ECLI:NL:TADRARL:2025:39 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-832/AL/MN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2025:39 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-02-2025 |
Datum publicatie: | 11-02-2025 |
Zaaknummer(s): | 24-832/AL/MN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing over de advocaat van de wederpartij. De voorzitter kan niet vaststellen dat verweerder klaagster in zijn correspondentie ontoelaatbaar onder druk heeft gezet. Hij heeft als partijdige belangenbehartiger opgetreden en correcte bewoordingen gebruikt. Verweerder mocht daarbij afgaan op van zijn cliënt verkregen informatie zonder nader onderzoek. Kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 10 februari 2025
in de zaak 24-832/AL/MN
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 13 november 2024 met kenmerk 2345316.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster heeft op 13 oktober 2023 een behandeling bij een orthodontiepraktijk gehad waarbij haar zogenaamde Invisalign Aligners (aligners) zijn aangemeten. Naar aanleiding van deze behandeling heeft klaagster op 6 oktober 2023 een klacht over de behandelend assistente ingediend en de orthodontiepraktijk aansprakelijk gesteld voor onherstelbare schade aan haar gebit. Hierover is tussen klaagster en de praktijkhouder gecorrespondeerd.
1.2 Op 21 oktober 2023 heeft klaagster de factuur voor de behandeling ontvangen. Klaagster heeft daartegen diezelfde dag bezwaar gemaakt en de orthodontiepraktijk nogmaals aansprakelijk gesteld.
1.3 Verweerder heeft klaagster op 25 oktober 2023 namens zijn cliënt, de praktijkhouder van de orthodontiepraktijk aangeschreven. Hij heeft daarin aan klaagster laten weten dat aansprakelijkheid van zijn cliënt niet kan worden erkend zonder adequate toelichting en onderbouwing van mogelijk onzorgvuldig of ondeskundig handelen door klaagster.
1.4 Klaagster heeft in haar brief van 26 oktober 2023 haar aansprakelijkstelling gehandhaafd. Verder heeft zij laten weten dat zij op 1 november 2023 een gesprek met de cliënt van verweerder heeft om de behandeling te evalueren en te bespreken of partijen tot een oplossing kunnen komen.
1.5 Het gesprek heeft op 1 november 2023 plaatsgevonden. Toen is het gebit van klaagster door de cliënt van verweerder geïnspecteerd. Klaagster heeft dit gesprek op 3 november 2023 aan de cliënt van verweerder bevestigd.
1.6 Op 6 november 2023 heeft klaagster van de orthodontiepraktijk een betalingsherinnering ontvangen.
1.7 Verweerder heeft op 8 november 2023 gereageerd op de brieven van klaagster
van 16 en 21 oktober 2023 en 3 november 2023 en elke aansprakelijkheid voor vermeende
schade van klaagster aan haar gebit van de hand gewezen. Daarbij heeft hij aan klaagster
geschreven:
(…) Verder heeft u tot op heden - ondanks herhaald verzoek daartoe - geen onderbouwing
gegeven van de verwijten die u (de praktijk van) cliënt maakt. Tijdens het gesprek
heeft u aangegeven dat u beschikt over een externe opinie, maar dat u deze vanwege
privacy niet aan cliënt wenst te geven. Het wordt voor cliënt op deze manier wel erg
lastig om uw verwijten te beoordelen en daarop te kunnen reageren.
Uit de inspectie van uw gebit op 1 november jl. is cliënt niet gebleken van bijzonderheden
die uw verwijt op enige manier zouden kunnen onderbouwen. (…)
Het is cliënt bekend dat u, net als cliënt, lid bent van de KNMT. Het heeft cliënt
verbaasd dat u allerlei beschuldigingen aan het adres van (de praktijk van) cliënt
uit, zonder deze van een behoorlijke onderbouwing te voorzien. Cliënt is hierdoor
niet in staat adequaat te reageren. Dit, terwijl u zegt in het bezit te zijn van een
opinie van een derde. Cliënt acht deze opstelling niet collegiaal.
Voor de goede orde behoudt cliënt zich het recht voor om de door u gevolgde handelwijze
als collega voor te leggen aan de Commissie Intern Tuchtrecht (CIT) van de KNMT [Koninklijke
Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde; voorzitter].
