ECLI:NL:TGZRAMS:2024:148 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6773

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:148
Datum uitspraak: 05-07-2024
Datum publicatie: 05-07-2024
Zaaknummer(s): A2024/6773
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/Afwijzing
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen een GZ-psycholoog. De ex-partner is behandeld bij een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. De ex-partner van klager heeft in een echtscheidingsprocedure een verklaring over de behandeling en een kopie van het behandelplan ingebracht. Klager verwijt de GZ-psycholoog dat de verklaring is afgegeven en dat zowel in de verklaring als in het behandelplan het verhaal van de ex-partner wordt gepresenteerd als feit, zonder dat duidelijk is dat het slechts de visie van de ex-partner is. De klacht over de verklaring is ongegrond omdat de GZ-psycholoog hier niet bij betrokken was. De klacht over het behandelplan is ook ongegrond. Een behandelplan is geen geneeskundige verklaring en kan ook niet worden aangemerkt als een rapportage. Uit de aard van het behandelplan volgt dat in de geestelijke gezondheidszorg de beschrijving van de problemen meestal een weergave is van de beleving en de klachten van de cliënt. Naar het oordeel van het college betekent dit dat in zijn algemeenheid aan een behandelplan niet de eis kan worden gesteld dat dit ook nadrukkelijk blijkt uit de bewoordingen.

A2024/6773
Beslissing van 5 juli 2024

 

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Beslissing van 5 juli 2024 op de klacht van:

A,
wonende in B,
klager,

tegen

C,
GZ-psycholoog,
werkzaam in D,
verweerster, hierna ook: de GZ-psycholoog.

1. De zaak in het kort
1.1 Klager is met zijn ex-partner verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Zijn ex-partner is behandeld bij een instelling voor geestelijke gezondheidszorg, waarbij de GZ-psycholoog regiebehandelaar is geweest. De ex-partner van klager heeft in de echtscheidingsprocedure een verklaring over de behandeling en een kopie van het behandelplan ingebracht. Klager verwijt de GZ-psycholoog dat de verklaring is afgegeven en dat zowel in de verklaring als in het behandelplan het verhaal van de ex-partner wordt gepresenteerd als feit, zonder dat duidelijk is dat het slechts de visie van de ex-partner is.

1.2 De GZ-psycholoog betwist betrokken te zijn bij de verklaring over de behandeling. Het behandelplan is wel onder haar regie tot stand gekomen. Hoewel deze niet is bedoeld om gebruikt te worden in een juridische procedure, vindt zij dat het beter was geweest als zij in de bewoordingen had laten blijken dat het de beleving van de cliënt betrof en geen feiten.

1.3 Het college komt tot het oordeel dat de GZ-psycholoog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 29 december 2023;
- het verweerschrift met de bijlage;
- het proces-verbaal van het op 4 april 2024 gehouden mondelinge vooronderzoek.

2.2 De zaak is behandeld op de openbare zitting van 24 mei 2024. De partijen zijn verschenen. Zij hebben hun standpunten mondeling toegelicht.

3. Wat is er gebeurd?
3.1 De GZ-psycholoog werkt bij E in B, een instelling voor ambulante geestelijke gezondheidszorg.

3.2 Op enig moment is de (inmiddels ex-)partner van klager onder behandeling gekomen bij E. Op 29 juni 2022 is er een behandelplan opgesteld. Het behandelplan is opgesteld door een behandelaar die in opleiding is tot GZ-psycholoog (hierna: de behandelaar). Verweerster staat in het plan vermeld als regiebehandelaar en zij heeft het behandelplan goedgekeurd. In het behandelplan staat onder meer (alle citaten voor zover van belang en letterlijk weergegeven):
(…)
Klachten en beschrijvende diagnose: (…) Haar klachten zijn ontstaan nadat haar man tijdens een ruzie zeer dreigend was en zorgde dat ze niet weg kon (2021; dit is meerdere keren gebeurd, waaronder 2x met fysiek geweld). (…) Voorgenomen behandelmethode: Er zal met cliënte een vorm van traumabehandeling worden gedaan (…) om de ingrijpende gebeurtenissen te verwerken. (…)

3.3 Op 16 juni 2023 heeft de behandelaar een ongeadresseerde verklaring over de behandeling opgesteld, waarin onder meer staat dat de ex-partner van klager bij haar een traumabehandeling heeft gehad naar aanleiding van fysiek en psychisch geweld van klager, dat de behandeling goed aansloeg maar dat de situatie thuis dreigend onveilig bleef en dat de ex-partner daarom de relatie heeft beëindigd.

3.4 Deze verklaring en een kopie van het behandelplan zijn op 19 juni 2023 door de advocaat van de ex-partner als processtuk ingediend bij de rechtbank in een kort gedingprocedure.

4. De klacht en de reactie van de GZ-psycholoog
4.1 Volgens klager heeft de GZ-psycholoog onzorgvuldig gehandeld door als regiebehandelaar de verklaring van 16 juni 2023 goed te keuren terwijl die was bedoeld om te worden gebruikt in de echtscheidingsprocedure. In de verklaring worden ernstige beschuldigingen over het gedrag van klager gepresenteerd als feiten in plaats van als de visie van de ex-partner, terwijl er niet met klager is gesproken of er objectief onderzoek is gedaan. Ook uit het behandelplan blijkt niet dat het gaat om de visie van de patiënt in plaats van om feiten en ook dit stuk is gebruikt in de echtscheidingsprocedure. Hierdoor zijn de belangen van klager geschaad.

