Zoekresultaten 2321-2340 van de 2378 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:106 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6341

    Deels gegronde klacht tegen een fysiotherapeut. Klaagster is gestruikeld en heeft zich met pijnklachten aan haar voet gewend tot de fysiotherapiepraktijk waar verweerder werkzaam is. Verweerder heeft, onder supervisie, de intake gedaan en heeft een conservatief beleid ingezet. Hierna heeft klaagster nog vier behandelingen gehad bij verweerder en een collega-fysiotherapeut (de supervisor). Na vijf weken heeft klaagster zich tot een andere fysiotherapeut gewend en is een echo en röntgenfoto van de voet gemaakt. Hieruit bleek dat een van de middenvoetsbeentjes was gebroken. Klaagster verwijt verweerder onder andere dat hij een onjuiste diagnose heeft gesteld en onnodig lang een onjuiste behandeling heeft gegeven met een vertraagde genezing tot gevolg. Gebleken is dat verweerder ten tijde van de eerste drie consulten geen geldige BIG-registratie als fysiotherapeut had. Het college rekent het verweerder aan dat hij dit niet aan klaagster heeft verteld en haar zo de kans ontnomen heeft te worden behandeld door iemand die tuchtrechtelijk toetsbaar is. Hoe zeer laakbaar ook, doordat verweerder niet ingeschreven stond is hij voor die periode ten aanzien van zijn handelen of nalaten niet onderworpen aan het tuchtrecht en is klaagster in dat deel van haar klacht niet-ontvankelijk. Voor het deel van haar klacht dat ziet op de periode dat verweerder wel geregistreerd was overweegt het college dat hoewel verweerder de behandelingen uit heeft gevoerd onder supervisie en hij geen eindverantwoordelijkheid draagt, een eigen inbreng en kritisch geluid wel op zijn plaats was geweest. Toen er na driemaal repositie cuboid nog geen wezenlijke verbetering was had van verweerder verwacht mogen worden dat hij zijn eerdere gedachten over het maken van een röntgenfoto zou heroverwegen en een meer kritische houding ten aanzien van het behandelplan en verloop hardop had uitsproken. Dit nalaten is hem tuchtrechtelijk te verwijten maar, in de gegeven omstandigheden, niet zodanig dat het college komt tot het opleggen van een maatregel. Daarbij let het college met name op het feit dat verweerder zijn opleiding nog maar zeer recent had afgerond en feitelijk nog werkte onder supervisie. Het college verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond, zonder oplegging van een maatregel.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:107 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6441

    Gegronde klacht tegen een fysiotherapeut. Klaagster is gestruikeld en heeft zich met pijnklachten aan haar voet gewend tot de fysiotherapiepraktijk waar verweerder werkzaam is. Een collega-fysiotherapeut die onder supervisie stond van verweerder, heeft de intake gedaan en heeft een conservatief beleid ingezet. Hierna heeft klaagster nog vier behandelingen gehad bij de collega-fysiotherapeut en bij verweerder. Na vijf weken heeft klaagster zich tot een andere fysiotherapeut gewend en is een echo en röntgenfoto van de voet gemaakt. Hieruit bleek dat een van de middenvoetsbeentjes was gebroken. Klaagster verwijt de fysiotherapeut dat hij zonder adequate differentiële diagnose na het voettrauma onjuiste behandelingen is gestart en dat hij zonder aanvullend onderzoek de behandeling heeft voortgezet. Met als gevolg dat de genezing van de voet is verstoord. Het college overweegt dat de richtlijn Enkelletsel van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (hierna: de KNGF-richtlijn) voorschrijft dat na een anamnese en lichamelijk onderzoek als indicatie voor het maken van een röntgenfoto, de Ottawa Ankle Rules (OAR) gebruikt dienen te worden om een fractuur uit te sluiten. Het uiterlijk van de voet samen met de pijnklachten van klaagster waren, conform de KNGF-richtlijn en de OAR, een indicatie voor het maken van een röntgenfoto. Zonder zelfstandig onderzoek te doen is verweerder meegegaan in de verkeerd gestelde diagnose van de collega-fysiotherapeut. Naar het oordeel van het college heeft verweerder daarmee onvoldoende supervisie uitgeoefend. Door klaagster niet in te sturen voor een röntgenfoto terwijl daarvoor wel een duidelijke aanleiding was, heeft verweerder gehandeld in strijd met de zorg die hij ten opzichte van klaagster behoorde te betrachten. Extra zorgwekkend acht het college de omstandigheid dat verweerder ter zitting duidelijk heeft gemaakt nauwelijks in te zien dat zijn handelswijze onjuist was en dat hij verklaarde in een voorkomende situatie wederom hetzelfde te doen. Het college is van oordeel dat de maatregel van een berisping passend en geboden is.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:90 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2066

