ECLI:NL:TGZRZWO:2025:16 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7427

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2025:16
Datum uitspraak: 11-02-2025
Datum publicatie: 11-02-2025
Zaaknummer(s): Z2024/7427
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een gezondheidszorg-psycholoog ongegrond. Verweerder was regiebehandelaar van klager bij een GGZ-praktijk. Klagers eigen behandelaar kreeg een andere functie en stopte haar werkzaamheden bij de praktijk. Klager bleef contact met haar zoeken, ook nadat de voormalig behandelaar zei dat ze dat niet wilde en ook verweerder hem daarop had gewezen. Om die reden ging de praktijk over tot beëindiging van de behandelingsovereenkomst en verwees klager terug naar de huisarts. Klager is van mening dat verweerder geen dringende reden had voor de opzegging. Hij vindt dat de regiebehandelaar geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor de voortgang van de behandeling. Verder klaagt hij over schending van de geheimhoudingsplicht doordat verweerder zonder goede grond informatie over klager met collega’s en met de office-manager heeft gedeeld. Het college is van oordeel dat verweerder gegeven de omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Er was sprake van een gewichtige reden voor beëindiging van de behandelingsovereenkomst omdat klager ook na nadrukkelijke begrenzing contact bleef zoeken met de vorige behandelaar.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing van 11 februari 2025 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

tegen

C,

Gezondheidszorg-psycholoog,

(destijds) werkzaam in B,

verweerder,

gemachtigde: mr. K.M. Bonke-Iwanczyk, werkzaam te Amsterdam.

1. De zaak in het kort

1.1 Verweerder was regiebehandelaar van klager bij een GGZ-praktijk. Klagers eigen behandelaar kreeg een andere functie en stopte haar werkzaamheden bij de praktijk. Klager bleef contact met haar zoeken, ook nadat de voormalig behandelaar zei dat ze dat niet wilde en ook verweerder hem daarop had gewezen. Om die reden ging de praktijk over tot beëindiging van de behandelingsovereenkomst en verwees klager terug naar de huisarts. Klager is van mening dat verweerder geen dringende reden had voor de opzegging. Hij vindt dat de regiebehandelaar geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor de voortgang van de behandeling. Verder klaagt hij over schending van de geheimhoudingsplicht doordat verweerder zonder goede grond informatie over klager met collega’s en met de office-manager heeft gedeeld.

1.2 Het college is van oordeel dat verweerder gegeven de omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Er was sprake van een gewichtige reden voor beëindiging van de behandelingsovereenkomst omdat klager ook na nadrukkelijke begrenzing contact bleef zoeken met de vorige behandelaar. Hierna licht het college dat toe.

2. De procedure

2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 16 juli 2024;
  • het aanvullende klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 23 juli 2024;
  • het verweerschrift met de bijlagen;
  • aanvullende bewijsstukken en uitbreiding van de klacht, ontvangen op 16 oktober 2024;
  • een leesbaar exemplaar van het behandelplan, ontvangen op 24 oktober 2024;
  • het proces-verbaal van het op 5 november 2024 gehouden mondelinge vooronderzoek;
  • aanvullende bewijsstukken van klager, ontvangen op 17 december 2024.

2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 17 januari 2025. De partijen zijn verschenen. Verweerder werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht. Klager heeft pleitnotities voorgelezen en aan het college en de andere partij overhandigd.

2.3 Verweerder is naast gz-psycholoog ook psychotherapeut. De beoordeling van de klacht over het functioneren van verweerder als psychotherapeut is beoordeeld in de zaak met zaaknummer Z2024/7478. In beide zaken wordt vandaag uitspraak gedaan.

3. De feiten

3.1 Klager is bij brief van 26 september 2022 door de huisarts verwezen naar D (een praktijk voor gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg) in verband met diagnostiek en behandeling van somberheidsklachten en sociale angstproblematiek.

3.2 De behandeling van klager startte op 14 oktober 2022 met verweerder als regiebehandelaar en bestond uit een combinatie van cognitief-gedragstherapeutische behandeling. Verweerder had driemaandelijks een evaluatiemoment met klager.

