ECLI:NL:TADRARL:2023:320 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-727/AL/OV/D

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2023:320
Datum uitspraak: 18-12-2023
Datum publicatie: 18-12-2023
Zaaknummer(s): 23-727/AL/OV/D
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Niet voldoen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Dekenbezwaar (en op de zitting ingetrokken 60b-verzoek, omdat verweerder zich net voor de zitting heeft uitgeschreven als advocaat). Naar het oordeel van de raad heeft verweerder, die geen verweer heeft gevoerd, niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet. Daarnaast heeft hij in strijd gehandeld met de bepalingen in de Verordening op de advocatuur (Voda) die zien op het voeren van een gedegen kantoororganisatie. Ondanks de meermaals door de deken aan verweerder geboden gelegenheid heeft verweerder na het kantoorbezoek in april 2022 niet de vereiste informatie aan de deken aangeleverd. Verweerder heeft uitstelgedrag vertoond en is zijn toezeggingen aan de deken telkens niet nagekomen. Daardoor en door zich vanaf enig moment bovendien voor de deken onbereikbaar te houden, heeft hij de deken op ernstige wijze gefrustreerd in haar toezichthoudende taak (gedragsregel 29). Daarnaast heeft verweerder naar het oordeel van de raad gehandeld in strijd met de kernwaarden onafhankelijkheid, deskundigheid en financiële integriteit (artikel 10a Advocatenwet). De raad maakt zich ernstig zorgen over de financiële situatie en in het bijzonder over de financiële integriteit van verweerder die veel schulden heeft en daarover in procedures is verwikkeld. Verweerder heeft daarover geen openheid willen geven aan de deken. Deze ernstige feiten, in combinatie met de de eerdere tuchtrechtelijke uitspraken over verweerder die ook met financiële tekortkomingen van zijn kant te maken hebben, rechtvaardigt nu de maatregel van schrapping.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 18 december 2023
in de zaak 23-727/AL/OV/D
naar aanleiding van het dekenbezwaar van:

mr. G.H.H. Kerkhof,
in haar hoedanigheid van deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel gevestigd te Deventer
deken
over
verweerder
tot 1 november 2023 advocaat te [plaats]

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief met bijlagen van 23 oktober 2023 heeft de deken een dekenbezwaar ingediend over verweerder. Op dezelfde dag heeft de deken op grond van artikel 60b Advocatenwet een verzoek bij de raad ingediend tot schorsing van verweerder voor onbepaalde tijd in de uitoefening van zijn praktijk. De deken heeft haar op 12 oktober 2023 op grond van artikel 60c Advocatenwet ingediende verzoek toen ingetrokken. Het dekenbezwaar en het 60b-verzoek zijn voor gelijktijdige behandeling gepland op de zitting van de raad van 2 november 2023.
1.2 In een e-mail van 1 november 2023 heeft verweerder aan de raad en de deken laten weten dat hij zich die dag heeft uitgeschreven als advocaat en dat hij niet op de zitting van 2 november 2023 aanwezig zal zijn.
1.3 Bij aanvang van de zitting van de raad op 2 november 2023 heeft de deken, die ter zitting werd bijgestaan door mr. [Van S], haar 60b-verzoek ingetrokken vanwege het ontbreken van belang daarbij omdat verweerder zich de dag ervoor als advocaat had uitgeschreven. Daarom heeft de raad op genoemde zitting alleen het dekenbezwaar behandeld. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.1 genoemde dekendossier. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail van 23 oktober 2023 met bijlagen van de deken.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van het dekenbezwaar gaat de raad, gelet op het dekendossier en de op de zitting afgelegde verklaring van de deken, uit van de volgende feiten.