    Klacht tegen een verpleegkundige over grensoverschrijdend gedrag. Klaagster is de voormalig werkgever van de verpleegkundige. De verpleegkundige is een seksuele relatie aangegaan met een patiënte die aan zijn zorg was toevertrouwd. Het Regionale Tuchtcollege oordeelt dat de verpleegkundige daarmee in strijd met de beroepsnormen heeft gehandeld en verklaart de klacht gegrond. Dat college acht een voorwaardelijke schorsing van 12 maanden een passende maatregel. Door voorwaarden te stellen aan de schorsing krijgt de verpleegkundige de kans om bij zijn huidige werkgever werkzaam te blijven in een administratieve functie, terwijl hij in therapie gaat werken aan zijn problematiek. De verpleegkundige komt in beroep bij het Centraal Tuchtcollege op tegen de aan de schorsing verbonden bijzondere voorwaarden. Hij vindt deze te streng, omdat hij hierdoor zijn werk als verpleegkundige niet kan uitvoeren. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing van het Regionale Tuchtcollege en past de aan de schorsing verbonden bijzondere voorwaarden aan.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:132 Hof van Discipline 's Gravenhage 230207

    Verweerder heeft hoger beroep tegen beslissing raad ingetrokken. Hof bepaalt ingangsdatum schorsing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:133 Hof van Discipline 's Gravenhage 230322

    Het betreft hier een klacht over de advocaat wederpartij in een familiezaak. Verweerder staat de biologische vader in deze procedure bij. Verweerder heeft klaagster en haar advocaat niet over het indienen van een verzoekschrift geïnformeerd. Hoewel de oproeping van partijen in een verzoekschriftprocedure de verantwoordelijkheid van de rechtbank is, is klaagster – anders dan de raad - van oordeel dat verweerder klaagster en haar advocaat had moeten berichten en de verhinderdata moeten opvragen. Door dit na te laten zou verweerder tuchtrechtelijk laakbaar hebben gehandeld. Verweerder heeft hiertegen aangevoerd dat het hem niet bekend was dat klaagster zich liet bijstaan door een advocaat en dat zich ook geen advocaat bij hem heeft gemeld. Bekrachtiging beslissing raad. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:134 Hof van Discipline 's Gravenhage 230128

    Het betreft hier een klacht tegen de eigen advocaat. Klager stelt zich op het standpunt dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld door hem bewust foutief te informeren over de geplande zittingsdatum. Volgens klager heeft verweerster doen voorkomen dat haar verhinderdata door de rechtbank waren goedgekeurd, waardoor klager in de veronderstelling verkeerde dat de zitting na haar vakantie zou plaatsvinden. Dit bleek achteraf niet het geval te zijn, omdat de zitting in de vakantie van verweerster viel. Daarnaast zou verweerster een second opinion van een onafhankelijke psychiater hebben tegengewerkt. Bekrachtiging beslissing raad. Klacht ongegrond. De mededeling van verweerster aan klager dat de rechtbank rekening zou houden met haar verhinderdata, is onhandig geweest gelet op de wijze waarop klager die mededeling heeft begrepen, maar daarmee heeft verweerster niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. Verweerster heeft ook meegewerkt aan het door klager gewenste onderzoek (second opinion).

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:33 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/721697 DW RK 22/317 LV/SM

    Klacht deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond. Klager beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarder zich schuldig maakt aan het onrechtmatig toe-eigenen van geld door voortdurend het verschuldigde bedrag te veranderen. Klager heeft de klacht (ten aanzien van enkele onderdelen) na de termijn van drie jaren ingediend. Voor het overige heeft de kamer geoordeeld dat er sprake is geweest van een (reken)fout, maar dat deze niet (zonder meer) leidt tot een tuchtrechtelijk laakbaar verwijt.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:118 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-808/AL/GLD

    klager is mediator geweest in het arbeidsgeschil tussen de cliënte van verweerder en de wederpartij. Klager heeft een eigen rechtstreeks belang bij zijn klacht en daarom ontvankelijk. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder de tussen partijen en hun advocaten met de mediator overeengekomen geheimhouding geschonden. Dat heeft hij gedaan door een geluidsfragment met transcript van een gesprek tussen zijn cliënte en de bedrijfsarts in het geding te brengen waarin zijn cliënte verwijst naar door klager ten tijde van de mediation richting haar beweerdelijk gedane uitlatingen. Van bijzondere omstandigheden, die doorbreking van de geheimhouding door verweerder rechtvaardigen, is de raad niet gebleken. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:34 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/735179 / DW RK 23/206 LV/SM