Het voorgaande leidt tot het volgende:
a) of u verstrekt alsnog de door u ingewonnen externe opinie aan cliënt zodat hij
die kan beoordelen en daarop kan reageren. (…)
b) of u laat deze kwestie verder rusten en doet noch in de richting van (de praktijk
van) cliënt, noch in de richting van derden negatieve uitlatingen over de behandeling
die op 13 oktober jl. heeft plaatsgevonden. (…).
1.8 Op 16 november 2023 heeft klaagster hierop gereageerd. Klaagster geeft daarin
aan dat zij van mening is dat zij de cliënt van verweerder terecht aansprakelijk houdt.
Zij stelt dat zij haar claim gedetailleerd genoeg heeft toegelicht en onderbouwd en
dat zij beschikt over onweerlegbaar bewijsmateriaal. Daarnaast stelt zij dat de verwijzing
door verweerder naar het indienen van een mogelijke aanklacht tegen haar bij de CIT
een onaanvaardbare onwettige en illegale vorm van chantage en bedreiging is en dat
zij zich het nemen van juridische stappen voorbehoudt. Verder heeft zij verweerder
geschreven:
Hoewel het uw cliënt vrijstaat om bij de Commissie Intern Tuchtrecht (CIT) van de
KNMT voor te dragen, is uw bewering volkomen ongegrond. De beschuldiging aan mijn
adres is incorrect, aangezien mijn bezoek aan [naam orthodontistenpraktijk] uitsluitend
in de hoedanigheid van patiënt was en niet als collega van [naam]. (…) Het is hoogst
onwaarschijnlijk dat de Commissie Intern Toezicht (CIT) een klacht van uw cliënt zal
accepteren, (…).
1.9 Op 17 november 2023 heeft klaagster een tweede betalingsherinnering van de orthodontiepraktijk ontvangen. Diezelfde dag heeft zij daartegen nogmaals bezwaar gemaakt. Op 20 november 2023 heeft klaagster opnieuw een betalingsherinnering ontvangen.
1.10 In zijn brief van 23 november 2023 heeft verweerder klaagster laten weten dat zijn cliënt zonder te kunnen beschikken over het volgens klaagster ‘onwrikbare bewijsmateriaal’ geen aanleiding ziet om nog verder op haar brieven te reageren. In reactie op haar vraag daarover laat hij klaagster weten dat zij de aligners aan zijn kantoor kan toesturen.
1.11 Op 27 november 2023 heeft klaagster gereageerd. In haar schrijven kondigt zij onder meer aan dat zij een formele klacht over de cliënt van verweerder bij het medisch tuchtcollege zal indienen. Ook heeft zij daarin aangekondigd diverse juridische acties te zullen nemen, waaronder het starten van een procedure en het indienen van tuchtklachten. Verder heeft zij aangekondigd de aligners te zullen toezenden. Tot slot heeft klaagster om de overdracht van haar medische dossier gevraagd.
1.12 Op 30 november 2023 heeft verweerder aan klaagster bericht dat hij een doos van haar heeft ontvangen en dat hij die zal doorsturen aan zijn cliënt. Ten aanzien van haar verzoek om toezending van haar medische gegevens heeft hij gemeld dat zijn cliënt al de complete en authentieke medische gegevens aan haar heeft verstrekt. De cliënt van verweerder heeft op 1 december 2023 via We Transfer de medische gegevens aan klaagster verzonden.
1.13 Nadat de orthodontiepraktijk zich opnieuw tot verweerder heeft gewend, heeft verweerder in zijn brief aan klaagster van 10 april 2024 namens zijn cliënt het vermoeden uitgesproken dat klaagster een bijgevoegde negatieve review over zijn cliënt op Google heeft geplaatst. Verweerder heeft klaagster gevraagd om hem binnen vijf werkdagen te berichten als dat niet juist is. Tevens heeft hij klaagster gevraagd om de ingewonnen externe opinie of nadere gegevens waarop zij haar verwijten baseert aan hem te verstrekken, dan wel de kwestie te laten rusten, de review te verwijderen en zich verder niet negatief uit te laten over de behandeling bij zijn cliënt. Klaagster heeft hierop niet gereageerd.