3.3 Op 23 juni 2023 liet de toenmalig behandelend psycholoog, hierna: de voormalig (vm.) behandelaar, aan klager weten dat zij in verband met een andere baan haar werkzaamheden voor D zou beëindigen. Zij e-mailde op 23 juni 2023 (alle citaten letterlijk weergegeven en voor zover relevant):

Mail rb Hoi, Gezien mijn vertrek lijkt het me goed dat er voor [naam klager] sowieso een nieuwe psycholoog komt voor de cgt. Dit zal ik doorgeven aan de Zorgadministratie en zodra er iemand beschikbaar is zal hij kunnen starten. Verder lijkt het me voor zijn behandeling ook wel heel belangrijk (haast noodzakelijk) dat er iemand voor egt komt. Zelf denk ik aan E, omdat zij denk ik op een voor pt te volgen manier een gevoelsstukje aan kan snijden. (…)
Laat maar even weten hoe jij hier tegenaan kijkt. Je ziet pt 6 juli, misschien dat jullie het dan kunnen bespreken. Als zowel jij als F akkoord gaan kan hij dan op de wachtlijst voor E
.”

3.4 Op 30 juni 2023 werd door de vm. behandelaar in het dossier genoteerd:

Gewandeld met pt, geeft aan boos te zijn dat ik stop, hierover gehad. Ook gehad over overname G en mogelijk egt bij E, hij weet nog niet wat hij hiervan vindt, is bang geen klik te hebben, afgesproken dat hij dit gewoon maar moet ervaren, en daarna oordelen.”

3.5 Op 24 augustus 2023 en 7 september 2023 had verweerder twee overbruggingsgesprekken met klager. Over dit eerste gesprek noteerde verweerder, voor zover van belang:

Over twee weken gaan we een rollenspel doen zodat hij kan oefenen hoe het is om een gesprek aan te knopen met iemand die hij nog niet kent. Hij vindt dit erg fijn aangezien dit mogelijk nog meer informatie zal opleveren.
tijdens dit gesprek valt wel op dat zijn autisme continu er doorgeen loopt. De beperkte mate van prikkels die hij kan handelen: het afstemmen op de ander, het gebrek aan flexibiliteit en informatieverwerking in de groep.”

3.6 Ongeveer een maand na het vertrek van de vm. behandelaar stuurde klager haar een connectieverzoek op Facebook. Deze weigerde ze. Klager stuurde haar vervolgens een e-mail:

Beste [voornaam vm. behandelaar], Waarom blokkeren naar aanleiding van een contactverzoek. Heb ik iets misdaan? Weigeren kan ook gewoon. Dat je mijn psycholoog niet meer bent is mij duidelijk. Mijn intentie is vriendschappelijk contact. Je wil nooit meer weten hoe het met me gaat? Ook over een jaar niet? Of komt dit voort uit een strikte interpretering van je beroepscode? Zou je dan ook geen hoi meer zeggen als ik je toevallig een keer tegen kom? Ik snap er niets van. Ik zal je verder niet meer contacten, want blijkbaar is dat niet gewenst.”

3.7 De vm. behandelaar reageerde vervolgens op 18 augustus 2023:

Beste [naam klager], Zowel vanuit mijn beroepscode maar zeker ook vanuit mijzelf wil ik werk en privé volledig gescheiden houden. Vandaar dat ik mijn social media afscherm en niet inga op vriendschapsverzoeken o.i.d. van (oud) cliënten. Is niet persoonlijk bedoeld maar ik heb hier voor mijzelf een duidelijke grens in getrokken en dit geld voor al mij (oud) cliënten.
Hoop dat het hiermee duidelijk is, ik zou het inderdaad waarderen om niet meer benaderd te worden, tevens niet op mijn privé email.”


3.8 Klager reageerde op 18 augustus 2023 op deze e-mail en schreef:

Hoi […], Bedankt voor je antwoord en fijn dat het niet persoonlijk is! Dat maakt het inderdaad duidelijk voor mij. Ik begrijp je keuze wel en dat respecteer ik ook. Ik wil dat je weet dat je in korte tijd al heel waardevol voor mij geweest bent. Ik ben in het dagelijks leven meer open en praat sneller over bijv. mijn gevoel of wat mij bezig houdt, zonder me direct hiervoor te schamen of het gevoel te hebben dat ik er niet over hoor te praten. Mijn gedachten zijn ook positiever en ik zie meer kansen. Ben daar heel dankbaar voor.
Verder nog een tip: als ik je naam zoek kom ik op je bedrijfje uit en daar hangen al je gegevens aan, waaronder je e-mail. Als ik jou was zou ik je bedrijfsnaam wijzigen in iets wat niet op je naam lijkt. Dat kan gewoon online. En een verzoek indienen om je adres af te schermen, dat wordt vanwege je beroep waarschijnlijk wel gehonoreerd. Een werk e-mail en telefoon zou daarnaast ook handiger zijn om daarvoor te gebruiken.
Het ga je goed! En andersom als je ooit een keer van gedachten veranderd stuur mij een bericht ik wil altijd bijpraten ook al is het ver in de toekomst. Ik zal je niet meer benaderen!

