundigheid of zorgvuldigheid is uitgevoerd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:199 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2425

    Klacht tegen een huisarts. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat onvoldoende duidelijk is wat klaagster de huisarts verwijt. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de klacht wel voldoende duidelijk is. Klaagster verzocht de huisarts om een verwijzing voor Mond-Kaak-Aangezichtschirurgie. Klaagster verwijt de huisarts dat hij een verkeerde verwijsbrief heeft gemaakt. Het Centraal Tuchtcollege doet de zaak zelf af en verklaart de klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:195 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1813

    Klacht tegen een radioloog. Bij klaagster is begin 2014 een tumor in de hals ontdekt. Gedacht werd aan een schwannoom, een zeldzame, goedaardige tumor die groeit vanuit een zenuw buiten het ruggenmerg, een perifere zenuw. Tot en met 2016 werd jaarlijks en daarna elke twee jaar een MRI-scan gemaakt. Klaagster verwijt de radioloog dat hij de MRI-scan die is gemaakt in 2016 onjuist heeft geïnterpreteerd. Klaagster voert hiertoe aan dat de groei van de tumor niet is opgemerkt en de neuroloog van onjuiste informatie is voorzien. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege heeft een deskundige geraadpleegd die een rapportage heeft ingebracht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.Klacht tegen een radioloog. Bij klaagster is begin 2014 een tumor in de hals ontdekt. Gedacht werd aan een schwannoom, een zeldzame, goedaardige tumor die groeit vanuit een zenuw buiten het ruggenmerg, een perifere zenuw. Tot en met 2016 werd jaarlijks en daarna elke twee jaar een MRI-scan gemaakt. Klaagster verwijt de radioloog dat hij de MRI-scan die is gemaakt in 2016 onjuist heeft geïnterpreteerd. Klaagster voert hiertoe aan dat de groei van de tumor niet is opgemerkt en de neuroloog van onjuiste informatie is voorzien. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege heeft een deskundige geraadpleegd die een rapportage heeft ingebracht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:196 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2322

    Klacht tegen een arts in opleiding tot huisarts. Klager is de ex-echtgenoot van een patiënte die ingeschreven stond in de praktijk waar de arts werkzaam was. De arts heeft na een consult met patiënte bij Veilig Thuis een melding gedaan van huiselijk geweld. Klager verwijt de arts dat deze melding ongefundeerd was en dat zij het stappenplan van de KNMG-Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 2018 niet volledig en juist heeft gevolgd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege is – anders dan het Regionaal Tuchtcollege – van oordeel dat de arts in dit geval de stappen uit de Meldcode niet voldoende zorgvuldig heeft doorlopen en de melding bij Veilig Thuis niet met de vereiste zorgvuldig heeft voorbereid. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht alsnog gegrond en ziet aanleiding om overeenkomstig art. 69, vierde lid, Wet BIG af te zien van het opleggen van een maatregel.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:197 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2330

    Klacht tegen een verloskundige. Aan de ex-partner van klager is door de praktijk waarin de verloskundige werkzaam was zorg verleend. De verloskundige heeft aan de ex-partner van klager op haar verzoek informatie uit haar eigen medisch dossier verstrekt. Volgens klager heeft de verloskundige daarmee onjuist gehandeld, omdat zij zich met een geneeskundige verklaring heeft gemengd in een lopende echtscheiding en zij de valse beschuldigingen van zijn ex‑partner klakkeloos heeft overgenomen. De verloskundige heeft de aantekeningen in het dossier volgens klager zo gemaakt dat de advocaat van zijn ex-partner deze als extra bewijs zou kunnen gebruiken in de echtscheiding. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TACAKN:2024:71 Accountantskamer Zwolle 24/3257 Wtra AK

    Kennelijk ongegronde klacht. Niet aannemelijk is gemaakt dat betrokkene tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:198 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2332

    Klacht tegen een gynaecoloog. De gynaecoloog heeft klaagster behandeld voor een missed abortion. Klaagster is -samengevat- niet tevreden over de behandeling en over de voorlichting die zij van de gynaecoloog heeft gekregen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met dit oordeel en verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:304 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-641/AL/GLD

    Raadsbeslissing. De raad heeft in het klachtdossier geen feiten aangetroffen waaruit blijkt dat verweerder (juridisch) ondermaats zou hebben gepresteerd of de zaak onzorgvuldig zou hebben behandeld. Er is ook niet foutief gedeclareerd. Klacht ongegrond

