Zoekresultaten 3361-3380 van de 3615 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:319 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-162/AL/MN/D

    Dekenbezwaar over voormalig advocaat. De preliminaire verweren tot niet-ontvankelijkverklaring van de deken worden door de raad verworpen. Zo ook het verweer dat de lokale deken volgens verweerder in een e-mail van 3 februari 2022 afstand zou hebben gedaan van het recht om later nog een dekenbezwaar in te dienen. De raad begrijpt die e-mail zo dat de toenmalige deken de op 31 januari 2022 tussen de Algemene Raad van de NOvA en verweerder gemaakte afspraken namens de Algemene Raad heeft bevestigd. Die afspraken waren, daar zijn de deken en verweerder het over eens, dat de Algemene Raad de klacht zou intrekken na uitschrijving van verweerder en de Algemene Raad daarna geen klacht meer over verweerder zou indienen en dat daarna lopende of nieuwe klachten over verweerder door de lokale deken nog onderzocht zouden worden. De raad volgt verweerder niet in het verdere standpunt dat deze tussen de Algemene Raad van de NOvA en verweerder gemaakte afspraak óók zou gelden voor de lokale deken, die als afgeleid orgaan van de NOvA zou moeten worden gezien. De lokale deken is geen van de NOvA afgeleid orgaan, maar heeft een eigen positie met eigen, in de wet verankerde bevoegdheden, waaronder het indienen van een dekenbezwaar over een advocaat. Dat voornoemde e-mail wellicht wat minder gelukkig geformuleerd is, kan de raad aan verweerder toegeven, maar dat betekent niet dat de voormalige deken, gelet op de hiervoor geschetste context, afstand heeft gedaan van het recht als lokale deken om een dekenbezwaar over verweerder in te dienen. Daarom stond de tussen de Algemene Raad van de NOvA en verweerder gemaakte afspraak niet in de weg aan de indiening van dit dekenbezwaar. Van vermeende strijdigheid met het ne bis in idem-beginsel althans het vertrouwensbeginsel is dan ook geen sprake. De raad oordeelt het dekenbezwaar gegrond. Verweerder heeft, gezien zijn onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 5,5 jaar voor zeer ernstige strafbare feiten begaan als advocaat, absoluut ongeoorloofd gehandeld en evident niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet. Ook heeft hij in strijd gehandeld met de in de Voda genoemde onderzoeksplicht en gedragsregel 11 geschonden. Daarnaast heeft verweerder met zijn handelen op zeer ernstige wijze de kernwaarden onafhankelijkheid, integriteit en geheimhouding geschonden als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet. Doordat verweerder tijdens de rechtsbijstand van zijn gedetineerde cliënt bovendien zijn wettelijke privileges als advocaat heeft misbruikt, heeft dat geleid tot aangescherpte maatregelen onder meer in de EBI. Het handelen van verweerder heeft niet alleen een ernstige impact en negatieve afstraling op de eigen beroepsgroep gehad, maar ook maatschappelijk tot veel onrust geleid over de bijzondere rechtspositie van een advocaat die volgens de huidige regels ook eigen familie mag bijstaan. Dat dit laatste punt zowel binnen als buiten de beroepsgroep tot vragen leidt is begrijpelijk omdat in deze zaak is komen vast te staan dat verweerder, door de rechtsbijstand aan zijn gedetineerde neef, ook de kernwaarde onafhankelijkheid op ernstige wijze heeft geschonden. Alhoewel verweerder al is uitgeschreven van het tableau rechtvaardigt de ernst van zijn gedragingen naar het oordeel van de raad nog maar één maatregel en dat is schrapping van het tableau.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:101 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/727237 / DW RK 22/473

    Klacht gegrond, maatregel van berisping opgelegd en veroordeling in proceskosten. De gerechtsdeurwaarder blijft klaagster aanschrijven over het ontbreken van een energieovereenkomst, terwijl klaagster meermalen heeft aangegeven dat de betreffende energiemeter niet bij haar in de garage zit. De gerechtsdeurwaarder heeft in dit geval niet gehandeld zoals een goed gerechtsdeurwaarder betaamt.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:189 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4532

    Klacht tegen een bedrijfsarts. Klaagster heeft drie consulten gehad met de bedrijfsarts in verband met een ziekmelding voor haar werk. Klaagster is – kort samengevat – van mening dat de bedrijfsarts zich tijdens de consulten en ook daarbuiten erg onprofessioneel heeft opgesteld. Klaagster vindt dat zij onheus door de bedrijfsarts is bejegend en dat hij tot een verkeerd medisch advies gekomen is op basis van onvoldoende informatie. Het college deelt de verwijten niet en verklaart de klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:256 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-618/DH/DH/D