Groeten, [naam klager]

3.9 Op 18 augustus 2023 reageerde de vm. behandelaar en e-mailde klager: “Bedankt, het ga jou ook goed!”

3.10 Op 9 september 2023 e-mailde klager wederom naar de vm. behandelaar en schreef:

Heb nagedacht waarom ik respect zou moeten hebben voor jouw verzoek. Ik zei dat ik het had, maar ik zou eigenlijk niet weten waarom. Als je mij en andere cliënten als een stuk stront behandeld door binnen een maand te vertrekken dan verdien je hier van mij geen respect voor.
Zelfs ik met mijn (ogenschijnlijke) beperkte empathische vermogen weet dat je in de gespecialiseerde ggz niet zo met cliënten om gaat.
Pas begin oktober, 2,5 maand na jouw vertrek zal ik een vervanger hebben. Ben jij wel een hulpverlener of doe je alsof. Heb je dit ook verteld tijdens je sollicitatie? Hou ze maar lekker voor de gek daar
.”

3.11 Vervolgens e-mailde klager de vm. behandelaar nog meerdere keren, onder andere op 9 september 2023, 12 september 2023, 16 september 2023 (tweemaal) en 17 september 2023.

3.12 Op 17 september 2023 e-mailde de vm. behandelaar klager en schreef, onder meer, het volgende:

Ik mail je nu nog een laatste keer om het (nogmaals) duidelijk te maken, hierna zal ik nergens meer op reageren ik wil ik ook geen pogingen tot contact meer van jou ontvangen (tevens niet op deze mail). Er zal dus op geen enkele manier meer contact tussen ons plaatsvinden. Ik vind het namelijk al te gek voor woorden dat ik me hier op mijn vrije zondag mee bezig moet houden.

(…)

Morgen neem ik contact op met D om hen hier ook van op de hoogte te stellen. Nog even voor de duidelijkheid, ik wil dus geen contact met je, niet nu en niet in de toekomst. Niet via mail, niet via social media, op geen enkele manier. Ik wil dus ook niet dat je nog reageert op deze mail. Mocht dit niet respecteren ben ik genoodzaakt vervolgstappen te ondernemen. Sowieso zal ik voortaal alle vormen van communicatie niet meer openen en direct doorsturen richting D, dan kunnen ze het daar verder oppakken.”

3.13 Klager reageerde per e-mail op 17 september 2023.

3.14 Verweerder werd op 18 september 2023 op de hoogte gebracht van de e-mails die klager stuurde naar zijn vm. behandelaar. Op 23 september 2023 e-mailde klager weer naar de vm. behandelaar en kondigde aan een formele klacht in te dienen. Klager sloot de e-mail af met: “Kortom schending van artikel 16, 19, 21, 35, 82. Liever ga ik nog steeds gewoon in gesprek. Als jij een moment weet te plannen om het hier over te hebben, dan ben ik present. Voor het indienen van de klacht wacht ik 2 weken vanaf vandaag (23 september). Als ik niets hoor voor 7 oktober dan ben je op de hoogte”. Op 27 september 2023 verzocht klager de vm. behandelaar om contact met hem op te nemen. Verweerder had op

28 september 2023 een gesprek met klager, besprak de situatie, en vroeg naar het verhaal van klager. Verweerder noteerde een aantal afspraken die tijdens dit gesprek gemaakt werden:


1) hij stopt met het benaderen van H. als we nog een bericht krijgen dat hij haar heeft benadert dan heeft dit consequenties;
2) gevraagd naar of hij behoefte heeft om de boosheid door te werken met mij. Dat hoeft niet;
3) ik ga in overleg met F en E of er op basis hiervan draagvlak gecreerd kan worden voor wel overname. Als hier nog iets meer voor nodig is. Of er is geen draagvlak dan hoort hij dit in het volgende gesprek wat ik heb laten plannen via secr
.”

