ECLI:NL:TGZCTG:2024:142 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2231

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2024:142
Datum uitspraak: 24-07-2024
Datum publicatie: 25-07-2024
Zaaknummer(s): C2023/2231
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager bezocht in september 2021 de huisarts in verband met pijnklachten aan zijn linkerhand. In eerste instantie dacht de huisarts aan een ontsteking en schreef hij pijnmedicatie/ontstekingsremmers voor. Enkele dagen later verwees de huisarts klager, in verband met verdenking panaritium, met spoed naar het ziekenhuis voor chirurgische beoordeling. Klager maakte daarna zelf een afspraak met een andere plastisch chirurg. Op verzoek van klager stelde de huisarts een verwijsbrief op naar deze plastisch chirurg. Na onderzoek in het ziekenhuis bleek dat er sprake was van een fractuur. Klager verwijt de huisarts dat hij niet de juiste medische zorg heeft verleend en klager niet tijdig heeft verwezen voor chirurgische hulp. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C20232231 van:

                                  A., wonende in B., appellant, klager in eerste aanleg,

                                   hierna: klager,

tegen                          

                                   C., huisarts, werkzaam in B., verweerder in beide instanties,

hierna: de huisarts, gemachtigde: mr. R. Kroes, werkzaam in Amsterdam.     

1. De zaak in het kort

Klager bezocht in september 2021 de huisarts in verband met pijnklachten aan zijn linkerhand. In eerste instantie dacht de huisarts aan een ontsteking en schreef hij pijnmedicatie/ontstekingsremmers voor. Enkele dagen later verwees de huisarts klager, in verband met verdenking panaritium, met spoed naar het ziekenhuis voor chirurgische beoordeling. Klager maakte daarna zelf een afspraak met een andere plastisch chirurg. Op verzoek van klager stelde de huisarts een verwijsbrief op naar deze plastisch chirurg. Na onderzoek in het ziekenhuis bleek dat er sprake was van een fractuur.          

2. Verloop van de procedure

2.1       Klager heeft op 29 november 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te ’s-Hertogenbosch een klacht ingediend tegen de huisarts. Bij beslissing van 11 oktober 2023, met nummer H2022/5186 heeft dat college de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van het Regionaal Tuchtcollege is als bijlage toegevoegd aan deze beslissing.

2.2       Klager heeft op tijd beroep ingesteld tegen deze beslissing. De huisarts heeft een verweerschrift in beroep ingediend.

2.3       De zaak is op de zitting van het Centraal Tuchtcollege van 19 juni 2024 behandeld. Klager, de huisarts en de gemachtigde van de huisarts waren op de zitting aanwezig. Klager heeft aan het begin van de zitting een notitie aan het college en de wederpartij overhandigd. Het Centraal Tuchtcollege heeft kennis genomen van de inhoud van deze notitie. De notitie is toegevoegd aan het dossier van het Centraal Tuchtcollege. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht.

3. De klacht

3.1       Klager stelt dat hij op 2 september 2021 in D. van de trap is gevallen en zijn pols heeft gebroken. Volgens klager heeft hij vervolgens op 3 september 2021 de huisarts bezocht, hem verteld dat hij zijn pols had gebroken en gevraagd om een verwijzing naar een chirurg.

3.2       Klager verwijt de huisarts dat hij:

a)         niet de medische hulp heeft verleend waar klager om vroeg;

b)         klager niet tijdig voor chirurgische hulp heeft verwezen.

3.3       Klager vraagt om schadevergoeding.              

4. Wat is er gebeurd?

4.1       Op 1 september 2021 ging klager naar de praktijk van de huisarts vanwege pijnklachten in zijn linkerhand. De huisarts verrichtte lichamelijk onderzoek bij klager, schreef pijnmedicatie voor en vroeg aanvullend bloedonderzoek aan. De huisarts noteerde het volgende in het dossier van klager:

01-09-2021

S

Sinds 2 dagen spontaan pijn aan de linkerhand. Kan vingers niet strekken of buigen

 

O

Hand links: actief flexie en extentie niet mogelijk. Bij passief strekken veel pijn bij buigpezen. Drukpijn volaire zijde pols. Temp. 37.4

 

E

Psoriasis

 

P

3dd 50 mg doclifenac

Lab: BSE, CRP en Leuko’s

Indien klachten vrijdag niet verminderd retour.