    Dekenbezwaar. Belemmering van de deken in diens toezichthoudende rol. Verweerster heeft langdurig niet voldaan aan de verplichting om alle gevraagde informatie aanstonds aan de deken te verstrekken, ondanks herhaalde verzoeken. De wel aangeleverde gegevens waren bovendien deels onjuist. Verweerster heeft daarnaast twee jaar op rij niet aan haar opleidingsverplichtingen gedaan of de eerdere tekorten in te halen. Onvoorwaardelijke schorsing van 26 weken.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:168 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1831

    Klacht tegen mdl-arts. Klagers zijn de kinderen van patiënte. Patiënte is in de zomer van 2021 tien dagen opgenomen geweest vanwege persisterend braken. Zij is in het ziekenhuis overleden. Klagers waren op het moment van overlijden niet bij patiënte. Klagers verwijten de mdl-arts dat hij als hoofdbehandelaar niets met de diagnose hydrops galblaas heeft gedaan en deze diagnose ook niet heeft gecommuniceerd met de familie, tegen de afspraak in niet heeft gebeld toen er met morfine werd gestart, de familie niet heeft geïnformeerd dat de gezondheidstoestand van patiënte drie dagen voor het overlijden al slecht was en labuitslagen heeft aangepast en verwijderd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de klacht kennelijk ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klagers ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2023:22 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/19

    Tweede klacht tegen (inmiddels oud-)notaris niet-ontvankelijk wegens ne bis in idem. Gelet op de inhoud van de tweede klacht heeft de oud-notaris in redelijkheid mogen menen dat met het onherroepelijk worden van de beslissing op de eerste klacht de zaak tuchtrechtelijk was afgedaan.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:145 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-583/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Verweerder heeft niet voldoende regie genomen. Het aannemen van een passieve houding bij een cliënt die zelf actief stappen onderneemt is mogelijk, maar dan moet de advocaat daarover duidelijk zijn met de cliënt. Verweerder is zijn gedane toezeggingen niet nagekomen. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:250 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-334/DH/DH

    Raadsbeslissing. Klacht van erfgenamen tegen advocaat wederpartij. Verweerster heeft in het verleden opgetreden voor de (inmiddels overleden) vader van klaagsters. Nu treedt verweerster op tegen de erfgenamen. Klaagsters kunnen niet worden aangemerkt als (oud-)cliënten. Hoewel het ongemak van klaagster invoelbaar is, is er geen sprake van (schijn van) belangenverstrengeling. Fundamentele belang dat een cliënt niet lichtvaardig van de vrije advocaatkeuze mag worden afgehouden, is doorslaggevend. Klacht ongegrond. Ook klacht over onnodig grieven ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:102 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/723674 / DW RK 22/371 MdV/WdJ

    Klacht gegrond, maatregel van berisping opgelegd en veroordeling in de proceskosten. De gerechtsdeurwaarder heeft niet tijdig op e-mailberichten gereageerd en heeft de klacht van klaagster in het verweerschrift als “non klacht” aangemerkt.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:169 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1832

    Klacht tegen een kliniekarts. Klagers zijn de kinderen van patiënte. Patiënte is in de zomer van 2021 tien dagen opgenomen geweest vanwege persisterend braken. Zij is in het ziekenhuis overleden. Klagers waren op het moment van overlijden niet bij patiënte. De arts is voor het eerst betrokken geraakt bij de behandeling van de patiënte in de avond voorafgaand aan het overlijden. Klagers verwijten de arts dat hij de melding van de verpleegkundige over de verdere achteruitgang van patiënte niet aan klagers heeft gecommuniceerd en de slechte controles heeft genegeerd, niet heeft gemeld dat er gestart zou worden met morfine en daar ook geen opdracht voor heeft gegeven aan de verpleegkundige en de lab-uitslagen heeft aangepast en verwijderd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de klacht kennelijk ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klagers ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2023:19 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4929

    Klaagster is in het kader van verplichte zorg opgenomen geweest in een zorginstelling. Verweerster is bij deze instelling werkzaam als waarnemend geneesheer-directeur. Klaagster maakt verweerster in die hoedanigheid verschillende verwijten. Het college verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2023:320 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-727/AL/OV/D