1.14 In een brief van 22 april 2024 heeft verweerder klaagster verzocht en zo nodig gesommeerd om de Google geplaatste review te verwijderen en te reageren op zijn eerdere brief binnen vijf werkdagen daarna. Klaagster heeft hierop niet gereageerd.
1.15 Op 16 mei 2024 heeft verweerder aan klaagster bericht dat zijn cliënt er vanuit gaat dat klaagster haar bezwaren tegen de behandeling niet langer handhaaft nu zij niet heeft gereageerd. Ook heeft hij klaagster gemeld dat zij nog een laatste kans heeft om voor 17 juni 2024 de factuur van 20 oktober 2023 aan zijn cliënt te betalen en dat anders rechtsmaatregelen worden getroffen.
1.16 Klaagster heeft op 19 mei 2024 gereageerd en verweerder laten weten dat zij weigert over te gaan tot betaling van de factuur van zijn cliënt. Zij heeft aangekondigd juridische stappen richting de cliënt van verweerder te zullen ondernemen.
1.17 Op 19 juni 2024 heeft klaagster van Payt een sommatie ontvangen om binnen tien dagen over te gaan tot betaling van de factuur van 21 oktober 2023 van de orthodontiepraktijk. Op 20 juni 2024 heeft klaagster daarop richting de cliënt van verweerder gereageerd en hem verzocht om die factuur in te trekken.
1.18 Op 24 mei 2024 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) klaagster voortdurend onder druk te zetten om haar rechten als patiënt op te
geven, wat een verwoestende impact heeft gehad op haar professionele leven en tot
emotionele schade heeft geleid.
Toelichting: Volgens klaagster heeft verweerder haar met zijn brief van 8 november
2023 geïntimideerd door daarin te stellen dat er tegen haar, als professionele collega
van zijn cliënt, een klacht bij de Commissie Intern Tuchtrecht (CIT) zal worden ingediend.
Klaagster is in de praktijk van de cliënt van verweerder als patiënt behandeld, niet
als collega. Verweerder had moeten onderzoeken of het juridisch correct is dat zijn
cliënt die kansloze procedure tegen klaagster in deze omstandigheden bij de CIT kon
doen maar is daarbij afgegaan op onjuiste informatie van zijn cliënt. Ook heeft verweerder
klaagster onder druk gezet met zijn brief van 10 april 2024. Daarin heeft hij gedreigd
met verdere juridische stappen tegen klaagster wanneer zij haar vertrouwelijke medische
dossier niet met hem zou delen. In verband daarmee heeft verweerder onwettig gehandeld
en zich schuldig gemaakt aan een ernstige schending van de privacyrechten van klaagster.
Ook in zijn brief van 16 mei 2024 is klaagster geïntimideerd, doordat verweerder daarin
heeft gedreigd met financiële sancties als de review niet wordt verwijderd, ongeacht
wie die had geplaatst;
b) klaagster ten onrechte te sommeren om een recensie over zijn cliënt op Google
te verwijderen.
Toelichting: In zijn brief van 16 mei 2024 heeft verweerder ten onrechte beweerd
dat klaagster haar bezwaren over zijn cliënt niet langer handhaafde door niet te reageren
op twee eerdere brieven over de identiteit van een bepaalde reviewer en het verwijderen
van een bepaalde review. Dat is een ongegrond en misleidend standpunt van verweerder
omdat klaagster juridisch niet verplicht is om te reageren op dergelijke brieven;
c) klaagster ten onrechte te sommeren om een nota van 20 oktober 2023 te betalen
voor de geleverde aligners.
Toelichting: Klaagster heeft de aligners vanwege hun ondeugdelijkheid geretourneerd.
De cliënt van verweerder heeft die ondeugdelijkheid ook erkend. Klaagster is niets
verschuldigd.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.
Klachtonderdeel a)
3.2 Zijn cliënt wist dat klaagster medelid is van de KNMT. De KNMT kent een interne klachtprocedure ten opzichte van leden, waarvan collegiale toetsing onderdeel kan uitmaken. Zijn cliënt vond de opstelling van klaagster oncollegiaal omdat zij zeer ernstige onterechte beschuldigingen aan zijn adres uitte zonder daarvan bewijs te willen overleggen. Zijn cliënt wilde klaagster mogelijk als medelid van de KNMT op haar gedrag aanspreken. Op verzoek van zijn cliënt heeft hij klaagster gemeld dat zijn cliënt zich dat recht voorbehoudt. Hij mocht dit zo als belangenbehartiger van zijn cliënt onder de aandacht van klaagster brengen. Of een dergelijke klacht, die niet op voorhand kansloos was, zinvol is, moet door de CIT worden beoordeeld en niet door de tuchtrechter.
