ECLI:NL:TAHVD:2025:24 Hof van Discipline 's Gravenhage 240177
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2025:24 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-02-2025 |
Datum publicatie: | 10-02-2025 |
Zaaknummer(s): | 240177 |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klacht over de eigen advocaat. Het gaat in deze tuchtzaak over de rechtsbijstand door verweerder aan klager in een (strafrechtelijke) herzieningsprocedure bij de Hoge Raad. Klager heeft bij de raad vier klachtonderdelen geformuleerd. Klachtonderdelen a) en b) zijn door de raad gegrond verklaard. Klager verwijt verweerder met klachtonderdelen c) en d) dat verweerder al na twee weken na een gesprek bij de deken op 17 oktober 2022 een negatieve beslissing van de Hoge Raad over het herzieningsverzoek heeft doorgezonden en dat verweerder klager en zijn familie meerdere malen heeft beledigd. Deze klachtonderdelen zijn door de raad ongegrond verklaard. Omdat klachtonderdelen a) en b) door de raad gegrond zijn verklaard, liggen in het hoger beroep van klager uitsluitend klachtonderdelen c) en d) voor. Het Hof van Discipline (hierna: het hof) is het – met betrekking tot deze klachtonderdelen - eens met de beslissing van de raad en bekrachtigt deze beslissing. |
Beslissing van 7 februari 2025
in de zaak 240177
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 INLEIDING
1.1 Het gaat in deze tuchtzaak over de rechtsbijstand door verweerder aan klager in een (strafrechtelijke) herzieningsprocedure bij de Hoge Raad. Klager heeft bij de raad vier klachtonderdelen geformuleerd. Klachtonderdelen a) en b) komen erop neer dat verweerder de herzieningsprocedure onvoldoende voortvarend heeft opgepakt en klager niet heeft geïnformeerd over de voortgang en zijn werkzaamheden in de zaak, en dat verweerder voorts klager geen inzage heeft gegeven in zijn dossier. Deze klachtonderdelen zijn door de raad gegrond verklaard. Klager verwijt verweerder met klachtonderdelen c) en d) dat verweerder al na twee weken na een gesprek bij de deken op 17 oktober 2022 een negatieve beslissing van de Hoge Raad over het herzieningsverzoek heeft doorgezonden en dat verweerder klager en zijn familie meerdere malen heeft beledigd. Deze klachtonderdelen zijn door de raad ongegrond verklaard. Omdat klachtonderdelen a) en b) door de raad gegrond zijn verklaard, liggen in het hoger beroep van klager uitsluitend klachtonderdelen c) en d) voor. Het Hof van Discipline (hierna: het hof) is het – met betrekking tot deze klachtonderdelen - eens met de beslissing van de raad en bekrachtigt deze beslissing.
1.2 Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom klager in beroep is gekomen en waarom het hof de beslissing bekrachtigt.
2 DE PROCEDURE
Bij de raad van discipline
2.1 De Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (hierna: de raad) heeft in de zaak tussen klager en verweerder (zaaknummer: 24-085/DB/LI) een beslissing gewezen op 21 mei 2024. In deze beslissing zijn klachtonderdelen a) en b) gegrond verklaard en zijn klachtonderdelen c) en d) ongegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht, reiskosten en proceskosten.
2.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2024:70 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
Bij het hof van discipline
2.3 Op 22 mei 2024 heeft klager de griffie van het hof bericht tegen de beslissing van de raad van 21 mei 2024 in beroep te gaan en op 22 mei 2024 heeft klager dit nader onderbouwd.
2.4 Verder bevat het dossier van het hof:
- de stukken van de raad;
- de eerste twee e-mails van 22 mei 2024 van klager;
- het op 17 juni 2024 door het hof ontvangen e-mailbericht van klager.
De overige stukken die klager aan het hof heeft doen toekomen zijn op grond van
de artikelen 3.8, 4.5 en 4.6 van het Procesreglement van het hof door het hof niet
toegelaten als bewijsstukken.
2.5 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van
13 december 2024. Daar zijn klager, vergezeld door mevrouw J, en verweerder verschenen.
Klager en verweerder hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen,
die onderdeel uitmaken van het dossier van het hof.
