Zoekresultaten 4281-4300 van de 4359 resultaten
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:234 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5523
- Datum publicatie: 27-10-2023
- Datum uitspraak: 27-10-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:234
Kennelijk ongegronde klacht tegen een plastisch chirurg. Klaagster heeft meerdere klachten over de operatie aan een trigger finger. Het college overweegt dat het niet noodzakelijk is om een operatie als deze onder bloedleegte uit te voeren. Dat de plastisch chirurg het te opereren gebied niet bloedleeg heeft gemaakt is dan ook niet onzorgvuldig. Hetzelfde geldt voor de verdoving. Het was niet medisch noodzakelijk om een extra verdoving te geven. Op basis van de overgelegde foto’s concludeert het college dat de plastisch chirurg de wond zorgvuldig heeft gehecht en daarbij een gebruikelijke techniek heeft toegepast. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2023:118 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-678/DB/LI
- Datum publicatie: 27-10-2023
- Datum uitspraak: 27-10-2023
- ECLI:NL:TADRSHE:2023:118
Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat in hoedanigheid van deken kennelijk ongegrond. De voorzitter is van oordeel dat uit de overlegde stukken niet is gebleken dat verweerster, door de wijze waarop klager door haar en de medewerker(s) van het ordebureau is geïnformeerd en te woord gestaan, zich zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2023:191 Raad van Discipline Amsterdam 23-221/A/A
- Datum publicatie: 27-10-2023
- Datum uitspraak: 23-10-2023
- ECLI:NL:TADRAMS:2023:191
Verzet. De raad verklaart het verzet ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRAMS:2023:185 Raad van Discipline Amsterdam 23-616/A/NH
- Datum publicatie: 27-10-2023
- Datum uitspraak: 16-10-2023
- ECLI:NL:TADRAMS:2023:185
Voorzittersbeslissing; klacht over advocaat van de wederpartij in beide onderdelen niet-ontvankelijk vanwege het overschrijden van de termijn zoals bepaald in artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet.
-
ECLI:NL:TAHVD:2023:178 Hof van Discipline 's Gravenhage 230095
- Datum publicatie: 27-10-2023
- Datum uitspraak: 20-10-2023
- ECLI:NL:TAHVD:2023:178
Klacht over eigen advocaat. De raad heeft de klacht ongegrond verklaard. Verweerder heeft als ‘dominus litis’ de ruimte klager bij te staan op een wijze die hem goeddunkt. Verweerder is daarom niet verplicht gevolg te geven aan verzoeken van klager om de door hem gewenste standpunten in te nemen. Het hof bekrachtigt de beslissing van de raad.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:171 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5301
- Datum publicatie: 26-10-2023
- Datum uitspraak: 20-10-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:171
Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een tandarts. De tandarts heeft op 17 maart 2017 twee verstandskiezen bij klager verwijderd. Nadien heeft klager pijnklachten gekregen. Volgens klager is de tandarts onzorgvuldig geweest, heeft hij zijn informatieplicht geschonden, is de dossiervorming onvolledig en onzorgvuldig en heeft hij zich zowel in de klachtenprocedure als de geschillenprocedure niet toetsbaar opgesteld. De tandarts heeft het klaagschrift gemotiveerd betwist. Voor wat betreft de dossiervoering verklaart het college de klacht gegrond. Voor het overige wordt de klacht ongegrond verklaard. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel, onder andere nu de tandarts heeft verklaard zijn dossiervoering inmiddels te hebben aangepast en de dossiervoering een ondergeschikt onderdeel van de klacht is.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:172 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5644
- Datum publicatie: 26-10-2023
- Datum uitspraak: 25-10-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:172
Klacht tegen verzekeringsarts. Klager is in bijzijn van klaagster door de verzekeringsarts op het spreekuur gezien in het kader van een WIA-beoordeling. Klaagster was als partner van klager aanwezig bij het spreekuur. Na afloop van het spreekuur en op basis van de beschikbare informatie concludeerde de verzekeringsarts dat een aanvullende psychiatrische/neuropsychologische expertise nodig was om een volledig beeld te kunnen krijgen van klagers gezondheidssituatie. Hierop heeft de verzekeringsarts een verwijzing gestuurd naar een expertisebureau. Ook heeft de verzekeringsarts met het expertisebureau een voorlopig medisch onderzoeksverslag gedeeld. De klacht gaat over het gedrag van de verzekeringsarts tijdens het spreekuur, de verwijzing voor expertise, het delen van het onderzoeksverslag en de inhoud van het onderzoeksverslag. Het college komt tot het oordeel dat de verzekeringsarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht van klaagster is deels niet-ontvankelijk en voor het overige is de klacht (van zowel klaagster als klager) ongegrond.