3.15 Op 2 oktober 2023 nam klager weer contact op met de vm. behandelaar en verzocht haar onder andere om weer contact met hem op te nemen. Eveneens op deze datum nam klager contact op met de praktijk, nu de praktijk de afspraak met de beoogde opvolger geannuleerd had.

3.16 Op 3 oktober 2023 vond er een psychologenoverleg plaats. Verweerder was hierbij niet aanwezig. Tijdens dit overleg werd de situatie met klager en de vm. behandelaar besproken, en kwam aan bod dat de beoogd opvolger niet geïnformeerd was over de situatie en de afspraak zonder voorbespreking in haar agenda was gezet. De beoogd opvolger deed vervolgens een MIC-melding (Veilig Incident Melden). Zij schreef:

Patiënt die grensoverschrijdend gedrag (stalking) vertoont (op dat moment) naar vrouwelijk oud behandelaar die daartegen aangifte wil doen, staat op wachtlijst bij mij als nieuwe behandelaar zonder dat dit met mij is overlegd of melding van is gedaan.”

3.17 Verweerder had op 5 oktober contact met de psychiater en praktijkeigenaar. Hij maakte de volgende aantekening:

“(…) Hij heeft dus opnieuw contact opgenomen met [vm. behandelaar] 3 dgn geleden. Dit tegen de afspraken in. In mijn laatste gesprek heb ik duidelijk gezegd dat er geen contact meer moet zijn met […]. Als we het wel zouden horen dat zou dit gevolgen hebben voor zijn behandeling. Verder lijkt er dus geen draagvlak te zijn bij het psychologen team om hem over te nemen, Ik zou hem idd zelf kunnen zien. Maar door opnieuw contact op te nemen met […], ondanks de afspraken die ik met hem gemaakt heb, ga ik dit ook niet meer aan. Hij gaat hiermee uit de samenwerking in deze ingewikkelde situatie waar veel van afhing. Denk dat het goed is dat hij voelt dat dit consequenties heeft en dat we hem terugverwijzen naar de huisarts zodat hij zich tot een andere praktijk kan richten.”

3.18 Verder sprak verweerder op 5 oktober 2023 met klager en noteerde hierover:

aangegeven dat ik opnieuw heb gehoord dat hij contact had opgenomen met de oud collega hij geeft wat hakkelend aan dan hij dit heeft gedaan. Aangegeven dat hij hiermee een afspraak niet is nagekomen. Ik was bezig met draagvlak creëren. Mogelijkheden waren om samen met de opvolger een driegesprek te voeren om te kijken naar mogelijkheden en verder dat ik hem alleen zou zien met als doen hem voor te bereiden voor de opvolger. Maar door deze afspraak niet nagekomen te zijn, is er geen draagvlak meer voor. Ook bij mij niet. Hij geeft aan dat hij deze grens niet zo duidelijk heeft gevoeld in het laatste gesprek.

3.19 Op 18 oktober 2023 was de laatste individuele sessie van verweerder met klager. In deze sessie is gereflecteerd op het verloop van de behandeling en de situatie van klager met de vm. behandelaar. Op 19 oktober 2023 werd klager door de psychiater terugverwezen naar de huisarts. In deze brief, een formele terugverwijzing, werd opgenomen dat klager de “klik” met D was kwijtgeraakt na het vertrek van zijn vm. behandelaar, die elders een baan had aangenomen. Een verdere behandeling binnen D was van beide kanten niet meer mogelijk. Klager gaf op dat moment geen toestemming aan verweerder om in de brief informatie op te nemen over de precieze reden van de beëindiging van de behandelrelatie.

4. De klacht en de reactie van de gezondheidszorg-psycholoog

4.1 Klager verwijt verweerder dat hij:

a) Ten onrechte de behandelingsovereenkomst heeft beëindigd.

Zo heeft verweerder de behandelingsovereenkomst eenzijdig beëindigd zonder dat daarvoor een gewichtige reden was, de continuïteit van de zorg na opzegging onvoldoende gewaarborgd en klager onterecht terugverwezen naar de huisarts in plaats van een overdracht naar een andere GGZ-praktijk.

b) Zijn beroepsgeheim heeft geschonden.