3 FEITEN
3.1 Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.2 Op 6 december 2004 is klager door het gerechtshof Amsterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, wegens het onder andere afpersen, oplichten, mishandelen en bedreigen van mevrouw D. Ook is klager veroordeeld tot een schadevergoedingsmaatregel van € 75.856,-. De veroordeling is onder meer gebaseerd op ondersteunende verklaringen van mevrouw R en mevrouw J. Uit het arrest blijkt ook van de valse aangifte van mevrouw R en dat mevrouw J haar verklaring op meerdere momenten heeft ingetrokken.
3.3 Klager heeft zich, na eerst te zijn bijgestaan door een andere advocaat, in december 2011 tot verweerder gewend om een herzieningsverzoek in te dienen bij de Hoge Raad.
3.4 Verweerder heeft onderzoek gedaan naar de herzieningsmogelijkheden. Op 19 september 2013 heeft mevrouw J een, ten opzichte van haar eerdere belastende verklaring jegens klager, nieuwe verklaring afgelegd.
3.5 Op 20 maart 2014 heeft verweerder een nieuwe opdrachtbevestiging gestuurd aan klager vanuit zijn nieuwe, eigen advocatenkantoor. Daarin is onder meer opgenomen:
“(…) Ik heb u geïnformeerd over de aard van herzieningszaken en dat er een hoge drempel
bestaat voor de Hoge Raad voor het aannemen van een novum ex artikel 457 Sv. (….)
Nieuwe getuigenverklaringen kunnen onder bepaalde voorwaarden een novum zijn maar
in de meeste gevallen – zoals zeker in uw zaak waarin de verklaringen van mevrouw
[J] en mevrouw [R] reeds zijn gebruikt voor de bewezenverklaring – is er meer aan
nieuwe feiten nodig.
Zoals ik u heb geïnformeerd tijdens onze bespreking is het van belang dat er ook
een volledig dossier wordt verkregen vanuit het Gerechtshof Amsterdam. Er kan pas
immers duidelijkheid bestaan over wat nieuw is, indien nagegaan kan worden wat bekend
was bij het Hof. (…) Zoals ik u informeerde is het Hof verzocht om het volledige dossier
in uw zaak te verkrijgen maar kan het verkrijgen van het volledige dossier een geruime
tijd in beslag nemen (zo is ook mijn ervaring in andere herzieningszaken).
Mijn werkzaamheden zullen o.a. bestaan uit het bestuderen van de stukken in het
dossier, horen van getuigen, onderzoek naar herzieningsmogelijkheden en opstellen
van een eventueel herzieningsverzoek. (…)”
3.6 Verweerder heeft nadien het dossier opgevraagd en stukken ingezien bij het gerechtshof.
3.7 Op 8 december 2014 heeft mevrouw R verklaard een valse aangifte te hebben gedaan op aandringen van het slachtoffer.
3.8 Klager is in 2016 aangehouden en vervolgens, omdat hij niet aan de schadevergoedingsmaatregel had voldaan, in detentie geplaatst. Klager is 112 dagen in hongerstaking gegaan. Verweerder heeft onder meer met de behandelend arts, de Belgische ambassade en de Openbaar Ministerie gecorrespondeerd om een opschorting van de detentie te bewerkstelligen. De detentie is vervolgens per 27 januari 2017 opgeschort voor de duur van acht maanden, onder de voorwaarde dat klager zich na zijn medisch herstel opnieuw zou melden bij de penitentiaire inrichting. Klager heeft zich nadien niet gemeld bij de penitentiaire inrichting. Klager en verweerder hebben sindsdien langdurig geen contact gehad tot eind 2019 dan wel begin 2020, ondanks diverse tussentijdse verzoeken van verweerder.
3.9 Vanaf eind 2019 tot in ieder geval 6 april 2021 hebben mevrouw R, mevrouw J en diverse anderen die stelden familie van klager te zijn, zich tot verweerder gewend om informatie te verkrijgen over de herzieningsprocedure. Verweerder heeft dit contact geweigerd onder de mededeling dat hij enkel na toestemming van klager met hen kon corresponderen over de zaak. Van klager is geen bericht ontvangen waaruit een dergelijke toestemming volgde.