4.2       Klager heeft bloed laten prikken. Naar aanleiding van de uitslag van het bloedonderzoek (CRP43) schreef de huisarts klager op 3 september 2021 een antibioticum voor.

4.3       Op 7 september 2021 bezocht klager opnieuw het spreekuur van de huisarts. De huisarts heeft klager toen met spoed verwezen naar het ziekenhuis voor een chirurgische beoordeling in verband met verdenking panaritium (diepe infectie).

4.4       Klager nam op 14 september 2021 telefonisch contact op met de praktijk van de huisarts. Hij gaf aan een afspraak te hebben gemaakt bij een plastisch chirurg en vroeg de huisarts om een verwijzing. De huisarts stelde diezelfde dag een verwijzing voor de plastisch chirurg op. De huisarts heeft niet gecontroleerd of klager naar aanleiding van de verwijzing van 7 september 2021 in het ziekenhuis is gezien.

4.5       Op 15 september 2021 zijn er röntgenfoto’s gemaakt van de linkerhand en linkerpols van klager. Op die foto’s was geen fractuur zichtbaar.

4.6       Op 23 september is er een CT-scan gemaakt van de linkerhand van klager en is er een fractuur vastgesteld.  

Oordeel Regionaal Tuchtcollege          

4.7       Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.

4.8       Ten aanzien van klachtonderdeel a heeft het Regionaal Tuchtcollege overwogen dat klager geen concrete onderbouwing heeft gegeven voor zijn stelling dat de huisarts niet de juiste medische hulp aan hem heeft verleend. Het Regionaal Tuchtcollege heeft hier ook in de stukken geen aanknopingspunten voor gevonden terwijl het standpunt van de huisarts dat hij adequate zorg heeft verleend door het medisch dossier wordt ondersteund. Het Regionaal Tuchtcollege acht het verwijt van klager daarom niet terecht.

4.9       Ten aanzien van klachtonderdeel b heeft het Regionaal Tuchtcollege overwogen dat vast staat dat de huisarts klager op 7 september 2021, nadat het eerder ingezette beleid niet tot verbetering had geleid, naar het ziekenhuis heeft verwezen voor een chirurgische beoordeling. Dat gebeurde dus binnen een week na het eerste consult van klager. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat daarom niet gesteld kan worden dat de verwijzing niet tijdig is geweest.

4.10     Voor de volledige beslissing en de overwegingen van het Regionaal Tuchtcollege verwijst het Centraal Tuchtcollege naar de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege in de bijlage.

5. Het oordeel van het Centraal Tuchtcollege

5.1       Het Centraal Tuchtcollege bespreekt het beroep hierna. De conclusie is dat klager ontvankelijk is in zijn beroep en dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond heeft verklaard.

Omvang van het beroep

5.2       Klager wil met zijn beroep bereiken dat het Centraal Tuchtcollege zijn klacht in volle omvang (her)beoordeelt en in beroep alsnog gegrond verklaart.

5.3       De huisarts heeft verweer gevoerd. De huisarts stelt zich primair op het standpunt dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het beroep omdat de beroepsgronden onvoldoende (duidelijk) zijn gemotiveerd. Subsidiair meent de huisarts dat het beroep van klager moet worden verworpen.   

Ontvankelijkheid beroep

5.4       Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege bevat het beroepschrift van klager de gronden van beroep zoals vereist op grond van artikel 73 lid 2 van de Wet op de beroepen de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) j.o. artikel 19 lid 1 Tuchtrechtbesluit Wet BIG. Tegen die beroepsgronden heeft de huisarts ook verweer gevoerd. Klager wordt daarom ontvangen in het beroep.

Toetsingskader

5.5       Bij de tuchtrechtelijke beoordeling van het handelen van de huisarts gaat het om de vraag of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelend huisarts. Daarbij wordt gekeken naar wat in zijn beroepsgroep de norm of standaard is. Het gaat om wat de huisarts ten tijde van de behandeling bekend was en bekend kon zijn. Kennis achteraf mag daarbij geen rol spelen, omdat de huisarts die kennis op het moment van handelen ook niet had.         

