Zoekresultaten 761-780 van de 14192 resultaten
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:128 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2182
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:128
Klacht van moeder en zoon tegen een GZ-psycholoog. Tijdens het verblijf van zoon in detentie is de GZ-psycholoog door het OM verzocht om een zogeheten trajectconsult uit te voeren omtrent de vraag of een pro Justitia onderzoek geestvermogens bij klager geïndiceerd was. Klagers verwijten de GX-psycholoog dat zij heeft geweigerd inzage in het medisch dossier te verlenen en dat zij daarna heeft geweigerd om het dossier te corrigeren. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege sluit zich aan bij dit oordeel. De GZ-psycholoog had niet de beschikking over het dossier en kon daarom geen inzage in het dossier verstrekken. De GZ-psycholoog is alleen verantwoordelijk is voor het uitvoeren van het correctierecht ten aanzien van haar advies, zij kan en mag het correctierecht niet toepassen op het strafdossier. De GZ-psycholoog heeft van klagers geen verzoek tot correctie van haar advies ontvangen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klagers ingesteld beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:129 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2181
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:129
Klacht tegen een GZ-psycholoog tevens psychotherapeut. Over de zoon van klaagster is, in opdracht van het OM, een pro Justitia rapport opgemaakt door een psycholoog. Klaagster was als referent in het onderliggende onderzoek betrokken. Omdat klaagster en haar zoon het niet eens waren met de inhoud van het rapport, hebben zij zich nadien meermaals tot de GZ-psycholoog/psychotherapeut gewend in zijn hoedanigheid van manager zorg & rapportage. De klacht gaat erover dat klaagster haar correctierecht ten aanzien van het rapport niet heeft kunnen toepassen. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt net als de voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege dat de rapporteur verantwoordelijk is voor het toepassen van het correctierecht zodat verweerder hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt en verwerpt het door klaagster ingestelde beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:130 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2144
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:130
Klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft eerder tuchtklachten ingediend tegen de verzekeringsarts. Deze klachten gingen over een de door de verzekeringsarts in 2016 opgesteld rapport en hebben geleid tot drie onherroepelijke eindbeslissingen van het Centraal Tuchtcollege. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft klager daarom wegens strijd met het ne bis in idem beginsel niet-ontvankelijk in zijn klacht verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:125 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2061
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:125
Klacht tegen longarts. Klaagster is de echtgenote van patiënt. Bij hem werd in 2018 een longtumor met levermetastasering vastgesteld. Hij werd hiervoor met chemotherapie behandeld. Vanwege klachten na deze chemotherapie (waaronder maagkrampen en diarree) werd patiënt in het ziekenhuis opgenomen. Patiënt is daar overleden. Na zijn overlijden is obductie gedaan. De klacht gaat over het handelen van de longarts voorafgaand aan het overlijden. Klaagster verwijt de longarts onder meer dat zij meer onderzoek had moeten doen, zoals een CT-scan, overplaatsing naar een ander ziekenhuis had moeten aanbieden, de mdl-arts te laat heeft ingeschakeld en niet heeft geluisterd naar patiënt toen hij aangaf dat de pijn niet in de darmen zat. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:134 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2065
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:134
Klacht tegen internist. Klaagster is de echtgenote van patiënt. Bij hem werd in 2018 een longtumor met levermetastasering werd vastgesteld. Hij werd hiervoor met chemotherapie behandeld. Vanwege klachten na deze chemotherapie (waaronder maagkrampen en diarree) werd patiënt in het ziekenhuis opgenomen. Patiënt is daar overleden. Na zijn overlijden is obductie gedaan. De klacht gaat over het handelen van de internist voorafgaand aan het overlijden. Klaagster verwijt de internist onder meer dat hij meer onderzoek had moeten doen, zoals een CT-scan, overplaatsing naar een ander ziekenhuis had moeten aanbieden, de MDL-arts te laat heeft ingeschakeld en niet heeft geluisterd naar patiënt toen hij aangaf dat de pijn niet in de darmen zat. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:135 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2064