Verweerder heeft zijn dossierplicht geschonden en is niet integer geweest door te rapporteren over een sessiegesprek aan de vertrokken psycholoog, heeft gerapporteerd over de inhoud van een vertrouwelijk gesprek aan meerdere collega’s die niet betrokken waren bij klagers behandeling en vertrouwelijke informatie heeft gedeeld en inhoudelijk overleg heeft gevoerd met een officemanager.

c) In zijn verweerschrift klager valselijk beschuldigd heeft van het indienen van acht klaagschriften tegen de vertrokken psycholoog en het sturen van e-mails op meerdere van haar privé e-mailadressen.

4.2 Verweerder heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Zo stelt verweerder dat hij de informatie vanuit het sessieverslag niet heeft gedeeld. Ook zijn er geen e-mails van klager gedeeld. Verder is verweerder binnen het wettelijk kader gebleven voor het delen van informatie over zijn cliënt. Daarnaast stelt verweerder dat hij bij de beëindiging van de behandelingsovereenkomst de zorgvuldigheidsnormen voldoende in acht heeft genomen. Hij heeft de problematiek met klager besproken, is binnen de praktijk op basis van gemaakte afspraken nagegaan of de behandeling kon worden overgedragen en heeft klager gewaarschuwd om zijn grensoverschrijdende gedrag te staken. De eenzijdige beëindiging heeft verweerder in twee individuele sessies met klager toegelicht. Tot slot stelt verweerder dat geen sprake is van een valse beschuldiging als bedoeld in klachtonderdeel c) maar er is een fout gemaakt. Abusievelijk is namelijk vermeld dat er sprake was van acht klachten en van verschillende e-mailadressen van de vm. behandelaar, terwijl het om acht klachtonderdelen ging en verschillende e-mailadressen van klager.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

De criteria voor de beoordeling

5.1 De vraag is of verweerder de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende gezondheidszorg-psycholoog. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

Klachtonderdeel a) beëindiging behandelingsovereenkomst en continuïteit van zorg

5.2 Uit artikel 7:460 van het Burgerlijk Wetboek (Wet geneeskundige behandelingsovereenkomst, WGBO) volgt dat de hulpverlener een behandelingsovereenkomst alleen kan opzeggen als daar een gewichtige reden voor is.

In de Beroepscode voor psychologen 2015 Nederlands Instituut van Psychologen staat:
“Artikel 40 (reden tot beëindiging van de professionele relatie): psychologen zetten de professionele relatie niet voort als daar professioneel geen grond meer voor bestaat of als dat niet langer op een professioneel verantwoorde manier mogelijk is. Zij zorgen ervoor dat de professionele relatie in overleg met de cliënt wordt afgerond en dat daarover geen misverstanden bestaan.”

En in de Wegwijzer Wet- en Regelgeving voor psychologen in de gezondheidszorg (geldig ten tijde van de beëindiging) staat daarover:

“Mogelijke gewichtige redenen voor opzegging door de gz-psycholoog

zijn:

1. […]

2. […]

3. Er is sprake van een ernstig verstoorde relatie, waardoor er een onwerkbare situatie is ontstaan.

In deze situatie rust er op de gz-psycholoog een inspanningsplicht om te komen tot een werkbare relatie. Van hem mag worden verwacht dat hij rekening houdt met een mogelijk verband tussen het gedrag van de cliënt en zijn stoornis of problematiek. Afspraken

vooraf over de medewerking of het gedrag van de cliënt kunnen de gz-psycholoog helpen om de situatie werkbaar te houden. Ontstaat er desondanks een onwerkbare situatie, clan kan over worden gegaan tot een eenzijdige beëindiging.

[…]

Zorgvuldigheidseisen

Als de gz-psycholoog meent dat er sprake is van een ‘gewichtige reden', dan neemt hij onderstaande zorgvuldigheidseisen in acht.

a. Inachtneming redelijke termijn voor opzegging

In diverse tuchtrechtelijke uitspraken komt tot uitdrukking dat een gz-psycholoog een redelijke termijn in acht moet nemen voor het beëindigen van de behandelingsovereenkomst. Belangrijk hierbij is dat de opzegging voor een cliënt niet als een verrassing mag komen.