3.10 Tussen eind juni 2020 en 12 november 2021 is opnieuw geen contact geweest tussen klager en verweerder. Verweerder heeft vervolgens om een bespreking in persoon gevraagd. Vanwege de coronamaatregelen en omdat klager vanwege zijn openstaande detentie niet naar Nederland wilde komen, is dit een lange tijd niet mogelijk gebleken. Op 23 december 2021, nadat verweerder een eerdere afspraak in die maand wegens een coronabesmetting moest afzeggen, is verweerder naar Antwerpen afgereisd en heeft de bespreking plaatsgevonden.
3.11 Op 20 januari 2022 schreef verweerder aan klager:
“(….) Op basis van deze nieuwe feitelijke gegevens [de verklaringen van mevrouw
[J] en mevrouw [R] is een herzieningsprocedure gestart bij de Hoge Raad. Van belang
hierin is wel geweest dat de verklaringen die door mevrouw [J] waren gedaan tegenover
mij als advocaat, geverifieerd moesten worden ten tijde van het indienen. Met mevrouw
[R] had ik wel contact maar niet met mevrouw [J] en zij kon mij dus niet de juistheid
van haar verklaring bevestigen. Ik heb getracht contact met haar te krijgen en heb
hierin ook de hulp gevraagd van de Advocaat-Generaal die destijds ook betrokken was
bij de tenuitvoerlegging van de straf vanuit het Hof Amsterdam, zulks in het kader
van de schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer.
Op enig moment zou er sprake van zijn dat mevrouw [J] haar verklaring zou willen intrekken voor de Hoge raad. Hiertoe zou contact zijn opgenomen met iemand bij de Hoge Raad die zich kenbaar had gemaakt als mevrouw [J]. Van belang was voor mij om duidelijkheid te krijgen of mevrouw [J] wel of niet achter haar nieuwe verklaring zou staan.
Hier is lange tijd onduidelijkheid over gebleven en hierdoor is de zaak helaas lang stil blijven liggen. Uiteindelijk is na overleg met de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad bepaald dat de laatste verklaring van mevrouw [J] gebruikt kan worden voor de herzieningsprocedure.
Daarbij is er moeite getracht om het dossier te verkrijgen van de zaken uit 1996 en 1997 (….) nu het Hof die ook gebruikt heeft voor de bewezenverklaring. Van belang hierbij is dat uit de verklaringen die destijds zijn afgelegd ook afstemming zou kunnen blijken, net als in de zaak van [mevrouw D.] Deze verklaringen zijn uiteindelijk niet verkregen kunnen worden. (….) Ook is getracht nog duidelijkheid te verkrijgen over de eventuele medewerking vanuit de heer [W B] teneinde meer duidelijkheid te krijgen over de precieze rol die [mevrouw D] heeft gespeeld bij het verkrijgen van de gelden vanuit [de heer W B]. Ook is moeite genomen in het verkrijgen van de geluidsopname van de opgenomen telefoongesprekken, om hieruit duidelijkheid te krijgen dat [mevrouw D] weet had van de opgenomen gesprekken alsook dat zij op meerdere momenten u probeerde belastende uitspraken te laten doen (waar u niet op heeft gereageerd).
Door alle bovenstaande omstandigheden heeft de zaak lang geduurd voordat deze duidelijk was voor de herzieningsprocedure. (….) Zoals besproken verwacht ik op korte termijn duidelijkheid te verkrijgen in de herzieningszaak van de Hoge Raad.”
3.12 Begin 2022 zou een herzieningsverzoek ingediend worden bij de Hoge Raad. Omdat het bijgevoegde arrest van het gerechtshof niet compleet was, is het herzieningsverzoek ingetrokken voorafgaande aan de ontvangst bij de Hoge Raad. Verweerder heeft vervolgens het arrest opgevraagd bij het gerechtshof.
3.13 Op 23 mei 2022 is het herzieningsverzoek vervolgens – met een compleet arrest – ingediend. Ter onderbouwing van het herzieningsverzoek zijn de verklaringen van mevrouw R en mevrouw J bijgevoegd.
3.14 Op 17 oktober 2022 heeft de deken een bemiddelingsgesprek met klager en verweerder gehouden, waarin verweerder heeft toegezegd klager op de hoogte te stellen van ontwikkelingen in zijn zaak op het inmiddels bekend geworden e-mailadres van klager.