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:135
Klacht tegen internist. Klaagster is de echtgenote van patiënt. Bij hem werd in 2018 een longtumor met levermetastasering werd vastgesteld. Hij werd hiervoor met chemotherapie behandeld. Vanwege klachten na deze chemotherapie (waaronder maagkrampen en diarree) werd patiënt in het ziekenhuis opgenomen. Patiënt is daar overleden. Na zijn overlijden is obductie gedaan. De klacht gaat over het handelen van de internist voorafgaand aan het overlijden. Klaagster verwijt de internist onder meer dat hij meer onderzoek had moeten doen, zoals een CT-scan, overplaatsing naar een ander ziekenhuis had moeten aanbieden, de mdl-arts te laat heeft ingeschakeld en niet heeft geluisterd naar patiënt toen hij aangaf dat de pijn niet in de darmen zat. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:136 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2063
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:136
Klacht tegen longarts. Klaagster is de echtgenote van patiënt. Bij hem werd in 2018 een longtumor met levermetastasering vastgesteld. Hij werd hiervoor met chemotherapie behandeld. Vanwege klachten na deze chemotherapie (waaronder maagkrampen en diarree) werd patiënt in het ziekenhuis opgenomen. Patiënt is daar overleden. Na zijn overlijden is obductie gedaan. De klacht gaat over het handelen van de longarts voorafgaand aan het overlijden. Klaagster verwijt de longarts onder meer dat hij meer onderzoek had moeten doen, zoals een CT-scan, overplaatsing naar een ander ziekenhuis had moeten aanbieden, de MDL-arts te laat heeft ingeschakeld en niet heeft geluisterd naar patiënt toen hij aangaf dat de pijn niet in de darmen zat. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:137 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2062
- Datum publicatie: 11-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:137
Klacht tegen longarts. Klaagster is de echtgenote van patiënt. Bij hem werd in 2018 een longtumor met levermetastasering vastgesteld. Hij werd hiervoor met chemotherapie behandeld. Vanwege klachten na deze chemotherapie (waaronder maagkrampen en diarree) werd patiënt in het ziekenhuis opgenomen. Patiënt is daar overleden. Na zijn overlijden is obductie gedaan. De klacht gaat over het handelen van de longarts voorafgaand aan het overlijden. Klaagster verwijt de longarts onder meer dat zij meer onderzoek had moeten doen, zoals een CT-scan, overplaatsing naar een ander ziekenhuis had moeten aanbieden, de mdl-arts te laat heeft ingeschakeld en niet heeft geluisterd naar patiënt toen hij aangaf dat de pijn niet in de darmen zat. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2021:127 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020-147
- Datum publicatie: 10-07-2024
- Datum uitspraak: 06-01-2021
- ECLI:NL:TGZRAMS:2021:127
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen een tandarts kennelijk niet-ontvankelijk. Uit de bijlagen bij het klaagschrift blijkt dat beklaagde (enig) bestuurder is van een besloten vennootschap. Klaagster heeft als gerechtsdeurwaarderskantoor ter executie van een vonnis tegen deze vennootschap beslag gelegd op het pand van de praktijk van beklaagde. Hierop heeft beklaagde klaagster een e-mail gestuurd met daarin de zin: 'Dit zijn tijden dat je echt wenst dat de virus zich degelijk verspreidt richting bepaalde kantoren als je snapt wat ik bedoel.' De klacht luidt, zakelijk weergegeven, dat beklaagde de medewerkers van het gerechtsdeurwaarderskantoor Covid-19 toewenst en dat zij zich als medisch professional van dergelijke toewensingen dient te onthouden. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. De uitspraak van beklaagde kan naar algemene fatsoensnormen als ongepast worden beschouwd, maar niet valt in te zien dat deze enig effect of directe invloed heeft op de individuele gezondheidszorg. De uitspraak is gedaan binnen de contacten die partijen hadden als deurwaarderskantoor en beslagene. Het enkele feit dat beklaagde (ook) tandarts is, is niet voldoende om die uitspraak binnen het kader van de individuele gezondheidszorg te plaatsen. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:64 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5699
- Datum publicatie: 10-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:64
“Klacht tegen een huisarts, die zijn patiënte bij haar thuis een massage heeft gegeven. De klachtonderdelen over het seksueel grensoverschrijdend handelen jegens patiënte, het verder doordringen in de privésfeer van patiënte dan noodzakelijk was en het niet zorgvuldig beëindigen van de behandelrelatie zijn gegrond. Het college legt de huisarts een geheel voorwaardelijke schorsing op voor de duur van één jaar met een proeftijd van twee jaren.”