    Klacht gegrond. Maatregel: één maand schorsing. De gerechtsdeurwaarder heeft executiemaatregelen getroffen uit hoofde van een titel die reeds was voldaan. Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder te laat gereageerd op de klacht van klaagster. Los van de late reactie heeft de gerechtsdeurwaarder, in weerwil van artikel 3.5 lid 3 Gerechtsdeurwaardersverordening, nagelaten toelichting en uitleg te geven naar aanleiding van inhoudelijke vragen. Daarnaast is er dan nog de wijze waarop klaagster in de mailcorrespondentie op laatdunkende en ongepaste wijze te woord wordt gestaan door de gerechtsdeurwaarder. Vooral de onprofessionele wijze van uitlaten blijkt een terugkerend fenomeen te zijn waar de kamer de gerechtsdeurwaarder reeds eerder berispingen voor heeft opgelegd. De kamer acht de maatregel in dit geval passend en geboden. De kamer laat daarbij zwaar wegen dat de gerechtsdeurwaarder ingrijpende bevoegdheden heeft aangewend, zonder in overweging te nemen of deze gelet de situatie aangewend mochten worden. Daarnaast is er ten aanzien van de (te) late reactie op e-mails en de wijze van bejegening sprake van recidive, waarvan eerdere (andere) maatregelen tot dusver niet hebben geleid tot verbetering.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:119 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-848/AL/GLD

    Verweerder trad op voor een drietal partijen die aanvankelijk allen eenzelfde belang hadden. Toen daar op een gegeven moment geen sprake meer van was en de drie partijen juist een tegengesteld belang kregen, had verweerder zijn werkzaamheden moeten neerleggen. Schending van een kernwaarde. Maatregel: berisping.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:35 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/ 737912 DW RK 23/280 LV/SM

    Beslissing op verzet. Klagers beklagen zich er over dat de gerechtsdeurwaarders rauwelijks beslag op het inkomen hebben gelegd. Daarvan is geen sprake. Klagers hebben hun eigen conclusies getrokken nadat zij vernomen hadden dat het gerechtsdeurwaarderskantoor waar zij betalingen aan verrichtte zou failleren, en zijn gestopt met het doen van betalingen op de nog openstaande vorderingen. Het gerechtsdeurwaarderskantoor die de vorderingen heeft overgenomen van het failliete kantoor heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door executiemaatregelen te treffen nu niet meer werd voldaan aan het betalen van de vordering. En hoewel daartoe geen verplichting bestaat verdient het de aanbeveling, bij overname van een portefeuille na faillissement, de debiteur hierover te informeren. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens. Het verzet tegen die beslissing dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:120 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-890/AL/GLD/D

    Dekenbezwaar. De raad is van oordeel dat van de kant van verweerder meermaals sprake is geweest van technische overtredingen van voor hem als advocaat geldende (wettelijke) regels (waaronder de Advocatenwet, Voda en gedragsregels). Gebleken is dat verweerder zich aan die regels weinig gelegen laat liggen. Verweerder heeft niet alleen aan de deken structureel te laat en onvolledige informatie verstrekt, hij heeft bovendien herhaaldelijk expliciet geweigerd om mee te werken aan door de deken gestelde redelijke verzoeken en voorwaarden in het kader van het dekenale toezicht. Daardoor heeft verweerder de deken op ernstige wijze belemmerd in het uitvoeren van de toezichthoudende taak. Dat verweerder zich meende te kunnen permitteren om de deken op diens toonzetting in correspondentie te kunnen aanspreken en op enig moment zelfs heeft aangekondigd dat hij rechtstreeks contact met de deken stopzette, is voor de raad een zeer zorgelijke situatie. Verweerder miskent daarmee dat hij verplicht was en is om volledig mee te werken met het onderzoek van de deken zonder dat hij daaraan zelf voorwaarden kan stellen. Daarbij wordt bovendien van hem de nodige professionele distantie verwacht. Verweerder lijkt echter niet in staat om zijn emotionele uitlatingen richting onder meer de deken, ondanks zijn toezeggingen, onder controle te krijgen en valt telkens terug in zijn oude weigerachtige gedragspatroon. Ook tijdens de zitting bij de raad heeft verweerder geen inzicht getoond in het foutieve van zijn handelen. Aan verweerder wordt door de raad een voorwaardelijke schorsing in de praktijkuitoefening voor 12 weken opgelegd met een proeftijd van 2 jaar.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:36 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/740329 DW RK 23/361 LV/SM