-
ECLI:NL:TADRARL:2023:250 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-505/AL/OV
- Datum publicatie: 24-10-2023
- Datum uitspraak: 02-10-2023
- ECLI:NL:TADRARL:2023:250
Herstelbeslissing.
-
ECLI:NL:TADRARL:2023:251 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 23-192/AL/NN
- Datum publicatie: 24-10-2023
- Datum uitspraak: 23-10-2023
- ECLI:NL:TADRARL:2023:251
Klacht over eigen advocaat. Verweerster heeft in een grote en voor haar cliënte belangrijke zaak volstrekt onvoldoende regie gevoerd en heeft haar cliënte niet goed geïnformeerd. Ook heeft zij een inhoudelijke fout gemaakt en heeft zij het dossier niet tijdig aan de opvolgende advocaat verstrekt. Verweerster heeft hiermee artikel 46 Advocatenwet en gedragsregel 16 geschonden. Het handelen van verweerster is ook in strijd met de kernwaarde deskundigheid. De raad rekent dat verweerster zwaar aan. Bij de bepaling van de maatregel weegt ook het uitgebreide tuchtrechtelijke verleden van verweerster zwaar mee. Verweerster is al vele malen door de tuchtrechter veroordeeld en aan verweerster is meermaals een berisping en een voorwaardelijke schorsing opgelegd. Deze uitspraken hebben er kennelijk niet toe geleid dat verweerster haar handelen heeft verbeterd. Gelet op de ernst van het handelen en het justitiële verleden van verweerster is de raad van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere maatregel dan een geheel onvoorwaardelijke schorsing. De raad zal verweerster een schorsing voor de duur van 4 weken opleggen.
-
ECLI:NL:TADRSHE:2023:114 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 23-327/DB/LI/D
- Datum publicatie: 23-10-2023
- Datum uitspraak: 23-10-2023
- ECLI:NL:TADRSHE:2023:114
Dekenbezwaar. Derdengelden. Wwft. Verweerder heeft meerdere gedragsregels en bepalingen van de Voda en de Wwft geschonden en bovendien financieel niet integer gehandeld in de zin van artikel 10a lid 1 aanhef en sub d van de Advocatenwet. Met het gegrond bevonden tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen heeft verweerder volstrekt onvoldoende invulling gegeven aan zijn onafhankelijke positie als advocaat en zich onvoldoende dominus litis getoond. Verweerder heeft met zijn handelen, dat gedurende geruime tijd heeft voortgeduurd en in meerdere dossiers heeft plaatsgevonden, het vertrouwen in de advocatuur geschaad. De raad acht de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk passend bij de gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijten. Daarbij speelt mee dat verweerder, ofschoon hij spijt heeft betuigd, er, zowel voorafgaand aan als op de zitting van de raad, gelet op de wijze waarop hij verweer heeft gevoerd en ingekleed, weinig blijk van heeft gegeven de ernst van zijn handelen werkelijk in te zien. De raad is van oordeel dat verweerder de door hem gevoerde verweren onvoldoende heeft onderbouwd, terwijl de bevindingen van de Unit FTA en de daaraan verbonden tuchtrechtelijke verwijten van de deken daartoe wel noopten. Het verweer van verweerder, dat bij hem onvoldoende kennis aanwezig was over de regelgeving omtrent het in ontvangst nemen en betalen van derdengelden en de uit de Wwft voortvloeiende verplichtingen, overtuigt niet. De gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijten zien op een dermate lange periode en op een zodanig groot aantal mutaties dat de raad het ongeloofwaardig acht dat een advocaat - zeker met de ervaring en de kennis die verweerder inmiddels had opgedaan - zich bij geen van de verrichte transacties bewust is geweest van de geldende wet- en regelgeving. Alles afwegend is de raad van oordeel dat een schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 26 weken passend en geboden is. Daarbij houdt de raad rekening met het feit dat aan verweerder recent een schorsing voor de duur van 6 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk, is opgelegd (zie: Raad van discipline ’s-Hertogenbosch van 21 augustus 2023, ECLI:NL:TADRSHE:2023:100).