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:62 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5521
- Datum publicatie: 10-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:62
“Klacht tegen huisarts van overleden moeder. Klaagster verwijt de huisarts dat haar moeder een consult en daarmee essentiële zorg is onthouden.Het college oordeelt dat klaagster kennelijk niet-ontvankelijk is in haar klacht, omdat niet gebleken is van betrokkenheid van de huisarts bij de telefonische consulten.”
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:63 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5947
- Datum publicatie: 10-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:63
“Klacht tegen huisarts. Klaagster verwijt de huisarts dat hij tijdens het spreekuur met stelligheid de diagnose borstkanker heeft gesteld. Uit nader onderzoek is gebleken dat het een borstontsteking was.Het college oordeelt dat de klacht kennelijk ongegrond is, omdat de verweten gedraging niet kan worden vastgesteld.”
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:65 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5286
- Datum publicatie: 10-07-2024
- Datum uitspraak: 10-07-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:65
“Klacht van kinderen van overleden patiënt tegen een huisarts, bij wie de vader patiënt is geweest. Klagers verwijten de huisarts dat hij vanaf 28 september 2020 tot in juli 2021 aan hun vader niet de medische zorg heeft verleend die hij had dienen te verlenen. De huisarts heeft een beroep gedaan op zijn beroepsgeheim. Het college oordeelt dat klagers ontvankelijk zijn in hun klacht, dat de huisarts zijn verweer onvoldoende heeft gemotiveerd en dat zeven van de acht klachtonderdelen gegrond zijn. Het college bepaalt dat de inschrijving van de huisarts in het BIG-register wordt doorgehaald en dat de bevoegdheid van de huisarts om de aan die inschrijving verbonden bevoegdheid uit te oefenen terstond wordt geschorst.”
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:150 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6888
- Datum publicatie: 09-07-2024
- Datum uitspraak: 09-07-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:150
Kennelijk ongegronde klacht tegen een GZ-psycholoog. De GZ-psycholoog heeft een contra-expertise uitgevoerd naar de geestvermogens van klager. Klager verwijt de GZ-psycholoog dat hij bij klager een waanstoornis heeft vastgesteld, gedurende het onderzoek onaangekondigd vijf maanden is weggebleven en dat hij heeft geweigerd om de gesprekken met klager op te nemen. Het college is van oordeel dat uit de rapportage blijkt dat de GZ-psycholoog zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en dat de rapportage voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Niet gebleken is dat de GZ-psycholoog stukken tot zijn beschikking had die hij ten onrechte niet of onvoldoende heeft meegenomen in zijn overwegingen. Op basis van de beschikbare gegevens en de gevoerde gesprekken heeft de GZ-psycholoog in redelijkheid tot zijn conclusie en de door hem gegeven beantwoording van de vragen kunnen komen. Het stilleggen van de gesprekken met klager is, gelet op de beweegredenen van de GZ-psycholoog, niet onzorgvuldig geweest. Er was geen verplichting voor de GZ-psycholoog om de gesprekken op te nemen, ook niet na een verzoek daartoe vanuit klager. Alle klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:151 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6944
- Datum publicatie: 09-07-2024
- Datum uitspraak: 09-07-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:151
Ongegronde klacht tegen een fysiotherapeut. Klaagster is door de fysiotherapeut behandeld na een heupoperatie. De fysiotherapeut heeft klaagster drie keer thuis bezocht. Tijdens het laatste huisbezoek heeft de fysiotherapeut klaagster gemasseerd in verband met pijnklachten in de onderrug en spanning in het linker bovenbeen en de heupregio. Volgens klaagster heeft de fysiotherapeut daarbij haar shorts en string tot onderaan haar billen uitgetrokken en onnodig in de schaamstreek gemasseerd, zonder daarvoor toestemming te vragen. Ook verwijt zij hem herhaaldelijk dwingend te hebben aangeboden om haar thuis op te halen met zijn auto voor een bezoek aan de praktijk en dat hij te amicaal met haar is omgegaan. Het college komt tot het oordeel dat de fysiotherapeut niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Een massage van de heup- en liesstreek is op zichzelf een gebruikelijke fysiotherapeutische behandeling na een heupoperatie. Dat een massage op de blote huid plaatsvindt, is eveneens gebruikelijk. Vanwege de uiteenlopende verklaringen heeft het college niet kunnen vaststellen dat de fysiotherapeut de shorts en string van klaagster onnodig ver naar beneden heeft getrokken en/of dat hij onnodig dicht in de buurt van intieme delen van klaagster is gekomen. Ook de andere klachtonderdelen zijn ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:148 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6773