Financiële situatie verweerder 2019- april 2022:

2.2 In 2019 heeft de belastingdienst vanwege een vordering van € 86.000,- een verzoek tot faillietverklaring van de praktijkvennootschap van verweerder bij de rechtbank ingediend. Dit verzoek is toen niet gehonoreerd. Deze omstandigheid en de jaarcijfers van de praktijkvennootschap van verweerder over 2018 zijn voor de raad van de orde aanleiding geweest om begin 2020 een tweetal gesprekken met verweerder te voeren. Aandachtspunten waren het opnamebeleid van verweerder en de totale schuldenlast. Geconstateerd werd dat de praktijkvennootschap een vordering op verweerder privé had van ruim € 400.000,-. Verweerder is verzocht om de jaarcijfers over 2019 aan te leveren.
2.3 Medio 2020 is opnieuw met verweerder gesproken. Zijn opnames hadden (weer) geleid tot een verdere verhoging van zijn rekening courantschuld aan de praktijkvennootschap. Verweerder is in de besprekingen voorgehouden dat die opnames grote risico's met zich brengen en dat hij zijn schulden moet aflossen. Voorgesteld is dat hij een plan zou maken om tot een gezondere bedrijfsvoering te komen, dan wel in samenwerking met een accountant/boekhouder tot een maandelijks aflosschema te komen. Dat zou mogelijk moeten zijn want verweerder had een redelijk stabiele jaaromzet. Daarnaast is zijn (ruime) uitgavenpatroon aan de orde geweest.
2.4 In de periode tussen 2019 en 2022 heeft verweerder zijn privéschuld aan de praktijkvennootschap verminderd met € 13.000,- (van afgerond € 444.000,- in 2019 tot afgerond € 430.000,- in 2022). De opnames van verweerder zijn gefinancierd door de bank (€ 150.000) en twee privé-investeerders voor in totaal bijna € 200.000,-.

Kantoorbezoek in april 2022 en stichting derdengelden:

2.5 Vanwege grote zorgen over de financiële situatie bij verweerder heeft in april 2022 een kantoorbezoek bij verweerder plaatsgevonden.
2.6 Voorafgaand aan dat kantoorbezoek heeft verweerder de toegezonden vragenlijst ingevuld. Op de vraag: 'Is het kantoor aangesloten bij een stichting derdengelden?' heeft verweerder geantwoord: 'Niet meer. Kantoor had een stichting, maar deze wordt niet meer gebruikt. Melding bij de deken is hiervan nog niet gedaan. Dit moet nog op de vernieuwde website worden gemeld.'
2.7 Na onderzoek heeft de deken geconstateerd dat nog sprake was van een stichting derdengelden. Op haar verzoek om afschriften vanaf 1 januari 2021 van de stichting af te geven, heeft verweerder niet inhoudelijk gereageerd.

Actiepunten na kantoorbezoek in april 2022:

2.8 De deken heeft aan verweerder na haar kantoorbezoek onder meer opgedragen:
- om zijn kantoorhandboek op orde te maken,
- geheimhoudingsafspraken met zijn ict-er en boekhouder te maken,
- bewaartermijnen te hanteren en te archiveren,
- afsluitbrieven aan cliënten te sturen en daarover te communiceren;
- zijn website aan te passen aan de eisen van artikel 7.4 Voda.
2.9 Op 12 mei 2022 heeft de deken aan verweerder een verslag gestuurd van het kantoorbezoek en hem verzocht om binnen drie weken de ontbrekende stukken te verstrekken en de deken over de voortgang te informeren. Verweerder heeft op 9 juni 2022 op een aantal punten gereageerd.
2.10 Op 22 augustus 2022 heeft de deken verweerder erop gewezen dat hij niet had voldaan aan de actiepunten na het kantoorbezoek en heeft hem verzocht om dat alsnog direct te doen. Verweerder heeft daarop niet gereageerd.
2.11 Mr. [Van S], lid van de raad van de orde, heeft in zijn e-mail van 23 september 2022 aan verweerder aangeboden om telefonisch of op zijn kantoor met hem te overleggen. Verweerder heeft daarop niet gereageerd.
2.12 Op 17 november 2022 heeft de deken aan verweerder een concept-dekenbezwaar gestuurd. Daarin heeft de deken aangekondigd dat deze zou worden ingediend, wanneer verweerder niet uiterlijk 25 november 2022 zou reageren. Op 25 november 2022 heeft verweerder een deel van de verzochte gegevens aan de deken gestuurd, waaronder de jaarcijfers over 2021. De deken heeft toen besloten om geen dekenbezwaar over verweerder in te dienen.
2.13 Op 14 maart 2023 heeft de deken opnieuw aan verweerder verzocht om de ontbrekende gegevens na het kantoorbezoek toe te sturen. Ook heeft de deken hem ingelicht dat zij een serieuze klacht over verweerder had ontvangen. Verweerder heeft daar niet inhoudelijk op gereageerd.