3.3 Van ‘onder druk zetten’ van klaagster in zijn correspondentie was geen sprake. De aanzeggingen waren volgens verweerder, gelet op het felle debat tussen partijen, functioneel en proportioneel en diende een te rechtvaardigen doel, namelijk klaagster ertoe bewegen haar ernstige verwijten met bewijs te onderbouwen dan wel de kwestie verder te laten rusten. Ook betwist verweerder dat van privacyschending van klaagster sprake was. In een eventueel door klaagster tegen zijn cliënt te starten procedure zou klaagster haar stellingen ook met haar patiëntgegevens en het door klaagster genoemde bewijsmateriaal moeten onderbouwen en aan zijn cliënt ter beschikking moeten stellen.
3.4 Verweerder betwist dat sprake is geweest van onnodig grievende bewoordingen of een ontoelaatbare toonzetting van zijn kant in zijn correspondentie met klaagster.
Klachtonderdeel b)
3.5 Verweerder heeft klaagster eerst op 10 april 2024 verzocht om aan te geven of zij de review op Google had geplaatst. Nadat een antwoord uitbleef, heeft hij klaagster op 16 mei 2024 gevraagd en gesommeerd om die review te verwijderen. De inhoud en toonzetting van de review, die opvallend veel gelijkenis vertoonde met het geschil tussen klaagster en zijn cliënt, en het uitblijven van een reactie bevestigde bij zijn cliënt het vermoeden dat de review van klaagster afkomstig was. Zijn cliënt wilde niet blootgesteld worden aan diverse ongefundeerde beschuldigingen van klaagster waarvoor, ondanks herhaald verzoek, geen enkele onderbouwing werd gegeven.
3.6 Als partijdige belangenbehartiger mocht en moest hij klaagster namens zijn cliënt sommeren om onder de hiervoor genoemde omstandigheden de recensie van Google te verwijderen. Verweerder betwist dat de woordkeuze of toonzetting in zijn correspondentie onnodig grievend is of dat de gebruikte bewoordingen ten opzichte van klaagster kwetsend of neerbuigend waren.
Klachtonderdeel c)
3.7 Op 13 oktober 2023 heeft een consult plaatsgevonden, waardoor klaagster gehouden is om de kosten daarvan aan de orthodontiepraktijk te voldoen. Dat klaagster de op maat gemaakte aligners retour heeft gezonden, betekent niet dat zij de kosten daarvan niet hoeft te betalen. Klaagster heeft, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, niet onderbouwd dat de aligners ondeugdelijk zijn. Het is dan ook niet klachtwaardig dat hij namens zijn cliënt klaagster op 16 mei 2024 heeft bericht dat zijn cliënt de tijdelijk on hold gezette factuur alsnog wil incasseren. Hierbij heeft hij klaagster niet gesommeerd, maar haar slechts onder de aandacht gebracht dat de factuur was geactiveerd en dat zij ter voorkoming van rechtsmaatregelen en kosten werd verzocht voor betaling zorg te dragen. Van een dreigende of intimiderende mededeling kan niet worden gesproken.
4 BEOORDELING
Maatstaf
4.1 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Niet voor niets is partijdigheid een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Wel moeten zij voorkomen dat zij de belangen van de wederpartij onnodig en op ontoelaatbare wijze schaden. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie verschaffen om daarmee de rechter te misleiden. Verder geldt dat advocaten ervan mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Tot slot hoeven zij in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen.
4.2 De tuchtrechter toetst verder het aan de advocaat verweten handelen of nalaten aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de norm van de in artikel 46 Advocatenwet genoemde behoorlijkheidsnorm, wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.
4.3 De voorzitter zal de klacht aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
Klachtonderdeel a)
4.4 De voorzitter kan op grond van de stukken en gelet op het verweer van verweerder niet vaststellen dat verweerder klaagster in zijn correspondentie ontoelaatbaar onder druk heeft gezet.
