ECLI:NL:TADRSGR:2023:251 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-355/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2023:251
Datum uitspraak: 18-12-2023
Datum publicatie: 18-12-2023
Zaaknummer(s): 23-355/DH/DH
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 18 december 2023 in de zaak 23-355/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 2 augustus 2023 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 21 januari 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 17 mei 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K018 2023 van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 2 augustus 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op diezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4    Op 21 augustus 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum ontvangen.
1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 13 november 2023. Daarbij waren  klager en verweerder in persoon aanwezig. 
1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de nagekomen stukken van 7 oktober 2023 en 9 oktober 2023, met de daarbij gevoegde bijlagen.

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
a)    De voorzitter heeft niet alle door klager ingediende documenten betrokken bij de beoordeling. Klager eist dat alle door hem genoemde documenten en de inhoudsopgave retour gestuurd worden, voorzien van een paraaf van de voorzitter en de griffier op elke pagina;
b)    De voorzitter heeft weinig tot niets gedaan met:
-    item 5-35 van de inhoudsopgave;
-    item 30-V-4;
-    de bewijsstukken uit item 6-2, zoals ook genoemd in item 5-20. De bewijsstukken zijn ook te vinden in item 4-3, 5-2-12, 5-30, 5-35 en 44-1;
-    item 3-20 en 3-22;
-    item 61-138;
-    item 61-110-1 en 61-110-2;
-    klagers weerleggingen uit document 6-2 van de grote onwaarheden uit document 6-1;
-    item 3-07 en 3-8 over artikel 7:755 van het Burgerlijk Wetboek;
-    item 61-170-1;
-    item 61-75 en de bijlagen 75-1, 75-2, 75-3 en 75-4;
-    item 3-15-2 en 3-32-1;
-    item 61-95 en de weerlegging daarvan in item 6-2
-    item 56-20;
-    item 61-159;
-    item 28-S-1;
-    item 61-8;
-    61-330-1
-    en alle andere documenten en e-mails die naar de deken zijn gestuurd, net als de documenten die klager te laat zou hebben ingediend.
c)    Klager vindt het bijzonder dat de voorzitter letterlijk teksten uit de door hem ingebrachte stukken heeft opgenomen in de beslissing, maar daarbij niet aangeeft dat dit letterlijk is overgenomen;
d)    Klager vindt het heel raar dat de voorzitter het verweer van verweerder met één simpele regel heeft weergegeven;
e)    Het oordeel in overweging 4.3 dat klager heeft nagelaten om te concretiseren en te onderbouwen wat niet aan de orde is geweest tijdens de bespreking van 13 april 2022 is onjuist, omdat klager dat heeft beschreven in item 1.5, 6-2 en 5-35;
f)    De voorzitter hanteert onterecht het woord “traject” in overweging 4.3, omdat dit de indruk geeft dat er een lange weg aan vooraf is gegaan maar dat was niet het geval;
g)    De voorzitter neemt woorden over die afkomstig zijn van verweerder;
h)    Klager verzoekt de raad om de vaststellingsovereenkomst met zijn wederpartij ongedaan te maken.
2.2    Tegen de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING
4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2    De kern van het verzet komt erop neer dat klager het niet eens is met de in de voorzittersbeslissing neergelegde ongegrondverklaring van zijn klacht. In dat verband wijst hij op vele door hem ingediende documenten. Voor zover klager opkomt tegen de in de voorzittersbeslissing vastgestelde feiten, geldt dat het in een beslissing niet noodzakelijk is dat alle naar voren gebrachte feiten volledig worden weergegeven; een zakelijke opgave van de voor de beslissing meest relevante feiten volstaat. Het staat de voorzitter daarom vrij om uit de gepresenteerde producties die feiten te putten die voor de beoordeling van belang zijn (vergelijk HvD 17 oktober 2016, ECLI:NL:TAHVD:2016:182, onder 5.11). Dat klager alle door hem naar voren gebrachte feiten relevant vindt, maakt niet dat de voorzitter diezelfde weging maakt of dat die weging daardoor onjuist is. Klager heeft voorts niet gesteld (en de raad is ook niet gebleken) dat de door de voorzitter vastgestelde feiten onjuist zijn.
4.3    Voor zover klager opkomt tegen de inhoudelijke beoordeling, leidt dit evenmin tot een gegrond verzet. Gesteld, noch gebleken is dat de voorzitter een verkeerde maatstaf heeft toegepast. Het verzet van klager komt ook op dit punt in de kern erop neer dat klager zich niet kan verenigen met het oordeel in de voorzittersbeslissing, maar dat klager het hier niet mee eens is maakt dit oordeel nog niet onjuist. Het verzet is ook op dit punt ongegrond en leidt niet tot een andere uitkomst.
4.4    Dat in de voorzittersbeslissing op onderdelen volledig de teksten van klager zijn overgenomen maakt het verzet niet gegrond. De raad stelt vast dat de van klager overgenomen teksten citaten betreffen, die als zodanig zijn aangeduid met aanhalingstekens en cursieve tekst. Waar klager opkomt tegen de door de voorzitter overgenomen bewoordingen van verweerder geldt dat de voorzitter in zoverre het standpunt van verweerder weergeeft, hetgeen evenmin leidt tot een gegrond verzet.  Verder staat het de voorzitter vrij om te putten uit de ingebrachte processtukken, ook als die van verweerder afkomstig zijn. Vanuit het beginsel van hoor en wederhoor dient immers naar de standpunten van beide partijen te worden geluisterd. 
4.5    Klager verzoekt tot slot om een kopie van het dossier, voorzien van een paraaf van de voorzitter en de griffier op iedere pagina.  Daargelaten dat klager voor een dergelijk verzoek geen enkele wettelijke grondslag aandraagt, laat klager na om toe te lichten hoe en waarom het ontbreken van de gevraagde paragrafen meebrengt dat zijn verzet tegen de voorzittersbeslissing gegrond zou moeten worden verklaard.
4.6    De raad begrijpt het door klager (ook tijdens de zitting) uitgedragen standpunt aldus dat het hem in wezen erom gaat dat de op 13 april 2022 met de hulp van verweerder tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst met zijn voormalige opdrachtgever [naam] B.V.  ongedaan wordt gemaakt. Klager verzoekt dat ook expliciet aan de raad. De raad is echter niet bevoegd om te oordelen over een vaststellingsovereenkomst met een derde, noch wat betreft de inhoud ervan, noch wat betreft de wijze waarop die tot stand is gekomen.  Die overeenkomst is aangegaan met [naam] B.V. en niet met verweerder. Uit de door klager in het geding gebrachte stukken of het verhandelde ter zitting is de raad overigens niet gebleken dat verweerder bij de door hem in het kader van deze vaststellingsovereenkomst verleende rechtsbijstand  tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. 
4.7    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, voorzitter, mrs. G. Sarier, M.A.M. Wagemakers, F.G.L. van Ardenne en A.N. Kampherbeek, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 december 2023.