    Klacht gegrond. Maatregel: één maand schorsing. De gerechtsdeurwaarder heeft in de opdracht tot de uitvoering van een ambtshandeling díe taken, die ingevolge de Gerechtsdeurwaarderverordening van haar verwacht mochten worden, veronachtzaamd. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder te laat gereageerd op correspondentie van klaagster en heeft zij zich in haar bejegening richting (en over) klaagster op dusdanige wijze uitgelaten die, naar oordeel van de kamer, buiten de grenzen van fatsoen en professionaliteit vallen. De toon en de verwijten die de gerechtsdeurwaarder klaagster maakt is de kamer niet onbekend. Deze onprofessionele houding en wijze van uitlaten blijkt een terugkerend fenomeen te zijn waar de kamer de gerechtsdeurwaarder reeds eerder berispingen voor heeft opgelegd. De kamer acht de maatregel in dit geval passend en geboden. De reden hiervoor is gelegen in de omstandigheid dat er naast de op zichzelf reeds gegronde klachtonderdelen, sprake is van recidive ten aanzien van de (te) late reactie op e-mails en de wijze van bejegening. Eerdere (andere) maatregelen hebben tot dusver niet geleid tot verbetering.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:121 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-014/AL/MN

    De gemachtigde van klager heeft namens klager een klacht ingediend, maar het daarbij behorende machtigingsformulier ontbreekt. Ook anderszins kan niet worden vastgesteld of de gemachtigde bevoegd is om klager te vertegenwoordigen ten aanzien van de klacht. Deze punten zijn door verweerder expliciet aangevoerd, maar daarop is van de klager en/of de gemachtigde geen reactie gekomen. Tijdens de mondelinge was namens de klager ook niemand aanwezig. Klager is niet-ontvankelijk verklaard.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:37 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/742718 DW RK 23/425 LV/SM

    Beslissing op verzet. Klaagster beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarders geen akte van cessie hebben overgelegd of een machtiging van de partij die meent een vordering op klaagster te hebben. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

  • ECLI:NL:TADRARL:2024:122 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-036/AL/GLD

    Verweerder heeft klager naar het oordeel van de raad gedurende de procedures die hij voor klager voerde onvoldoende geïnformeerd door hem onvoldoende op te hoogte te houden van de voortgang van zijn zaken en van lopende termijnen. Ook heeft klager op onzorgvuldige wijze zijn opdracht neergelegd. Verder heeft verweerder klager een vaststellingsovereenkomst voorgehouden waarin naar het oordeel van de raad buitenproportionele voorwaarden stonden die klager eerst moest accepteren alvorens verweerder een memorie van grieven zou indienen. Maatregel: voorwaardelijke schorsing in de praktijkuitoefening voor de duur van zes weken, met een proeftijd van twee jaar.

  • ECLI:NL:TGDKG:2024:38 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/744652 / DW RK 24/16 LV/SM

    Beslissing op verzet. Klaagster beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarder de rechtbank niet juist heeft geïnformeerd over het geld dat de gerechtsdeurwaarder voor de zitting heeft ontvangen met als gevolg dat er onnodige kosten zijn gemaakt. De voorzitter heeft onder meer geoordeeld dat geen onnodige (proces)kosten zijn gemaakt, nu klaagster niet het gehele verschuldigde bedrag voor de zitting heeft voldaan. De kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en de door klaagster aangevoerde gronden geven geen aanleiding de motivering van de beslissing aan te passen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:104 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-230/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de deken kennelijk ongegrond. Klacht ziet in de kern op klagers ontevredenheid over het onderzoek door verweerder naar de klacht tegen een advocaat. Niet gebleken is dat verweerder zich bij de vervulling van zijn functie als deken zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:96 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-078/DH/DH

    Klacht over de eigen advocaat in een artikel 12 Sv-procedure ongegrond. Onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerster onjuist zou hebben geadviseerd of op andere inhoudelijke aspecten tekort zou zijn geschoten. Klaagster heeft uitdrukkelijk akkoord gegeven op de inhoud van het processtuk. Verweerster heeft door het dossier niet met klaagster te delen, in overeenstemming gehandeld met de strikte voorwaarde die het gerechtshof had opgelegd voor het verstrekken van het dossier. Evenmin heeft verweerster het spreekrecht van klaagster ontnomen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2024:100 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-586/DH/DH

    Verzet ongegrond.