Inhoudelijke beoordeling

5.6       Klager ervaart nog altijd forse klachten aan zijn linkerhand. Klager kan hierdoor zijn beroep niet meer uitoefenen. De impact van de klachten op het leven van klager is groot.

Klachtonderdeel a) geen medische hulp

5.7       Klager stelt dat hij op 3 september 2021 de huisarts heeft bezocht, heeft meegedeeld dat zijn pols gebroken was en heeft gevraagd om een verwijzing naar een chirurg. De huisarts geeft aan dat hij klager op 1 september 2021 heeft gezien in verband met spontane pijn aan de linkerhand en dat klager nooit kenbaar heeft gemaakt dat hij van de trap zou zijn gevallen of heeft gesproken over een breuk.

5.8       Net als het Regionaal Tuchtcollege kan het Centraal Tuchtcollege in de stukken geen aanknopingspunten vinden voor het standpunt van klager dat hij naar aanleiding van een val van een trap naar de huisarts is gegaan en dat de huisarts heeft gezegd dat hij meende dat hij ten gevolge van de val zijn pols had gebroken. De huisarts heeft dit betwist en zijn visie op de gang van zaken wordt door het medisch dossier ondersteund terwijl klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat het medisch dossier niet klopt.

5.9       Het Centraal Tuchtcollege gaat er daarom op basis van het dossier en de mondelinge toelichting tijdens de zitting van uit dat de huisarts niet op de hoogte was van de val van klager. Op basis van de door klager gepresenteerde klachten heeft de huisarts het juiste beleid ingezet. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel b) geen tijdige verwijzing naar chirurg

5.10     Klager verwijt de huisarts dat hij klager niet direct heeft verwezen naar een chirurg en dat hij uiteindelijk zelf een plastisch chirurg heeft moeten benaderen. Uit het medisch dossier blijkt dat de huisarts klager op 7 september 2021 met spoed naar het ziekenhuis heeft verwezen voor een beoordeling van de klachten door een chirurg. De huisarts heeft hier tijdens zitting aan toegevoegd dat het zijn ervaring is dat een doordeweekse spoedbeoordeling in het ziekenhuis altijd binnen 24 uur plaatsvindt. Dat klager niet bij de chirurg is geweest en tot het moment waarop hij (op

14 september 2021) om een verwijzing naar een plastisch chirurg vroeg niet opnieuw contact heeft gezocht met de huisarts is spijtig, maar kan de huisarts niet verweten worden. Met het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat niet kan worden gesteld dat de huisarts niet tijdig heeft doorverwezen voor chirurgische hulp. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Schadevergoeding

5.11     Wat betreft de wens van klager om in aanmerking te komen voor een schadevergoeding merkt het Centraal Tuchtcollege op dat de Wet BIG niet in de vergoeding van schade voorziet. Het Centraal Tuchtcollege is, ook bij een gegronde klacht, niet bevoegd schadevergoeding toe te kennen.

Conclusie
5.12     Het Centraal Tuchtcollege komt tot de conclusie dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht ongegrond heeft verklaard. Dit betekent dat het beroep van klager wordt verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: Z.J. Oosting, voorzitter; B.F.M. Frederiks en

R.A. van der Pol, leden-juristen en C.A. Lindeboom en W. de Ruijter, leden-beroepsgenoten en K.M. ten Pas, secretaris.

Uitgesproken ter openbare zitting van 24 juli 2024.

                        Voorzitter   w.g.                       Secretaris w.g.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

’s-HERTOGENBOSCH

Beslissing in raadkamer van 11 oktober 2023 op de klacht van:

A., wonende in B., klager,

tegen

C., huisarts, werkzaam in B., verweerder, hierna ook: de huisarts,

gemachtigde: mr. R. Kroes, werkzaam in Amsterdam.