3.15 Bij uitspraak van 8 november heeft de Hoge Raad het herzieningsverzoek afgewezen, omdat de verklaringen van mevrouw R en mevrouw J al zijn meegenomen in de procedure uit 2004 en er geen verder ‘novum’ is.
3.16 Op 9 november 2022 heeft verweerder aan klager verzocht om telefonisch contact op te nemen in verband met de herzieningsprocedure. Op 21 november 2022 heeft verweerder het verzoek herhaald, nadat verweerder klager niet per telefoon of WhatsApp heeft kunnen bereiken. Verweerder heeft het arrest op 4 december 2022 naar klager verzonden en heeft sindsdien geen contact meer met hem kunnen krijgen om de inhoud van het arrest te bespreken.
4 KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog aan de orde, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:
c) Verweerder heeft al na twee weken na het gesprek van 17 oktober 2022 bij de deken een negatieve beslissing van de Hoge Raad over het herzieningsverzoek doorgezonden;
d) Verweerder heeft klager en zijn familie meerdere malen beledigd.
5 BEOORDELING HOF
Omvang hoger beroep
5.1 Klager kan in zijn hoger beroep niet worden ontvangen voor zover het beroep
zich richt tegen de beslissing van de raad met betrekking tot klachtonderdelen a)
en b). Deze klachtonderdelen zijn door de raad gegrond bevonden. Op grond van artikel
56, eerste lid onder a, Advocatenwet staat tegen gegrond verklaarde klachtonderdelen
geen beroep door de klager open. Klager zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard
in zijn hoger beroep voor zover het klachtonderdelen a) en b) betreft.
5.2 In hoger beroep zijn daarmee alleen klachtonderdelen c) en d) aan de orde.
Overwegingen raad
5.3 De raad heeft na uiteenzetting van de uitgangspunten – samengevat – het volgende overwogen over klachtonderdelen c) en d).
- Klachtonderdeel c): beslissing van de Hoge Raad
5.4 De raad heeft met betrekking tot dit klachtonderdeel overwogen dat de Hoge Raad op 8 november 2022 heeft beslist op het herzieningsverzoek. Dat dit toevallig kort na het bemiddelingsgesprek is geweest, is iets waar verweerder geen invloed op had. Daarnaast is het de raad niet duidelijk waarom verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld door klager te informeren over de beslissing op het herzieningsverzoek. De raad heeft klachtonderdeel c) ongegrond verklaard.
- Klachtonderdeel d): beledigen van klager en zijn familie
5.5 Met betrekking tot klachtonderdeel d) heeft de raad geoordeeld dat klager zijn standpunt dat verweerder hem en zijn familie zou hebben beledigd niet heeft onderbouwd. De raad ziet geen aanknopingspunten voor dit vergaande verwijt. Voor zover klager de WhatsApp-correspondentie bedoelt die mevrouw R, mevrouw J en anderen met verweerder voerden over de zaak van klager, ziet de raad in die correspondentie niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Als advocaat dient verweerder vertrouwelijk om te gaan met de zaak van klager. Hij mocht dus ook niet met de familieleden of andere bekenden van klager spreken over de zaak zonder uitdrukkelijke toestemming van klager. Verweerder heeft in dat opzicht juist gehandeld zoals dat van een advocaat wordt verwacht, aldus de raad. De raad heeft klachtonderdeel d) eveneens ongegrond verklaard.
Beroepsgronden klager
5.6 Klager heeft een aantal beroepsgronden geformuleerd die – naar het hof begrijpt – samengevat op het volgende neerkomen.
- Dienstverlening in het kader van de herzieningsprocedure
5.7 Klager heeft zijn eerdere standpunt herhaald en voorts aangegeven dat hij in de loop der jaren sinds 2011 meerdere malen navraag heeft gedaan naar de stand van zaken in zijn zaak, maar ook dat hij daarover door verweerder verkeerd werd voorgelicht. Meerdere keren zou verweerder hebben aangegeven dat er snel een uitspraak van de Hoge Raad zou volgen. Verweerder gaf aan dat de zaak stil lag bij de Hoge Raad, maar in werkelijkheid had hij het verzoek nog niet ingediend. Verweerder heeft daarnaast ten onrechte aangegeven dat er nieuwe getuigen waren. Er waren geen nieuwe getuigen.