Opleidingspunten 2022 en communicatie:

2.14 Verweerder heeft in 2022 geen opleidingspunten behaald. Verweerder heeft ook niet gereageerd op vragen daarover van de deken.

Hoofdelijke omslag 2023 en communicatie:

2.15 Verweerder heeft de lokale hoofdelijke omslag voor 2023 gedeeltelijk betaald. Verweerder heeft niet gereageerd op vragen daarover van de deken.

Signalen over verweerder ontvangen door de deken:

2.16 Op 23 februari 2023 heeft B bij de deken een klacht over verweerder ingediend. Naar aanleiding daarvan heeft de deken op 4 april 2023 een dekenbezwaar over verweerder ingediend, bij de raad bekend onder nummer 23-252/AL/OV/D.
2.17 Bij beslissing van 18 september 2023 heeft de raad geoordeeld dat verweerder in strijd met artikel 6.19 Voda, artikel 46 Advocatenwet en de kernwaarde integriteit heeft gehandeld en heeft aan verweerder een voorwaardelijke schorsing voor zes weken in de praktijkuitoefening opgelegd. De raad heeft hiertoe onder meer overwogen dat vaststond dat B aan een cliënt van verweerder € 20.000,- had geleend en dat bedrag diende als waarborg voor de totstandkoming van een koopovereenkomst tussen de cliënt van verweerder en een derde. B heeft het bedrag op de kantoorrekening van verweerder gestort. Door dat toe te staan heeft verweerder in strijd met de regelgeving ‘gebankierd’ met derdengelden en daarvoor bovendien zijn kantoorrekening laten gebruiken. Nadat de koopovereenkomst niet doorging, is genoemd bedrag niet meteen door verweerder aan B teruggestort. Ook heeft de raad overwogen:

Bij dit handelen van verweerder is van belang dat (onder meer) uit de kengetallen en het kantoorbezoek is gebleken dat de financiële situatie van verweersters kantoor zeer zorgelijk was op het moment dat [B] het geld op zijn rekening stortte. [B] liep daardoor een risico dat hij zijn geld niet zou terugkrijgen. Verweerder heeft hem daarvoor niet gewaarschuwd.

Verweerder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Daarin is nog geen uitspraak gedaan.
2.18 De deken heeft ook een signaal van het OM ontvangen dat verweerder in een strafzaak een verdachte bijstond die betrokken was in een zaak, waarin ook de zoon van verweerder een rol had. Verweerder is geen strafrechtadvocaat. Na een gesprek met twee leden van de raad van de orde heeft verweerder zich (uiteindelijk) teruggetrokken.
2.19 Daarnaast heeft de deken geconstateerd dat de kantoortelefoon van verweerder buiten gebruik is waardoor hij onbereikbaar was voor cliënten en derden. Verweerder neemt zijn mobiele telefoon niet op als vanuit het ordebureau wordt gebeld.