b. Afspraken over zorgvuldige afronding/overdracht zorg

Uit de tuchtrechtspraak blijkt dat het meedelen van een beslissing per mail/brief in de meeste gevallen niet zorgvuldig wordt geacht. Op grond van de Beroepscode NIP (2015) mag worden verwacht dat de gz-psycholoog de beslissing motiveert en uitlegt wat dit betekent. Daarnaast dient hij, net als in andere situaties van beëindiging van de behandelingsovereenkomst met de cliënt, stil te staan bij de afronding van de behandeling, duidelijkheid te geven over het moment waarop de behandelingsovereenkomst eindigt en welke zorg daarna nodig is. Ook dient de gz-psycholoog in geval van een behoefte van de cliënt aan voortzetting van de behandeling door een ander, aan te bieden om voor een adequate verwijzing te zorgen. De gz-psycholoog legt het gesprek met de cliënt vast in het dossier. Het verdient aanbeveling om zowel de opzegging met onderbouwing als de informatie over het vervolg schriftelijk te bevestigen aan de cliënt. In veel gevallen is de in overleg met de cliënt opgestelde afsluitbrief aan de huisarts (en als deze niet de verwijzer is, ook aan de verwijzer)

voldoende.

c. (Terug)verwijzing

De gz-psycholoog verwijst de cliënt (terug) naar de huisarts of de verwijzer. Zo nodig overlegt hij met de huisarts of de verwijzer. Voor het overleg en de terugverwijzing is expliciete toestemming van de cliënt vereist. De gz-psycholoog heeft een inspanningsplicht met betrekking tot de terugverwijzing. Voor zover de gz-psycholoog niet zelf kan verwijzen, geeft hij — als de cliënt daarmee instemt — een advies voor een verwijzing aan de huisarts.

[…]".

5.3 Uit het feitenoverzicht blijkt dat klager, tegen de door de vm. Behandelaar uitgesproken wens in, toch met haar contact bleef zoeken. Hij had geen begrip voor het feit dat zij bij D was vertrokken en geen contact meer met hem wilde hebben. De toon en bewoordingen van de door klager gestuurde e-mails, zoals hiervoor deels geciteerd, acht het college ongepast. Ook toen de voormalige behandelaar op 17 september 2023 hem had gewaarschuwd dat zij D zou inlichten over zijn gedrag, is klager doorgegaan. Verweerder is op 18 september 2023 op de hoogte geraakt van de situatie en heeft klager gesproken op 28 september 2023.

5.4 De besproken conclusies van dit gesprek zijn door verweerder genoteerd. Hij heeft daarbij onder andere genoteerd dat klager stopt met het benaderen van de vm. behandelaar en dat het consequenties heeft als de praktijk nog een bericht zou krijgen dat hij haar weer heeft benaderd. Het college meent dat het voor alle duidelijkheid beter was geweest als de conclusies van dit gesprek nog eens per brief aan klager bevestigd zouden zijn geweest. Het college acht dit echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, omdat het (herhaalde) signaal ook voor klager voldoende duidelijk had moeten zijn: hij mocht geen contact zoeken met de vm. behandelaar. Deze boodschap liet qua duidelijkheid niets te wensen over. Van klager had in redelijkheid mogen worden verwacht dat hij begreep dat de werkverhoudingen met D onherstelbaar verstoord zouden raken als hij het toch weer zou doen. De problematiek waarvoor klager in behandeling was, stond niet in de weg aan het begrijpen van het signaal en het ernaar kunnen handelen.

5.5 Klager meent dat verweerder het probleem veel te zwaar heeft aangezet, dat het daarom onnodig moeilijk werd gemaakt voor andere behandelaren om de behandeling over te nemen. Ook voelde hij zich beledigd omdat het woord stalking werd gebruikt. Het college acht het persisterend handelen van klager wel een voldoende gewichtige reden om de behandelingsovereenkomst te beëindigen. Het college heeft de indruk gekregen dat klager de impact van zijn handelen op de privacy en het gevoel van veiligheid bij behandelaren onderschat. Hij benoemt zijn gedrag zelf als “prikkelend en tegendraads” en stelt dat hij het als een gunst heeft bedoeld om de vm. behandelaar te laten weten dat hij wist waar zij woonde. Hij ging echter door met contact zoeken ondanks herhaalde en duidelijke verzoeken van de vm. behandelaar en later ook verweerder om daarmee te stoppen. Gelet hierop was de vrees bij de praktijk voor (een neiging tot) stalking voor het college voldoende objectief en invoelbaar. Zoals uit het feitenoverzicht blijkt was verweerder bovendien niet erop uit om het tot een breuk te laten komen, maar was aanvankelijk zijn intentie om een andere behandelaar te zoeken. Hij heeft daartoe ook stappen gezet. Dit is niet gelukt doordat het team overwegend uit jonge vrouwelijke masterpsychologen bestond die terugdeinsden voor het niet-corrigeerbaar gebleken gedrag van klager.