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:193 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2498

    De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep, omdat zij het griffierecht niet tijdig heeft voldaan. Klaagster is van deze beslissing in verzet gekomen. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het verzet ongegrond, omdat de argumenten voor de termijnoverschrijding onvoldoende steekhoudend zijn om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:194 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1741

    Klager verwijt de huisarts het voorschrijven van tramadol. Volgens klager zou deze medicatie, al dan niet in combinatie met andere medicatie, schadelijk zijn geweest voor zijn gezondheid. In eerste aanleg is klager bij voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk verklaard in de klacht. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager ontvankelijk in de klacht en verklaart de klacht vervolgens ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:259 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7162

    Gedeeltelijk gegronde klacht, berisping met publicatie tegen een arts die onder supervisie van een bedrijfsarts werkt bij een arbodienst. Klager heeft een WIA uitkering wegens al vele jaren bestaande chronische draaiduizeligheid. Daarnaast werkte hij 25 uur per week. Klager is sinds januari 2023 uitgevallen voor werk. Op enig moment heeft hij het werk weer gedeeltelijk hervat, zich later volledig ziek gemeld en daarna de re-integratie voor 3x 5 uur weer opgepakt. Klager had op 19 april 2024 een afspraak op het verzuimspreekuur waar hij was ingedeeld bij de arts. Wegens slechte ervaringen met de arts in het verleden heeft klager nog getracht de afspraak te verzetten, hetgeen niet is gelukt. Klager verwijt de arts dat hij tegen hem heeft gezegd naar het UWV te moeten voor een oordeel, terwijl hij dat oordeel juist als bedrijfsarts had moet geven en de medische klachten van klager niet voldoende heeft uitgevraagd en zijn uitspraken niet op gedegen onderzoek baseert. De arts heeft het college primair verzocht de klacht niet-ontvankelijk te verklaren omdat klager tegen de arts klaagt in de hoedanigheid van bedrijfsarts en subsidiair de klacht ongegrond te verklaren. Het college is van oordeel dat klager ontvankelijk is. Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel heeft het college niet kunnen vaststellen dat de arts klachtwaardig heeft gehandeld, dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond. Het college acht het mede gezien de voorgeschiedenis van klager, de eerder aan klager gegeven bedrijfsgeneeskundige begeleiding en het ontbreken van een gedegen onderbouwing, tuchtrechtelijk ernstig verwijtbaar dat de arts klager deze inspanningsverplichting heeft opgelegd zonder zelf gedegen onderzoek te doen. Dit klachtonderdeel is gegrond. Deels gegronde klacht, berisping met publicatie in het register (zie overwegingen 5.10 t/m 5.12 van de beslissing), bekendmaking in de Staatscourant en ter publicatie aangeboden aan de vaktijdschriften.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:260 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6940

    Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een arts die medisch advies heeft gegeven voor de afwikkeling van een letselschadezaak. Klager die betrokken is geweest bij een verkeersongeval, waar hij ernstig gewond is geraakt, verwijt de arts dat zijn medisch advies niet voldoet aan de eisen. Er is volgens klager sprake van het vermelden van onjuiste feiten, omstandigheden en bevindingen over een brief van een psychologisch instituut, het advies geen blijk geeft van een geschikte methode van onderzoek om vragen over beperkingen in ADL en huishoudelijke sfeer te beantwoorden, de arts buiten de grenzen van zijn deskundigheid is getreden en niet inzichtelijk en consistent wordt uiteengezet op welke gronden zijn conclusie steunen. De arts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Het college komt tot oordeel dat de arts in zijn medisch advies geen adequate samenvatting heeft gegeven van wat in de brief van het psychologisch instituut staat en belangrijke informatie uit de brief niet heeft vermeld. Voorts is het college van oordeel dat de arts in het advies conclusies trekt met betrekking tot angstproblematiek van klager waar geen grond voor bestaat. De arts had die conclusies in redelijkheid niet mogen trekken. Voor het overige zijn de klachten ongegrond. Gedeeltelijk gegronde klacht. Waarschuwing. Bekendmaking in de Nederlandse Staatscourant. Publicatie in vaktijdschriften. Veroordeling in de kosten van in totaal €1897,00.