Financiële situatie praktijkvennootschap verweerder

2.20 Bij vonnis van 29 maart 2023 heeft de rechtbank de praktijkvennootschap van verweerder veroordeeld tot terugbetaling van ruim € 170.000,- aan een privé-investeerder, vermeerderd met ruim € 6.000,- aan proceskosten. Na beslaglegging is een minnelijke regeling tot stand gekomen waarbij is afgesproken dat verweerder uiterlijk 1 september 2023 een bedrag van € 50.000,- en op 1 januari 2024 een bedrag van € 70.000,- aan de investeerder zou betalen. Daarop is het beslag ingetrokken. Tot het moment van indiening van het dekenbezwaar - op 23 oktober 2023 - heeft verweerder geen betaling aan deze privé-investeerder gedaan.
2.21 Begin oktober 2023 heeft de Belastingdienst een faillissementsaanvraag ingediend bij de rechtbank Overijssel ten aanzien van de praktijkvennootschap van verweerder in verband met een vordering van circa € 300.000,-.
2.22 Op 17 oktober 2023 heeft verweerder aan de Belastingdienst verzocht om de zitting van 18 oktober 2023 met een week uit te stellen omdat hij de avond ervoor privé een financieringsovereenkomst voor een bedrag van € 850.000,- met een anonieme financier had getekend waarmee hij zijn schulden kon voldoen. De faillissementszitting is daarop uitgesteld tot 25 oktober 2023.
2.23 Op de faillissementszitting van 25 oktober 2023 heeft verweerder opnieuw om aanhouding gevraagd zodat hij de gelegenheid zou krijgen om de benodigde gelden te krijgen. De Belastingdienst heeft met dat verzoek niet ingestemd omdat verweerder al vanaf december 2022 bezig was om financiering te krijgen. Bij vonnis van 25 oktober 2023 heeft de rechtbank de praktijkvennootschap van verweerder failliet verklaard.

3 DEKENBEZWAAR
Het dekenbezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel Advocatenwet door:
I. geen derdengeldenstichting tot zijn beschikking te hebben, maar wel derdengelden te innen, althans te hebben geïnd (en wel via zijn kantoorrekening);
II. zijn instabiele kantoorfinanciën en wel zodanig dat (op het moment van indiening van het dekenbezwaar) een faillissementsaanvraag ten aanzien van de praktijkvennootschap van verweerder in behandeling is bij de rechtbank Overijssel;
III. de gerechtelijke veroordeling van zijn praktijkvennootschap tot betaling aan een investeerder van een bedrag van ruim € 170.000,-, te vermeerderen met proceskosten van ruim € 6.000,-;
IV. het kantoorhandboek niet op orde te hebben;
V. in 2022 geen opleidingspunten te behalen;
VI. niet de volledige lokale hoofdelijke omslag voor 2023 te betalen;
VII. een cliënt bij te staan in een strafzaak, waarin ook de zoon van verweerder was betrokken, zonder over deskundigheid in het strafrecht te beschikken;
VIII. niet inhoudelijk te reageren en slecht bereikbaar te zijn voor de deken.

4 VERWEER
Verweerder heeft tegen het dekenbezwaar geen verweer gevoerd.

5 BEOORDELING

Maatstaf

5.1 Het is vaste rechtspraak van het Hof van Discipline dat een advocaat zich dient te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en zich te allen tijde dient te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dergelijk handelen is immers in strijd met de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Uitgangspunt is dat een advocaat moet handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsbeoefenaar mag worden verwacht. Artikel 10a Advocatenwet bevat de kernwaarden, zoals onafhankelijkheid, (financiële) integriteit, partijdigheid en vertrouwelijkheid die advocaten bij de uitoefening van hun beroep in acht dienen te nemen.

5.2 De gedragsregels beogen invulling te geven aan de eisen die mogen worden gesteld aan een goede taakuitoefening door een behoorlijk advocaat. De tuchtrechter toetst aan de norm van artikel 46 Advocatenwet en niet aan de gedragsregels, waarbij de gedragsregels overigens zo nodig wel van betekenis kunnen zijn bij bedoelde toets.

Beoordeling dekenbezwaar

5.3 Verweerder heeft geen verweer gevoerd. Daarmee staan de juistheid van de door de deken genoemde feiten en de bezwaren van de deken over verweerder vast (zij het dat de raad voor de volledigheid nog opmerkt dat na het indienen van het bezwaar nog is gebleken dat er, anders dan verweerder aanvankelijk heeft verklaard, wel een stichting derdengelden bleek te bestaan, waarvan verweerder samen met een oud-advocaat bestuurder was).