1. Waar gaat de zaak over?

1.1   In verband met pijnklachten aan zijn linkerhand bezocht klager in september 2021 de huisarts. In eerste instantie schreef de huisarts pijnmedicatie voor. Enkele dagen later verwees hij klager naar het ziekenhuis voor zowel echo-onderzoek als een chirurgische beoordeling. Ook vond een verwijzing naar de plastisch chirurg plaats. Na onderzoek in het ziekenhuis bleek dat er sprake was van een fractuur. Klager verwijt de huisarts dat hij niet de juiste medische zorg heeft verleend en klager niet tijdig heeft verwezen voor chirurgische hulp. De huisarts is van mening dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

1.2   Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
 

2. De procedure

2.1   Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

het klaagschrift met de bijlage, gedateerd 26 november 2022, ontvangen op

29 november 2022;

de brief van de secretaris aan klager van 2 maart 2023;

het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;

het verweerschrift met de bijlagen;

de brief van de gemachtigde van de huisarts van 13 juni 2023 met de bijlage.

2.2   De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3   Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. 

3. Wat is er gebeurd?

3.1   Op 1 september 2021 ging klager, geboren in 1966, naar de praktijk van de huisarts vanwege pijnklachten in zijn linkerhand. De huisarts verrichte lichamelijk onderzoek bij klager, schreef pijnmedicatie voor en vroeg aanvullend bloedonderzoek aan. Naar aanleiding van de uitslag van het bloedonderzoek, schreef de huisarts klager een antibioticum voor.
 

3.2   Op 6 september 2021 verzocht klager telefonisch om een verwijzing voor echo-

onderzoek. De huisarts schreef deze uit op 7 september 2021. Diezelfde dag werd klager opnieuw door de huisarts gezien. Hij verwees klager met spoed naar het ziekenhuis voor een chirurgische beoordeling.

3.3   Op 14 september 2021 nam klager telefonisch contact met de huisarts op. Hij gaf aan een afspraak te hebben gemaakt bij een plastisch chirurg en vroeg de huisarts om een verwijzing. De huisarts stelde diezelfde dag een verwijzing voor de plastisch chirurg op.

3.4   De plastisch chirurg vroeg vervolgens aanvullend radiologisch onderzoek aan. Op de röntgenfoto van 15 september 2021 waren geen fracturen zichtbaar. Op 23 september 2021 werd op een CT-scan een fractuur van een van de handwortelbeentjes en het middenhandsbeentje geconstateerd. Klager werd geopereerd.

4. De klacht

4.1   Klager verwijt de huisarts dat hij:

a) niet de medische hulp heeft verleend waar klager om vroeg;

b) klager niet tijdig voor chirurgische hulp heeft verwezen.

4.3   De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.4   Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college

5.1

Welke criteria gelden bij de beoordeling?

5.2   De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

5.3   Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Klachtonderdeel a) geen medische hulp

5.4   Klager geeft geen concrete onderbouwing voor de stelling dat de huisarts niet de juiste medische hulp aan hem heeft verleend. Het college heeft in de stukken ook geen aanknopingspunt hier voor gevonden. Het standpunt van de huisarts, dat hij adequate medische zorg heeft gegeven, wordt daarentegen door het medisch dossier ondersteund. De huisarts heeft klager gezien, onderzocht, aanvullend bloedonderzoek laten doen en medicatie voorgeschreven. Dit verwijt van klager is dan ook niet terecht.

Klachtonderdeel b) geen tijdige verwijzing naar chirurg

5.5   Ook dit verwijt is onterecht. Het staat vast dat de huisarts klager op 7 september 2021 naar het ziekenhuis heeft verwezen voor een chirurgische beoordeling, nadat het eerdere ingezette beleid niet tot verbetering had geleid. Dat gebeurde dus binnen een week na het eerste consult van klager. Daarom kan niet gesteld worden dat deze verwijzing niet tijdig is geweest. Op 14 september 2021 volgde bovendien, op verzoek van klager, nog een verwijzing naar de plastisch chirurg.
Slotsom

5.6   Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

5.7   Het verzoek om schadevergoeding laat het college buiten beschouwing omdat het daarin geen bevoegdheid heeft.

6. De beslissing

De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
 

Deze beslissing is gegeven op 11 oktober 2023 door R.A. Steenbergen voorzitter,

M. van Mesdag en B.C.A.M. van Casteren-van Gils, leden-beroepsgenoten,
bijgestaan door M. van der Hart, secretaris en uitgesproken door

K.A.J.C.M. van den Berg-Jeths-van Meerwijk, voorzitter op 11 oktober 2023.


secretaris  w.g.                                                           voorzitter  w.g.