ECLI:NL:TADRSGR:2025:18 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-492/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2025:18
Datum uitspraak: 27-01-2025
Datum publicatie: 05-02-2025
Zaaknummer(s): 24-492/DH/DH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij in een huurkwestie. Verweerder heeft zijn cliënten geadviseerd de kamer die klaagster bij hen huurde te ontruimen, terwijl daarvoor geen titel was. Verweerder heeft zijn cliënten daarmee geadviseerd tot onrechtmatig handelen en heeft daarbij onvoldoende oog gehad voor klaagsters belangen. Tuchtrechtelijk laakbaar advies. Waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 27 januari 2025 in de zaak 24-492/DH/DH
naar aanleiding van de klacht van:

klaagster
gemachtigde: mr. S. van der Eijk

over

verweerder
gemachtigde: mr. M.N. Fakiri


1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 4 januari 2024 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 26 juni 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K001 2024 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van 16 december 2024 van de raad. Daarbij waren de gemachtigde van klaagster, alsmede verweerder en zijn gemachtigde aanwezig. Klaagster heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen. Zij was op dat moment in een kamer, waarin ook een andere man (volgens klaagster: haar vader) aanwezig was.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en de op de inventarislijsten genoemde bijlagen 03 tot en met 07 (inhoudelijk) en 1 tot en met 6 (procedureel). Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van 7 juli 2024 van klaagster en de e-mail met bijlage van 27 november 2024 van verweerder.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klaagster heeft een kamer gehuurd bij een echtpaar in huis.
2.3 Op 19 juni 2022 heeft een incident tussen klaagster en het echtpaar plaatsgevonden in de gemeenschappelijke keuken van de woning. Daarbij is schade ontstaan aan een ruit nadat klaagster de keukendeur had dichtgedaan. Klaagster is aangehouden en heeft een nacht vastgezeten op het politiebureau.
2.4 Verweerder heeft het echtpaar bijgestaan. Op 11 juli 2022 heeft hij per e-mail aan hen geschreven:
“Ik adviseer U de huurkamer te legen, in het bijzijn van getuigen, bij voorbeeld die Zeeuwse meisjes, en [klaagsters] spullen in een kartonnen doos te stoppen met een inventaris die de getuigen mede ondertekenen. De doos beneden zetten die [klaagster] kan afhalen. Mogelijk dat [klaagster] de politie belt die langskomt. Zegt U tegen de politie dat de huur buitengerechtelijk is ontbonden wegens onrechtmatige daad, dat het een civiele zaak betreft en [klaagsters] advocaat maar met mij contact moet opnemen. [Klaagster] niet toelaten in Uw appartement, ook niet als de politie dat zegt.
Let op, strikt genomen kan ontruiming pas na een rechtelijk vonnis, maar dat kan nog een tijd duren. Intussen graag een nieuwe afspraak maken opdat ik de feiten van 19 juni precies kan noteren voor het ontbindingsverzoek wegens onrechtmatig handelen en het kort geding tot ontruiming in afwachting van de ontbindingsprocedure.”
2.5 Op 14 juli 2022 heeft het echtpaar via WhatsApp aan klaagster laten weten dat haar huisraad in de gemeenschappelijke hal van het gehuurde staat en kan worden opgehaald.
2.6 Op 14 juli 2022 is namens verweerder aan klaagster bericht dat een kort geding tegen haar wordt gestart tot ontruiming van het gehuurde, met het verzoek om toezending van klaagsters verhinderdata.
2.7 Op 19 juli 2022 is verweerder, namens het echtpaar, een bodemprocedure tegen klaagster gestart.
2.8 Op 21 juli 2022 heeft verweerder, namens het echtpaar, klaagster in kort geding gedagvaard.
2.9 Op 11 augustus 2022 is het kort geding mondeling behandeld. Klaagster was daarbij niet aanwezig en tegen haar is verstek verleend.
2.10 Bij (verstek)vonnis van 18 augustus 2022 heeft de kantonrechter bij wege van voorlopige voorziening klaagster verboden het gehuurde te betreden en haar bevolen de ontruiming te gedogen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.11 Op 15 maart 2023 heeft de kantonrechter vonnis gewezen in de bodemprocedure. De kantonrechter heeft geoordeeld dat geen sprake is geweest van een rechtmatige ontruiming en de vordering tot ontbinding afgewezen. De kantonrechter heeft daarover onder meer overwogen:
“Op 14 juli 2022 was er nog sprake van een huurovereenkomst tussen partijen. Zoals [echtpaar] erkennen is voorts ontruiming zonder vonnis niet toegestaan. Dit betekent dat [echtpaar] in strijd met de huurovereenkomst en zonder rechtelijke titel het gehuurde hebben ontruimd. [Echtpaar] hebben niet toegelicht waarom zij toch gerechtigd waren het gehuurde te ontruimen. De blote stelling “nood de wet breekt” is daarvoor onvoldoende en vindt als zodanig ook geen steun in het recht. Van [echtpaar] had kunnen worden verlangd dat ze de procedure in kortgeding afwachtten.”

