ECLI:NL:TGZRZWO:2023:190 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6492

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2023:190
Datum uitspraak: 08-12-2023
Datum publicatie: 18-12-2023
Zaaknummer(s): Z2023/6492
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een bedrijfsarts. Klaagster is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. De bedrijfsarts heeft een verklaring opgesteld over het arbeidsvermogen van de ex-partner van klaagster. Deze verklaring is door de ex-partner ingebracht in de echtscheidingsprocedure. Tussen klaagster en de bedrijfsarts is geen sprake van een arts-patiëntrelatie. Ook worden in de verklaring geen uitlatingen over klaagster gedaan. De klacht heeft betrekking op de inhoud van de verklaring en de wijze van totstandkoming daarvan. De voorzitter verklaart klaagster kennelijk niet-ontvankelijk omdat zij geen rechtstreeks belanghebbende is.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG ZWOLLE

Voorzittersbeslissing kennelijk niet-ontvankelijk

Beslissing d.d. 8 december 2023 naar aanleiding van de op 27 oktober 2023 bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle ingekomen klacht van

A, wonende te B,

klaagster

-tegen-

C,

bedrijfsarts,

werkzaam te D,

verweerder

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

  • het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 27 oktober 2023;
  • de brief van de secretaris van 14 november 2023;
  • het aanvullende klaagschrift, ontvangen op 23 november 2023.
  •  

2. DE KLACHT

Klaagster is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. In het kader van de alimentatieprocedure heeft de ex-partner van klaagster een verklaring over zijn arbeidsvermogen laten opstellen door de bedrijfsarts.

Klaagster verwijt de bedrijfsarts – samengevat – dat hij onprofessioneel en onzorgvuldig heeft gehandeld door op verzoek van een advocaat een medische verklaring af te geven ten behoeve van een juridische procedure, waarin niet te herleiden valt hoe hij tot zijn uitspraken, bevindingen, adviezen en prognose is gekomen.

3. DE OVERWEGINGEN

3.1     In artikel 65 lid 1 onder a van de Wet BIG is te lezen dat een zaak in eerste aanleg bij het bevoegde regionale tuchtcollege aanhangig wordt gemaakt door indiening van een klaagschrift door:

  1. een rechtstreeks belanghebbende;
  2. degene die aan de beklaagde een opdracht heeft verstrekt;
  3. degene bij wie of het bestuur van een instelling waarbij de beklaagde werkzaam of voor het verlenen van individuele gezondheidszorg ingeschreven is;
  4. de inspecteur.

3.2     Gelet op deze bepaling kan klaagster slechts worden ontvangen in haar klacht als zij kan worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende. Dit betekent dat sprake moet zijn van een belang dat rechtstreeks bij een behandeling op het gebied van de individuele gezondheidszorg is betrokken. Hierbij moet allereerst worden gedacht aan een patiënt van een BIG-geregistreerd zorgverlener. Bij uitzondering kunnen ook anderen dan de patiënt als rechtstreeks belanghebbenden worden aangemerkt. Hierbij kan worden gedacht aan de naaste betrekkingen van de patiënt en aan de nabestaanden van een overleden patiënt. Ook kan iemand onder omstandigheden klagen over een door een zorgverlener opgestelde verklaring, wanneer in die verklaring ook uitlatingen worden gedaan over die betreffende persoon en diegene daarmee in diens belangen kan worden geschaad.

3.3     In dit geval is sprake van een verklaring die is opgesteld door een bedrijfsarts waarmee klaagster geen arts-patiëntrelatie heeft. In de verklaring worden geen uitlatingen gedaan over klaagster, maar alleen over haar ex-partner. Bij brief van

14 november 2023 heeft de secretaris van het tuchtcollege klaagster gevraagd haar klacht toe te lichten en aan te geven waarom zij meent dat zij desondanks als rechtstreeks belanghebbende kan worden aangemerkt. Klaagster heeft hierop bij brief van 22 november 2023 toegelicht dat haar belangen worden geschaad door de verklaring van de bedrijfsarts doordat het kan zijn dat zij vanwege die verklaring gehouden is om nog jaren partneralimentatie te betalen.

3.4     De voorzitter begrijpt dat de door de bedrijfsarts opgestelde verklaring gevolgen kan hebben voor klaagster en haar positie in de alimentatieprocedure. Dit betreft echter geen belang dat rechtstreeks bij een behandeling op het gebied van de individuele gezondheidszorg is betrokken. Aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht wordt dan ook niet toegekomen.

Wanneer klaagster meent dat de opgestelde verklaring niet aan de daarvoor geldende vereisten voldoet, kan zij haar bezwaren daarover naar voren brengen in een civiele procedure.

4. DE BESLISSING

De voorzitter verklaart klaagster kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gedaan op 8 december 2023 door P.A.H. Lemaire, voorzitter, in tegenwoordigheid van M.D. Moeke, secretaris.

                                                                                                                voorzitter

                                                                                                                 secretaris                                                                                                                  

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op de klachtonderdelen waarop die beslissing betrekking heeft.

b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.