5.4 Verweerder heeft dan ook naar het oordeel van de raad niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt in de zin van artikel 46 Advocatenwet. Daarnaast heeft hij in strijd gehandeld met de bepalingen in de Verordening op de advocatuur (Voda) die zien op het voeren van een gedegen kantoororganisatie. Ondanks de meermaals door de deken aan verweerder geboden gelegenheid heeft verweerder na het kantoorbezoek in april 2022 niet de vereiste informatie aan de deken aangeleverd. Verweerder heeft uitstelgedrag vertoond en is zijn toezeggingen telkens niet nagekomen. Daardoor en door zich vanaf enig moment bovendien voor de deken onbereikbaar te houden, heeft hij de deken op ernstige wijze gefrustreerd in haar toezichthoudende taak (gedragsregel 29). Daarnaast heeft verweerder naar het oordeel van de raad gehandeld in strijd met de kernwaarden onafhankelijkheid, deskundigheid en financiële integriteit (artikel 10a Advocatenwet).

5.5 De raad zal daarom het dekenbezwaar gegrond verklaren.

6 MAATREGEL
6.1 Omdat het dekenbezwaar gegrond wordt verklaard, komt aan de orde of aan verweerder een maatregel moet worden opgelegd en zo ja, welke. De raad heeft hierboven al geoordeeld dat verweerder met zijn handelen in strijd heeft gehandeld met artikel 10a en 46 Advocatenwet, de Voda en genoemde gedragsregel.

6.2 De raad maakt zich daarnaast zeer ernstige zorgen over de financiële situatie en in het bijzonder over de financiële integriteit van verweerder die, zo is uit de stukken en de verklaring van de deken tijdens de zitting, veel schulden heeft en daarover in procedures is verwikkeld met financiers. Gebleken is dat verweerder richting de deken geen openheid van zaken heeft willen geven over zijn schulden en evenmin over een anonieme geldverstrekker die hem, zonder daarvoor zekerheid te bedingen, € 850.000,- wilde lenen voor de afbetaling van zijn schulden. Voor de raad voelt het alsof verweerder (financieel) wat te verbergen heeft. Dat gevoel is bij de raad nog versterkt doordat verweerder zich een dag voor de behandeling van het 60b-verzoek door de raad op 2 november 2023 als advocaat heeft uitgeschreven. Op financieel gebied heeft verweerder ook nog onjuiste informatie over het bestaan van de stichting derdengelden aan de deken gegeven om vervolgens te weigeren om de verzochte bankafschriften aan de deken te verstrekken.

6.3 Verder speelt een rol dat dit dekenbezwaar niet op zichzelf staat. Op 18 september 2023 heeft de raad een (nog niet onherroepelijke) uitspraak gedaan in dekenbezwaar, zoals weergegeven in de feiten hiervoor, en daarin aan verweerder als laatste waarschuwing een voorwaardelijke schorsing voor zes weken opgelegd. Ook de onherroepelijke gegronde uitspraken van de raad van 13 september 2021 en van 29 maart 2021 hebben, net als het onderhavige dekenbezwaar, te maken met financiële tekortkomingen van de kant van verweerder.

6.4 Na al deze serieuze waarschuwingen ziet de raad geen enkele verbetering in het handelen van verweerder, en dat baart de raad ernstige zorgen. Alhoewel verweerder zich kort voor de zitting van het tableau heeft laten uitschrijven, rechtvaardigt de ernst van de gedragingen van verweerder om hem de maatregel van schrapping op te leggen.

7 KOSTENVEROORDELING
7.1 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten, en
b) € 500,- kosten van de Staat.
7.2 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.1 onder a) en b) genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 0790 00, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het dekenbezwaar gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel van schrapping op;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. E.H.M. Harbers, F.E.J. Janzing, M. Tijseling, H.J. Voors, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 december 2023.

Griffier Voorzitter

Verzonden d.d. 18 december 2023