ECLI:NL:TAHVD:2023:237 Hof van Discipline 's Gravenhage 230318

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2023:237
Datum uitspraak: 15-12-2023
Datum publicatie: 18-12-2023
Zaaknummer(s): 230318
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Hoger beroep tegen een ongegrond verklaard verzet. Geen schending fundamentele rechtsbeginselen. Niet-ontvankelijk.

Beslissing van 15 december 2023

in de zaak 230318

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1 DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1  Het hof verwijst naar de beslissing van 3 juli 2023 van de voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort ’s-Hertogenbosch (zaaknummer: 23-307/DB/LI). In deze beslissing is de klacht van klager gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is onder nummer ECLI:NL:TADRSHE:2023:81 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

1.2 Klager heeft tegen deze beslissing verzet ingesteld. De raad heeft in een beslissing van 23 oktober 2023 het verzet van klager ongegrond verklaard (hierna: de beslissing op verzet). De beslissing op verzet is onder nummer ECLI:NL:TADRSHE:2023:116 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF 

2.1 Het hoger beroepschrift van klager tegen de beslissing op verzet is op 26 oktober 2023 ontvangen door de griffie van het hof. Verder bevat het dossier van het hof de stukken van de raad.

  2.2 De zaak is in raadkamer behandeld.

3 BEOORDELING

3.1 Het beroep van klager is gericht tegen de beslissing op verzet.

maatstaf

3.2 Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld tegen een beslissing van de raad waarbij het verzet tegen een voorzittersbeslissing niet-ontvankelijk of ongegrond is verklaard. Er kan een uitzondering op deze regel worden gemaakt als de procedure bij de raad geen eerlijk proces is geweest. Daarvan kan sprake zijn als bij de behandeling van het verzet door de raad een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. In dat geval kan het appelverbod worden doorbroken. Het hof zal onderzoeken of daarvan sprake is.

beroepschrift

​​​​​​​3.3 Het beroepschrift van klager luidt als volgt:

“beroepschrift jegens uitspraak op verzet 23-307/DB/LI van 23-10-2023 raad van discipline middels handhaving reeds eerder weergegeven alsook hiernavolgende gronden: primair wordt stelselmatig(misbruik) door vervangende- of voorzitters onjuist toepassing gegeven aan advocatenwet art. 46G 1e lid alsook art. 46J met uitsluiting standaard zitting in omstandigheid dat verzoeken zijn gedaan aan advocaten tot vertegenwoordiging de openstaande belangen van de rechtsbijstandsbenodige in combinatie WRB art. 24.4(aanwezige toevoeging)waarvan bij weigering en/of nalaten binnen 3 jaar nadat het verzoek is gedaan klacht is ingediend.

De beslissing van de voorzitter alsook raad van discipline zijn inhoudelijk- en onevenredig door met ontbreken van feitelijke inhoudelijk beargumentering uiting te geven aan regulering van de nederlandse advocatenwet echter de nederlandse Wet Rechtsbijstand art. 24.4 te grabbel te gooien welke overeenkomstig is die van artikel 13.3 advocaten wet met het verschil de verplichting tot art. 24.4 vrijwillig is aangegaan. Met een immer openstaand belang worden in opvolging van de beslissing van de raad van discipline de belangen in combinatie WRB art. 24.4 niet vertegenwoordigd en daarmee vertrouwen in de dienstverlenende advocatuur geschaad en daarmee niet zoals voorgehouden middels de nederlandse wetgever. De beslissing van de raad 23-10-2023 is inzake hetzelfde onderwerp zijnde niet nakomen WRB art. 24.4 onevenredig met die van zaaknr. 230200 en 230282 in behandeling bij het hof van discipline.

Klager ontvangt overbruggende bijstandsuitkering. Middels de wetgever wordt na 01-01-2015 algemeen tot heden niet voorzien in vrijstelling/ betalingsonmacht griffierecht alsook daartoe bijzondere bijstand. Klager heeft dus met minimaal inkomen gedwongen Euro 50,- griffierecht voldaan alsook geen faciliteit aanwezig is van voorfinanciering reiskosten. Beginsel is dat klager aanwezig wil zijn op zitting en daarmee het verzoek gedaan 2 zaken op dezelfde dag te behandelen. Dat is geweigerd alsook telefonisch deel te kunnen nemen aan zitting. Klager heeft naar beperkte faciliteiten ondubbelzinnig pleitschrift ingediend.

De inhoudelijke gronden van de klacht blijven gehandhaafd. Binnen 3 jaar na het gedane verzoek 29-11-2022 is geklaagd inzake weigerende dienstverlening in combinatie WRB art. 24.4(gelijk aan advocatenwet art. 13.3 ). Zonder wederbericht gaat aanklager ervanuit het volledige klachtdossier beschikbaar wordt gesteld aan hof van discipline.”

overwegingen hof

​​​​​​​3.4 Het hof begrijpt uit het beroepschrift dat klager het met beslissing van de voorzitter en vervolgens de verzetsbeslissing van de raad niet eens is. Het hof begrijpt de bezwaren van klager aldus dat deze zien op de inhoudelijke beoordeling van de klacht tegen verweerster. Deze bezwaren raken niet aan fundamentele rechtsbeginselen, zoals schending van hoor en wederhoor of een eerlijke en onpartijdige behandeling. Voor zover klager heeft beoogd te stellen dat sprake is van schending van fundamentele rechtsbeginselen, heeft hij dat standpunt in zijn hierboven onder 3.3 weergegeven beroep onvoldoende duidelijk en ondubbelzinnig onderbouwd. Bezwaren die zien op de inhoudelijke beoordeling leveren naar vaste jurisprudentie geen grond op voor doorbreking van het appelverbod (vergelijk: HvD 28 augustus 2017, ECLI:NL:TAHVD:2017:168, ECLI:NL:TAHVD:2017:169 en HR 23 juni 1995, NJ 1995/661).

slotsom

​​​​​​​3.5 De slotsom is dat de gronden voor doorbreking van het appelverbod falen. Klager kan dan ook niet in hoger beroep worden ontvangen.

4 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

​​​​​​​4.1 verklaart het beroep van klager niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. J.D. Streefkerk en R.N.E. Visser, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2023.

griffier                                                 voorzitter             

De beslissing is verzonden op 15 december 2023 .