- Datum publicatie: 05-07-2024
- Datum uitspraak: 05-07-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:148
Ongegronde klacht tegen een GZ-psycholoog. De ex-partner is behandeld bij een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. De ex-partner van klager heeft in een echtscheidingsprocedure een verklaring over de behandeling en een kopie van het behandelplan ingebracht. Klager verwijt de GZ-psycholoog dat de verklaring is afgegeven en dat zowel in de verklaring als in het behandelplan het verhaal van de ex-partner wordt gepresenteerd als feit, zonder dat duidelijk is dat het slechts de visie van de ex-partner is. De klacht over de verklaring is ongegrond omdat de GZ-psycholoog hier niet bij betrokken was. De klacht over het behandelplan is ook ongegrond. Een behandelplan is geen geneeskundige verklaring en kan ook niet worden aangemerkt als een rapportage. Uit de aard van het behandelplan volgt dat in de geestelijke gezondheidszorg de beschrijving van de problemen meestal een weergave is van de beleving en de klachten van de cliënt. Naar het oordeel van het college betekent dit dat in zijn algemeenheid aan een behandelplan niet de eis kan worden gesteld dat dit ook nadrukkelijk blijkt uit de bewoordingen.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:149 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6625
- Datum publicatie: 05-07-2024
- Datum uitspraak: 05-07-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:149
Deels gegronde klacht tegen een GZ-psycholoog. De GZ-psycholoog was de therapeut van de oudste zoon van klaagster. De GZ-psycholoog heeft een melding gedaan bij Veilig Thuis om beter zicht te krijgen op de situatie van de jongste zoon. Klaagster verwijt de GZ-psycholoog dat zij relevante informatie voor haar heeft achtergehouden over haar oudste zoon en ex-partner en tijdens telefoongesprekken onevenredig veel druk op haar heeft uitgeoefend om in therapie te gaan. Ook verwijt klaagster de GZ-psycholoog dat zij zich vooringenomen heeft opgesteld door informatie niet te verifiëren en niet geverifieerde informatie als feiten neer te leggen bij Veilig Thuis. Daarnaast verwijt klaagster de GZ-psycholoog dat er zonder haar toestemming contact is opgenomen met de school van haar jongste zoon. De eerste twee klachtonderdelen zijn ongegrond. De oudste zoon van klaagster was in de periode waar de klacht over gaat 15 jaar. De met gezag belaste ouders hebben recht op informatie over een kind van 12 tot en met 15 jaar, voor zover die informatie relevant is voor het geven van toestemming voor een behandeling. Klaagster was geïnformeerd over de therapie en had hiervoor ook toestemming gegeven. De GZ-psycholoog kon en mocht zonder toestemming van de oudste zoon en de ex-partner geen verdere informatie verstrekken. Het college kan niet vaststellen hoe de telefoongesprekken met klaagster zijn verlopen en dus ook niet of de GZ-psycholoog bij die gesprekken klachtwaardig heeft gehandeld. De klachtonderdelen over de Veilig Thuis-melding en het contact met school zijn gegrond. De GZ-psycholoog had ervoor had moeten zorgen dat klaagster om toestemming was gevraagd voor het benaderen van de school van haar jongste zoon voor informatie. Bij het doen van de melding zijn ten onrechte de zorgen en het voornemen om een melding te maken niet met klaagster besproken (stap 3 meldcode). De GZ-psycholoog had zich meer kunnen en moeten inspannen om hierover contact te krijgen met klaagster. Het college acht bovendien de formulering van de melding onvoldoende zorgvuldig. Klacht gedeeltelijk gegrond. Berisping.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:122 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2082
- Datum publicatie: 04-07-2024
- Datum uitspraak: 03-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:122
Wrakingsverzoek gericht tegen de voorzitter en twee leden-juristen. Het wrakingsverzoek wordt afgewezen.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:124 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2083
- Datum publicatie: 04-07-2024
- Datum uitspraak: 03-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:124
Wrakingsverzoek gericht tegen de voorzitter en twee leden-juristen. Het wrakingsverzoek wordt afgewezen.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:121 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2081
- Datum publicatie: 04-07-2024
- Datum uitspraak: 03-07-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:121
Wrakingsverzoek gericht tegen de voorzitter, twee leden-juristen en een lid-beroepsgenoot. Het wrakingsverzoek wordt afgewezen.