5.8 Voor zover verweerder heeft aangevoerd dat hij enkele jaren geen contact kon krijgen met klager, klopt dit ook niet. Er zijn brieven verstuurd en er is ook steeds telefonisch contact geweest. Sinds 2020 wilde klager niet meer communiceren met verweerder. Klager wilde alleen bewijs van wat er al die jaren in zijn zaak was gedaan, hij wilde het zaaknummer ontvangen en het dossier inzien, dan wel terug ontvangen. Verweerder weigerde volgens klager dit bewijsmateriaal aan hem te leveren en weigerde om hem het dossier in te laten zien, dan wel terug te geven. Het zit klager dwars dat verweerder voor het behandelen van de zaak van klager van de overheid geld heeft ontvangen, terwijl hij niets of weinig heeft gedaan. Ook stelt klager dat hij schade heeft geleden door de handelwijze van verweerder.
5.9 Toen klager verweerder medio 2019 had geïnformeerd dat hij het vertrouwen in hem had verloren, begon verweerder valse verhalen te maken en te verzinnen. Nadat klager verweerder eind 2019 had verteld dat hij tegen hem had geklaagd, begon hij nog meer valse verhalen te maken en valstrikken voor klager uit te zetten.
- Belediging van klager en zijn familie
5.10 Met betrekking tot het standpunt van klager dat verweerder hem en zijn familie zou hebben beledigd, heeft klager – naar het hof begrijpt – aangevoerd dat verweerder tegen hem zou hebben geschreeuwd en hem een keer dom (“stupid”) zou hebben genoemd.
Verweer in hoger beroep
5.11 Verweerder heeft op de zitting verweer gevoerd. Met betrekking tot klachtonderdelen
c) en d) heeft verweerder aangevoerd dat hij de verwijten van klager volstrekt niet
onderbouwd en ongegrond acht. Dat de beslissing van de Hoge Raad op 8 november 2022
is uitgesproken (aanvulling hof: kort na het bemiddelingsgesprek), is niet een aspect
waar verweerder enige invloed op heeft. Bovendien heeft verweerder in het bemiddelingsgesprek
al aangekondigd dat er een uitspraak van de Hoge Raad aanstaande was.
5.12 Verweerder heeft betwist dat hij klager of zijn familie zou hebben beledigd.
Volgens verweerder heeft hij steeds gehandeld zoals dat van een advocaat mocht worden
verwacht. Omdat op geen enkele wijze was vast te stellen dat de personen die zich
via WhatsApp meldden ook daadwerkelijk familieleden van klager waren en er bovendien
geen toestemming van klager was om mededelingen te doen aan zijn familie, heeft verweerder
geen informatie aan (eventuele) familieleden verstrekt. Het had op de weg van klager
gelegen om verweerder hiervoor toestemming te geven, aldus verweerder.
Overwegingen hof
5.13 Voor zover de beroepsgronden van klager zich richten tegen klachtonderdelen a) en b), wordt klager niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft in overweging 5.1 reeds overwogen dat deze klachtonderdelen in hoger beroep niet meer voorliggen.
5.14 Met betrekking tot klachtonderdelen c) en d) ziet het hof op basis van de beroepsgronden, die (voor zover herleidbaar uit de overgelegde stukken) louter een herhaling van eerder door klager ingenomen standpunten inhouden, en het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van deze klachten te komen dan de raad. Het hof sluit zich aan bij de beslissing van de raad en neemt die over. Het hof verwerpt het beroep van klager en zal de beslissing van de raad – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – bekrachtigen.
6 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
6.1 verklaart het hoger beroep voor zover het is gericht tegen het oordeel van de raad over de klachtonderdelen a) en b) niet-ontvankelijk;
6.2 bekrachtigt de beslissing van 21 mei 2024 van de Raad van Discipline in het ressort ´s- Hertogenbosch, gewezen onder nummer 24-085/DB/LI, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beslissing is genomen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. K. Teuben en R.N.E. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. Baan, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2025.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 7 februari 2025.