    Dekenbezwaar (en op de zitting ingetrokken 60b-verzoek, omdat verweerder zich net voor de zitting heeft uitgeschreven als advocaat). Naar het oordeel van de raad heeft verweerder, die geen verweer heeft gevoerd, niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet. Daarnaast heeft hij in strijd gehandeld met de bepalingen in de Verordening op de advocatuur (Voda) die zien op het voeren van een gedegen kantoororganisatie. Ondanks de meermaals door de deken aan verweerder geboden gelegenheid heeft verweerder na het kantoorbezoek in april 2022 niet de vereiste informatie aan de deken aangeleverd. Verweerder heeft uitstelgedrag vertoond en is zijn toezeggingen aan de deken telkens niet nagekomen. Daardoor en door zich vanaf enig moment bovendien voor de deken onbereikbaar te houden, heeft hij de deken op ernstige wijze gefrustreerd in haar toezichthoudende taak (gedragsregel 29). Daarnaast heeft verweerder naar het oordeel van de raad gehandeld in strijd met de kernwaarden onafhankelijkheid, deskundigheid en financiële integriteit (artikel 10a Advocatenwet). De raad maakt zich ernstig zorgen over de financiële situatie en in het bijzonder over de financiële integriteit van verweerder die veel schulden heeft en daarover in procedures is verwikkeld. Verweerder heeft daarover geen openheid willen geven aan de deken. Deze ernstige feiten, in combinatie met de de eerdere tuchtrechtelijke uitspraken over verweerder die ook met financiële tekortkomingen van zijn kant te maken hebben, rechtvaardigt nu de maatregel van schrapping.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:190 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6492

    Klacht tegen een bedrijfsarts. Klaagster is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. De bedrijfsarts heeft een verklaring opgesteld over het arbeidsvermogen van de ex-partner van klaagster. Deze verklaring is door de ex-partner ingebracht in de echtscheidingsprocedure. Tussen klaagster en de bedrijfsarts is geen sprake van een arts-patiëntrelatie. Ook worden in de verklaring geen uitlatingen over klaagster gedaan. De klacht heeft betrekking op de inhoud van de verklaring en de wijze van totstandkoming daarvan. De voorzitter verklaart klaagster kennelijk niet-ontvankelijk omdat zij geen rechtstreeks belanghebbende is.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:146 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-259/DB/OB

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2023:237 Hof van Discipline 's Gravenhage 230318

    Hoger beroep tegen een ongegrond verklaard verzet. Geen schending fundamentele rechtsbeginselen. Niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:251 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-355/DH/DH

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:191 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5484

    Na de verwijdering van een deel van de dunne darm van klaagster traden (postoperatief) complicaties op. Verweerder is de chirurg die de operatie uitvoerde. Klaagster verwijt verweerder dat hij onzorgvuldig is geweest bij het noteren van de hoeveelheid bloedverlies en dat hij niet heeft geanticipeerd op de gevolgen van het bloedverlies. Het college oordeelt dat de klacht kennelijk ongegrond is.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:170 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1833

    Klacht tegen een verpleegkundige. Klagers zijn de kinderen van patiënte. Patiënte is in de zomer van 2021 tien dagen opgenomen geweest vanwege persisterend braken. Zij is in het ziekenhuis overleden. Klagers waren op het moment van overlijden niet bij patiënte. Klagers verwijten de verpleegkundige dat hij niet gecommuniceerd heeft dat er een order voor morfine was aangevraagd, de achteruitgang van patiënte wel heeft gemeld aan de kliniekarts, maar niet besproken heeft met de familie en de lab-uitslagen heeft aangepast en verwijderd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de klacht kennelijk ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klagers ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2023:147 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-507/DB/LI

    Raadsbeslissing. De klachtonderdelen 1, 2 en 4 hebben betrekking op het optreden van verweerder ten opzichte van klager als derde en zijn ongegrond. Klachtonderdeel 3 ziet op het verwijt dat verweerder zich in een processtuk onnodig grievend over klager heeft uitgelaten door hem te kwalificeren als leugenaar die zich vanaf het begin heeft schuldig gemaakt aan bedrieglijke praktijken. Dit onderdeel van de klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij en is eveneens ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2023:20 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4928

    Klaagster is in het kader van verplichte zorg opgenomen geweest in een zorginstelling. Verweerster is bij deze instelling werkzaam als geneesheer-directeur. Klaagster maakt verweerster in die hoedanigheid verschillende verwijten. Het college verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.