ECLI:NL:TGZRAMS:2021:127 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2020-147

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2021:127
Datum uitspraak: 06-01-2021
Datum publicatie: 10-07-2024
Zaaknummer(s): 2020-147
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen een tandarts kennelijk niet-ontvankelijk. Uit de bijlagen bij het klaagschrift blijkt dat beklaagde (enig) bestuurder is van een besloten vennootschap. Klaagster heeft als gerechtsdeurwaarderskantoor ter executie van een vonnis tegen deze vennootschap beslag gelegd op het pand van de praktijk van beklaagde. Hierop heeft beklaagde klaagster een e-mail gestuurd met daarin de zin: 'Dit zijn tijden dat je echt wenst dat de virus zich degelijk verspreidt richting bepaalde kantoren als je snapt wat ik bedoel.' De klacht luidt, zakelijk weergegeven, dat beklaagde de medewerkers van het gerechtsdeurwaarderskantoor Covid-19 toewenst en dat zij zich als medisch professional van dergelijke toewensingen dient te onthouden. De voorzitter is van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. De uitspraak van beklaagde kan naar algemene fatsoensnormen als ongepast worden beschouwd, maar niet valt in te zien dat deze enig effect of directe invloed heeft op de individuele gezondheidszorg. De uitspraak is gedaan binnen de contacten die partijen hadden als deurwaarderskantoor en beslagene. Het enkele feit dat beklaagde (ook) tandarts is, is niet voldoende om die uitspraak binnen het kader van de individuele gezondheidszorg te plaatsen. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Kenmerk: 2020-147

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDZORG TE DEN HAAG

Voorzittersbeslissing van 6 januari 2021 naar aanleiding van de op 16 oktober 2020 bij het College ingekomen klacht van

A
gevestigd te B,
klaagster,
gemachtigde: C, werkzaam te B

tegen:

D, tandarts,
werkzaam te E, beklaagde.

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
- het klaagschrift met bijlagen.

2. DE OVERWEGINGEN
2.1 Uit de bijlagen bij het klaagschrift blijkt dat beklaagde (enig) bestuurder is van de besloten vennootschap F. Volgens het klaagschrift heeft klaagster ter executie van een vonnis tegen deze vennootschap beslag gelegd op het pand van de praktijk van beklaagde. Hierop heeft beklaagde klaagster op 14 oktober 2020 een e-mail gestuurd met daarin de zin: 'Dit zijn tijden dat je echt wenst dat de virus zich degelijk verspreidt richting bepaalde kantoren als je snapt wat ik bedoel.'
Klaagster heeft op 15 oktober 2020 beklaagde verzocht deze bewoordingen voor 12.00 uur diezelfde dag schriftelijk terug te nemen, bij gebreke waarvan zij een tuchtklacht tegen beklaagde zou indienen. Beklaagde heeft diezelfde dag om 10.36 uur het volgende geantwoord: 'Natuurlijk heb ik geen Corona aan u toegewenst dat suggereert uzelf en komt
met een dreigement met tijdsmelding. Wij gaan het allemaal krijgen ook ik. Dat is zeker duidelijk vooral met jullie beleid. '

2.2 De klacht luidt, zakelijk weergegeven, dat beklaagde de medewerkers van A Covid-19 toewenst en dat zij zich als medisch professional van dergelijke toewensingen dient te onthouden.

2.3 Artikel 47, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) houdt in- voor zover in deze zaak van belang en zakelijk weergegeven - dat een tandarts tuchtrechtelijk kan worden aangesproken voor handelen of nalaten in strijd met de zorg voor een patiƫnt of zijn naaste betrekkingen. Het gaat daarbij dus om een behandelrelatie. Daarvan is in deze zaak geen sprake.

2.4 Volgens artikel 47, eerste lid, aanhef en onder b Wet BIG is een tandarts ook aan tuchtrechtspraak onderworpen voor ander handelen of nalaten in strijd met wat een behoorlijk beroepsbeoefenaar betaamt. Daarvoor is dan, volgens de rechtspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, wel vereist dat dit handelen of nalaten voldoende weerslag heeft op het belang van de individuele gezondheidszorg. Ook dat is in deze zaak niet aan de orde.

2.5 De uitspraak van beklaagde kan naar algemene fatsoensnormen als ongepast worden beschouwd, maar niet valt in te zien dat deze enig effect of directe invloed heeft op de individuele gezondheidszorg. De uitspraak is gedaan binnen de contacten die partijen hadden als deurwaarderskantoor en beslagene. Het enkele feit dat beklaagde (ook) tandarts is, is niet voldoende om die uitspraak binnen het kader van de individuele gezondheidszorg te plaatsen.

2.6 Daarom is de voorzitter van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.

3. DE BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gedaan op 6 januari 2021 door N.B. Verkleij, voorzitter, in tegenwoordigheid van
T.C. Brand, secretaris.