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:229 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5518
- Datum publicatie: 20-10-2023
- Datum uitspraak: 20-10-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:229
Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster dient een klacht in namens haar minderjarige dochter. Klaagster verwijt de huisarts dat er zonder nader onderzoek en zonder haar dochter gezien te hebben een diagnose is gesteld via de telefoon. Het college overweegt dat de triage door de praktijkassistente aan de telefoon is uitgevoerd conform de NHG-triagewijzer. Er is gevraagd naar de aanwezigheid van alarmsymptomen en hiervan was geen sprake. Gelet op de gemelde klachten van enkel hoesten en verhoging, kon de assistente daarom volstaan met een telefonisch consult en een zelfzorgadvies. Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:230 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5528
- Datum publicatie: 20-10-2023
- Datum uitspraak: 20-10-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:230
Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster is tijdens een vakantie in het buitenland gevallen, waarbij letsel aan haar enkel is ontstaan. Terug in Nederland heeft klaagster zich tot haar huisarts gewend. Klaagster is van opvatting dat de huisarts haar (klachten) niet serieus heeft genomen. Klaagster verwijt de huisarts onder meer dat zij aanvankelijk geen gehoor heeft gegeven aan haar verzoek om het verslag van de foto door te sturen aan de fysiotherapeut van klaagster. Het college overweegt dat een patiënt recht heeft op inzage in en een afschrift van zijn medisch dossier (art. 7:456 BW). Vanaf het moment dat klaagster liet weten een afschrift van de rapportage van de radioloog te willen ontvangen, lag het op de weg van de huisarts om dit verzoek te honoreren. Het uitblijven van een afspraak voor het herstelgesprek is, zoals de huisarts ter zitting ook desgevraagd heeft erkend, geen reden dan wel excuus om het verslag van de radioloog niet spoedig aan klaagster toe te zenden. Dat de huisarts dit niet heeft gedaan, kan haar worden aangerekend. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond. De klacht is voor het overige ongegrond verklaard. De geconstateerde tekortkoming is naar het oordeel van het college niet zodanig dat een maatregel moet worden opgelegd. Klacht gedeeltelijk gegrond verklaard. Geen maatregel.
-
ECLI:NL:TACAKN:2023:53 Accountantskamer Zwolle 22/1303 Wtra AK
- Datum publicatie: 20-10-2023
- Datum uitspraak: 20-10-2023
- ECLI:NL:TACAKN:2023:53
Klacht is gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk ongegrond. Betrokkene is mede-bestuurder (geweest) van een holding en de stichting administratiekantoor die de aandelen in deze holding houdt. De moeder van klaagster heeft alle certificaten in de holding. Klaagster verwijt betrokkene dat zij als toekomstig houdster van een deel van de certificaten wordt benadeeld, doordat er onjuiste convenanten zijn gesloten en er verkeerde afspraken met de Belastingdienst zijn gemaakt. Betrokkene heeft volgens klaagster geweigerd zijn fouten te corrigeren. Ook verwijt klaagster betrokkene dat zij aan de schandpaal is genageld, dat hij heeft gedreigd met een tuchtklacht en dat zijn declaraties niet juist zijn.De Accountantskamer heeft overwogen dat de moeder van klaagster eerder een klacht tegen betrokkene heeft ingediend, waarbij zij onder meer heeft geklaagd over de declaraties van betrokkene. Voor zover de klacht ziet op dezelfde declaraties is de klacht niet-ontvankelijk, omdat niet voor de tweede maal over dezelfde gedraging van betrokkene mag worden geklaagd. De klacht is voor het overige ongegrond, omdat klaagster de door haar gemaakte verwijten niet aannemelijk heeft gemaakt.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:231 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4887
- Datum publicatie: 20-10-2023
- Datum uitspraak: 20-10-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:231