5.6 Zoals klager ter zitting van het college heeft bevestigd, was hij niet akkoord dat verweerder de reden voor het beëindigen van de behandelrelatie zou delen met andere GGZ-praktijken of met de huisarts. Daarmee was de meest wenselijke optie - overdracht aan een andere GGZ-praktijk - niet mogelijk, nu bij een overdracht om een dergelijke reden de aanleiding wel moet worden vermeld om herhaling te voorkomen. Onder die omstandigheden was terugverwijzing naar de huisarts de minst slechte optie, omdat verwacht kon worden dat de huisarts – die klager als patiënt kende - de achtergrond mogelijk effectief zou kunnen uitvragen. Het college merkt voor de volledigheid nog op dat verweerder in de tussentijd ter overbrugging zelf twee behandelsessies met klager heeft gedaan. Verweerder heeft derhalve voldoende inspanning geleverd om de continuïteit van zorg niet in gevaar te brengen. Van het niet-verlenen van noodzakelijke spoedhulp of op korte termijn dreigende schade voor klager is niet gebleken, er was namelijk geen sprake van een crisissituatie of noodzaak tot spoedzorg.

Klachtonderdeel b) schending geheimhoudingsplicht

5.7 Het college is van oordeel dat verweerder geen verwijt kan worden gemaakt van schending van zijn geheimhoudingsplicht. In een geval als dit - waarin een behandelaar vertrekt en een patiënt ongewenst gedrag laat zien - is het voor een regiebehandelaar noodzakelijk om relevante informatie over de casus met collega’s te delen. Er is in eerste instantie geprobeerd om intern een andere behandelaar te vinden. Daarbij is het in zijn algemeenheid wenselijk dat een andere behandelaar (of de officemanager die over het rooster gaat) weet wat de behandelvraag is, zodat de juiste behandelaar kan worden geselecteerd die daar ook tijd voor heeft in zijn of haar agenda. En verder is het in een geval als dit onontkoombaar dat een beoogde behandelaar op de hoogte is van de problematiek die speelde, namelijk dat klager ongewenst gedrag liet zien en daar moeilijk op aanspreekbaar was. Klager heeft daarvoor geen begrip omdat hij zijn eigen gedrag relativeert, maar voor een werkgever is het belangrijk dat een opvolgend behandelaar weet waaraan hij begint, ook om onverhoopte herhaling van problemen te voorkomen. Ook jegens de oud-werknemer, de vm. behandelaar, heeft de werkgever een verantwoordelijkheid om deze te steunen, zo nodig te beschermen en begeleiden, en te informeren over het verloop van het proces. Dat verweerder in dit opzicht meer informatie heeft gedeeld dan nodig en verantwoord was is het college niet gebleken.

Klachtonderdeel c) valselijk beschuldigen

5.8 Het college ziet geen aanleiding om aan te nemen dat verweerder met boos opzet en om klager in een verkeerd daglicht te stellen, in strijd met de waarheid heeft willen verklaren dat klager acht klachten had ingediend in plaats van acht klachtonderdelen. Wat betreft de opmerking over het gebruik van meerdere e-mailadressen lijkt het te gaan om een misinterpretatie van de tekst in het verweerschrift. Deze is door klager gelezen als ‘meerdere e-mailadressen van behandelaar’, terwijl werd gerefereerd aan het gebruik van meerdere e-mailadressen door klager. Het is moeilijk voorstelbaar dat klagers goede naam hierdoor aangetast zou kunnen raken. Daar komt bij dat klager op basis van de beginselen van hoor en wederhoor in deze procedure uitgebreid heeft gereageerd op deze passages uit het verweerschrift.

Slotsom

5.9 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle klachtonderdelen ongegrond zijn.

6. De beslissing


Het college verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door P.A.H. Lemaire, voorzitter, M. Mostert, lid-jurist,
T. van der Schoot, A.T. Prinsen-Reinders en L.P.T. Raijmakers, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.H. van Ham, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2025.

secretaris voorzitter



Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.