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van het Advocatenwet. Hoewel in het onderzoek bij de deken meer klachtonderdelen zijn geformuleerd, heeft de gemachtigde van klaagster aangegeven dat het verwijt (slechts) is dat verweerder aan zijn cliënten heeft geadviseerd om klaagster uit haar woning te laten ontruimen zonder geldige titel en zonder een rechterlijk vonnis.
3.2 Namens klaagster is gewezen op het advies van verweerder van 11 juli 2022 aan zijn cliënten. Dit advies is tuchtrechtelijk laakbaar, want het is in strijd met de wet. Daarna is ook geoordeeld dat de ontruiming onrechtmatig was. Verweerder heeft hiermee verschillende procesrechtelijke normen aantoonbaar geschaad.
3.3 Klaagster heeft toegelicht dat de ontruiming heeft geresulteerd in aanzienlijke (financiële) schade, ongemak en gezondheidsklachten. Zij kwam door de plotselinge (onrechtmatige) ontruiming op straat te staan, zonder onderdak, terwijl haar familie in het buitenland woont. De gevolgen van verweerders handelen hebben een langdurige negatieve impact op het leven van klaagster gehad.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. Verweerder heeft toegelicht dat hij heeft gehandeld in het belang van zijn cliënten, die zeer bang waren voor klaagster en het liefst wilden dat zij zo snel mogelijk uit het huis zou vertrekken. Naast het incident op 19 juni 2022 is het echtpaar op 2 juli 2022 bedreigd door de (toenmalige) vriend van klaagster. Namens verweerder is betoogd dat het voor een advocaat kan zijn toegestaan om advies tot onrechtmatig handelen te geven, vergelijk een advies in een arbeidszaak om werknemers op staande voet te ontslaan. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 Verweerder is de advocaat van de wederpartij van klaagster. De raad stelt voorop dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
Beoordeling klacht
5.2 De klacht ziet in de kern op het advies dat verweerder zijn cliënten in zijn e-mail van 11 juli 2022 heeft gegeven. Verweerder heeft zijn cliënten geadviseerd klaagsters kamer te ontruimen, terwijl er daartoe nog geen titel was (zoals verweerder in zijn e-mail aan zijn cliënten ook opmerkt). Verweerder heeft zijn cliënten feitelijk geadviseerd iets te doen dat onrechtmatig is en waardoor klaagsters belangen ernstig zouden worden geschonden. De cliënten hebben dat advies ook opgevolgd. De kantonrechter heeft bij vonnis van 15 maart 2023 vastgesteld dat de ontruiming onrechtmatig was.
5.3 De raad is van oordeel dat een dergelijk advies tot onrechtmatig handelen in dit geval tuchtrechtelijk laakbaar is. Het is evident dat het advies in het belang van zijn cliënten was, gelet op wat verweerder over de situatie en zijn cliënten heeft geschetst, maar hij had naar het oordeel van de raad niet mogen adviseren tot onrechtmatig handelen. Dat verweerder op of rond 11 juli 2022 andere (rechtmatige) opties heeft overwogen of geadviseerd, blijkt niet. Een optie zou kunnen zijn het zo snel mogelijk starten van een kort geding tot ontruiming, zodat er een titel was voor de ontruiming. Verweerder heeft met dit advies klaagsters belangen onnodig en/of onevenredig geschaad. De klacht is daarom gegrond.

6 MAATREGEL
6.1 Verweerder heeft zijn cliënten geadviseerd de kamer die klaagster bij hen huurde te ontruimen, terwijl daarvoor geen titel was. Verweerder heeft zijn cliënten daarmee geadviseerd tot onrechtmatig handelen en heeft daarbij onvoldoende oog gehad voor klaagsters belangen. Het advies is daarmee tuchtrechtelijk laakbaar. Door verweerders advies kwam klaagster, een kwetsbare jonge vrouw, plotseling op straat te staan.
6.2 De raad acht de maatregel van waarschuwing passend.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, dient verweerder op grond van artikel 46e lid 5 van de Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar te vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door te geven.
7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 van de Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder dient het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. A.B. Baumgarten en M.A.M. Wagemakers, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2025.

Griffier Voorzitter

Verzonden op: 27 januari 2025