4.2 De GZ-psycholoog betwist dat zij op de hoogte was, laat staan dat zij goedkeuring heeft gegeven aan de verklaring van 16 juni 2023. Bij het behandelplan was zij wel betrokken. Het behandelplan is niet geschreven om te gebruiken in een juridische procedure, maar achteraf gezien vindt zij dat het beter was geweest als uit de bewoordingen had gebleken dat het de beleving van de cliënt was.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling

5.1 De vraag is of de GZ-psycholoog heeft gehandeld zoals van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende GZ-psycholoog. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen. De klacht over de verklaring van 16 juni 2023

5.2 Klager heeft zijn klacht over de verklaring van 16 juni 2023 gericht aan de GZ-psycholoog omdat zij als regiebehandelaar op het behandelplan staat vermeld. De GZ-psycholoog heeft toegelicht dat zij ten tijde van de verklaring niet langer de regiebehandelaar van de ex-partner was omdat zij het regiebehandelaarschap had overgedragen aan een collega. Tijdens het mondelinge vooronderzoek en tijdens de openbare zitting is dit uitgebreid met partijen besproken en het is komen vast te staan dat de GZ-psycholoog niet betrokken was bij de verklaring, dat zij van de verklaring niet op de hoogte was en ook niet hoefde te zijn omdat zij niet langer de regiebehandelaar was.

5.3 Omdat in het tuchtrecht de persoonlijke verwijtbaarheid van de zorgverlener beoordeeld moet worden en de GZ-psycholoog geen verwijt kan worden gemaakt over de verklaring, is de klacht daarover ongegrond. Het college komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de verklaring zelf. De klacht over het behandelplan

5.4 Het college stelt voorop dat een behandelplan geen geneeskundige verklaring is en ook niet kan worden aangemerkt als een rapportage. Een behandelplan wordt opgesteld ten behoeve van de behandeling. Er staat in beschreven welke problemen er zijn, wat het doel van de behandeling is en op welke manier dat doel bereikt moet worden. Het bevat de afspraken die worden gemaakt tussen de cliënt en de behandelaar over de behandeling. Uit
de aard van het behandelplan volgt dan ook dat in de geestelijke gezondheidszorg de beschrijving van de problemen meestal een weergave is van de beleving en de klachten van de cliënt. Naar het oordeel van het college betekent dit dat in zijn algemeenheid aan een behandelplan niet de eis kan worden gesteld dat dit ook nadrukkelijk blijkt uit de bewoordingen. Gelet op het doel en de aard van het behandelplan (ten behoeve van de behandeling bevat het de afspraken tussen cliënt en behandelaar) is het namelijk voldoende duidelijk dat het gaat om de beleving van de cliënt en dient explicitering daarvan geen doel.

5.5 Een cliënt kan zelf besluiten om een behandelplan in te brengen in een juridische procedure, ook al is het daar niet voor bedoeld. Dat staat een cliënt vrij. In dit geval heeft de ex-partner van klager dit ook gedaan. De GZ-psycholoog heeft verklaard dat zij er niet van op de hoogte was dat het behandelplan zou worden ingebracht en dat zij dat anders zou hebben ontraden. Het college heeft geen reden om daaraan te twijfelen. De GZ-psycholoog heeft aangevoerd dat het serieus nemen van de beleving van een cliënt van groot belang is bij de behandeling, maar dat zij het beter had gevonden als aan het behandelplan woorden waren toegevoegd die duidelijk maakten dat het de beleving van de cliënt was.

5.6 Naar het oordeel van het college laat de GZ-psycholoog hiermee zien dat zij zich ervan bewust is dat een behandelplan dat wordt gebruikt buiten de context waarvoor het bedoeld is, wellicht door anderen verkeerd begrepen kan worden en dat dit negatieve gevolgen voor andere personen kan hebben. Zij heeft ook toegelicht dat binnen haar team naar aanleiding van deze klacht extra aandacht is geweest voor dit onderwerp en ook voor het afgeven van verklaringen zoals die van 16 juni 2023.

5.7 Het college oordeelt dat dit klachtonderdeel ongegrond is. Het is goed dat de GZ-psycholoog zich er nog meer van bewust is geworden dat een behandelplan buiten de context gebruikt kan worden, maar het behandelplan zoals dat is opgesteld voldoet aan de normen van de beroepsgroep. Uit de gebruikte bewoordingen en gelet op de aard van het document blijkt voldoende duidelijk dat het een weergave is van de beleving van de ex-partner van klager.

6. De beslissing
Het college verklaart de klacht ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door M.M. van ‘t Nedereind, voorzitter, R.E. van Hellemondt,
lid-jurist, T.A.W. van der Schoot, A.T. Prinsen-Reinders en M.J.E. Lemmens, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door R. van der Vaart, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2024.