4.5 Als partijdige belangenbehartiger van zijn cliënt mocht hij in zijn brief van 8 november 2023 klaagster erop wijzen dat zijn cliënt zich het recht voorbehield om vanwege de opstelling van klaagster als patiënt maar ook als medelid van de KNMT bij de CIT een procedure tegen haar te starten. Verweerder heeft die optie terughoudend geformuleerd. Hij mocht naar het oordeel van de voorzitter ook afgaan op de daarover van zijn cliënt verkregen informatie zonder eigen onderzoek te doen. Volgens klaagster was een klacht door de orthodontiepraktijk over haar bij de CIT op voorhand al de grootst mogelijke onzin. De voorzitter kan dit niet rijmen met de stelling van klaagster dat zij zich daardoor dan toch onder druk gezet heeft gevoeld.
4.6 Evenmin heeft verweerder naar het oordeel van de voorzitter met de door hem gebruikte bewoordingen of toonzetting in zijn brief van 16 mei 2024 klaagster ontoelaatbaar onder druk gezet of haar belangen onnodig of onevenredig geschaad. Klaagster heeft herhaaldelijk zelf aangegeven dat zij over bewijsstukken beschikte. Verweerder mocht om die bewijsstukken vragen om te bezien of op basis daarvan partijen mogelijk tot een oplossing van het geschil zouden kunnen komen. Door die informatie om haar moverende redenen niet aan verweerder te verstrekken, stond het verweerder als partijdige belangenbehartiger vrij om klaagster erop te wijzen dat haar cliënt dan tot rechtsmaatregelen tot incasso van zijn factuur zou overgaan. Niet valt in zien hoe verweerder de privacy van klaagster heeft geschonden.
4.7 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat verweerder niet de grenzen heeft overschreden van de vrijheid die als advocaat van de wederpartij had, en dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klaagster heeft gehandeld. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit zou volgen dat klaagster door het handelen van verweerder onnodig of onevenredig in haar belangen is geschaad. De voorzitter zal klachtonderdeel a) dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
Klachtonderdeel b)
4.8 Naar het oordeel van de voorzitter mocht verweerder zonder nader onderzoek afgaan op de informatie van zijn cliënt dat de recensie op Google mogelijk van klaagster afkomstig was en haar verzoeken om die recensie in dat geval te verwijderen. Verweerder heeft klaagster op 10 april 2024 gevraagd om daarop te reageren en haar daarvoor de tijd gegeven. Nadat een reactie van klaagster uitbleef, heeft verweerder haar opnieuw op 22 april 2024 en vervolgens op 16 mei 2024 aangeschreven en heeft daarbij naar het oordeel van de voorzitter correcte bewoordingen gebruikt. Dat zijn toonzetting aan de scherpe kant was, wordt verweerder tuchtrechtelijk niet verweten, omdat hij daarmee heeft gereageerd op de toonzetting van klaagster met niet onderbouwde aantijgingen in haar correspondentie met verweerder en zijn cliënt.
4.9 Met dit handelen heeft verweerder naar het oordeel van de voorzitter niet de grenzen overschreden van de vrijheid die hij als advocaat van de wederpartij had, en dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar richting klaagster gehandeld. Daarom zal de voorzitter ook klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond verklaren.
Klachtonderdeel c)
4.10 Het behoort niet tot de taak van de tuchtrechter om over de juistheid van standpunten in een civielrechtelijk geschil een oordeel te geven. Dat is voorbehouden aan de civiele rechter, tenzij duidelijk is dat de verwerende advocaat de hierboven genoemde maatstaf heeft overtreden. Daarvan is de voorzitter echter op grond van de stukken niet gebleken. Feiten of omstandigheden die dat standpunt onderbouwen, ontbreken. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit zou volgen dat klaagster door het handelen van verweerder onnodig of onevenredig in haar belangen is geschaad.
4.11 Nu van een tuchtrechtelijk verwijt in deze geen sprake is, zal de voorzitter ook klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond verklaren. Dit klachtonderdeel wordt daarom eveneens kennelijk ongegrond verklaard.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. M. Jansen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2025.
Griffier Voorzitter
Verzonden opo : 10 februari 2025.