Ongegronde klacht en deels klaagster niet ontvankelijk. Klaagster vindt dat de orthopedisch chirurg (ook verweerder) en zijn collega een onjuiste behandelwijze hebben gekozen bij de operatie aan haar rechter knie. Bij klaagster was sprake van een volledig gescheurde voorste kruisband van oudere datum en een recent gescheurde meniscus. Naar de mening van klaagster had tegelijk met de ingreep aan de meniscus ook de voorste kruisband moeten worden gecorrigeerd. Voorts verwijt klaagster de orthopedisch chirurg dat hij geen profylactische antistolling heeft voorgeschreven en hij bij de nacontroles geen trombose heeft gediagnosticeerd of vermoed. Tenslotte verwijt klaagster het ziekenhuis in het algemeen een onvoldoende medische behandeling te hebben gegeven. Met betrekking tot de ontvankelijkheid oordeelt het college de klacht niet ontvankelijk te verklaren voor zover die is gericht tegen het handelen van verweerders collega en voor zover die is gericht tegen het ziekenhuis in het algemeen. De overeengekomen operatie was, gezien klaagsters situatie, een vaker gekozen behandeling en redenen waarom verweerder op dat moment anders hadden moeten beslissen zijn het college, ook niet in hetgeen klaagster daarover aanvoert, niet gebleken. Dit klachtonderdeel zal dan ook ongegrond worden verklaard. Verweerder heeft naar het oordeel van het college met betrekking tot het niet voorschrijven van tromboseprofylaxe volgens de richtlijn gehandeld en was er in dit geval ook geen reden om daar van af te wijken, ook niet in de door klaagster genoemde omstandigheid dat zij rookt en anticonceptie gebruikt. Tenslotte oordeelt het college dat niet kan worden vastgesteld dat verweerder tijdens de nacontroles aanwijzingen voor trombose heeft gemist. Klaagster niet ontvankelijk voor zover de klachtonderdelen zijn gericht op het handelen van verweerders collega en het ziekenhuis in het algemeen, klacht voor het overige ongegrond.
-
ECLI:NL:TACAKN:2023:54 Accountantskamer Zwolle 23/12 Wtra AK
- Datum publicatie: 20-10-2023
- Datum uitspraak: 20-10-2023
- ECLI:NL:TACAKN:2023:54
Ongegronde klacht over een samenstelopdracht. Klagers hebben naar het oordeel van de Accountantskamer niet aannemelijk gemaakt dat betrokkene de opdracht had de jaarrekeningen van de vennootschappen samen te stellen voorafgaand aan boekjaar 2017. Een collega van betrokkene (fiscalist) heeft aangiften Vennootschapsbelasting over de voorgaande boekjaren verzorgd, waarmee klagers voorzien waren van ‘jaarcijfers’. Zijn werkzaamheden vallen niet onder de verantwoordelijkheid van betrokkene. De gestelde fouten in de jaarrekeningen 2017 zijn door klagers onvoldoende onderbouwd.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:232 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5337
- Datum publicatie: 20-10-2023
- Datum uitspraak: 20-10-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:232
Deels gegronde klacht tegen een arts, waarschuwing. Klaagster was onder behandeling bij de arts vanwege al langer bestaande pijnklachten in de onderrug die toenamen. Klaagster was tevens bekend met een paniekstoornis en stond ten tijde van de behandeling door de arts onder behandeling van een psycholoog in verband met PTSS-klachten. Onderzoek wees uit dat er sprake was discopathie L4-5 en in mindere mate op niveau L3-4. Een geplaatst caudaal epiduraal blok was maar tijdelijk effectief. De arts heeft advies gevraagd aan een orthopedisch chirurg. In augustus 2021 vonden er voorlichtingsconsulten plaats bij de arts inzake een mogelijke spondylodese operatie. Klaagster verwijt de arts dat hij haar ten onrechte niet op de hoogte heeft gesteld van het advies van een door de arts geconsulteerde orthopedisch chirurg, zonder overleg een tweede discogram heeft afgezegd, telefonisch overleg heeft gevoerd met de echtgenoot van klaagster, zonder dat klaagster hiervoor toestemming had gegeven en klaagster ten onrechte heeft doorverwezen naar een psychiater. Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel kan het college de daaraan ten grondslag gelegde feiten niet vaststellen. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel oordeelt het college dat de arts weliswaar wat explicieter had kunnen zijn in zijn berichtgeving maar dit niet dusdanig verwijtbaar is dat dit tot gegrondverklaring van dit klachtonderdeel moet leiden. De arts erkent dat hij telefonisch overleg heeft gevoerd met de echtgenoot over de behandeling aan klaagster, zonder dat klaagster hiervoor toestemming had gegeven. Het college is van oordeel dat dit behoudens bepaalde, uitzonderlijke gevallen, die hier niet van toepassing waren niet is toegestaan. Dit klachtonderdeel is gegrond. Met betrekking tot het vierde klachtonderdeel is het college van oordeel dat op het moment dat de arts de behandelend psycholoog van klaagster had benaderd en deze de arts niet kon voorlichten over de mentale status en het coping-gedrag van klaagster in relatie tot de (mogelijk) voorgestane operatie, het op de weg van de arts lag om een hiertoe een psychiater te consulteren. Klacht deels gegrond (derde klachtonderdeel) en voor het overige ongegrond. Het college legt de maatregel van waarschuwing op (zie 5.19 van de beslissing).
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:226 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5248
- Datum publicatie: 20-10-2023
- Datum uitspraak: 20-10-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:226
Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster, weduwe van de patiënt, verwijt de huisarts dat hij de klachten van de patiënt heeft onderschat en niet voldoende onderzoek heeft gedaan. Het college is van oordeel dat de klacht ontvankelijk is, omdat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om te twijfelen aan het uitgangspunt dat klaagster met het indienen van de klacht de veronderstelde wil van de patiënt uitdrukt. Het college stelt vast dat de huisarts zich heeft ingespannen voor het vinden van de oorzaak van de rugpijn van de patiënt. Echter, naar het oordeel van het college had de huisarts op verschillende momenten tijdens de behandeling meer moeten doen. Het college is samenvattend van oordeel dat de huisarts de behandeling te lang op z’n beloop heeft gelaten en de signalen niet op de juiste waarde heeft geschat. De huisarts had aanvullend urineonderzoek moeten doen en had moeten overwegen om de patiënt eerder door te verwijzen of had in ieder geval hierover een specialist moeten consulteren. De klacht is voor het overige ongegrond verklaard. Gelet op de meerdere tekortkomingen zal het college de maatregel van berisping opleggen. Klacht gedeeltelijk gegrond verklaard. Berisping.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:233 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5498
- Datum publicatie: 20-10-2023
- Datum uitspraak: 20-10-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:233
Kennelijk ongegronde klacht tegen een orthopedisch chirurg. Klager verwijt de orthopedisch chirurg dat hij ten onrecht geen kijkoperatie aan zijn knie wilde uitvoeren. Klager heeft sinds een ongeluk in 2000 invaliderende klachten aan zijn rechter knie. Sinds januari 2022 is klager rolstoelafhankelijk geworden. Na diverse artsen te hebben geraadpleegd kwam klager in september 2022 op consult bij de orthopedisch chirurg. Deze oordeelde na diverse onderzoeken, waaronder een MRI, dat de klachten van klager niet pasten bij een meniscusletsel. Hij adviseerde klager te starten met revalidatie en plaatste een intra-articulaire injectie met corticosteroïden in de knie. Tevens heeft de voornoemde arts aan de huisarts van klager teruggekoppeld dat hij klager mogelijk moest verwijzen naar een internist vanwege de opvallend glanzende huid, dit kon mogelijk duiden op een auto-immuunaandoening. Klager voerde aan dat een gescheurde meniscus als oorzaak van zijn klachten niet kan worden uitgesloten op basis van de uitgevoerde onderzoeken. Het college overweegt het volgende. Volgens de toepasselijke richtlijn Arthroscopie van de knie dient er geen kijkoperatie te worden verricht zonder aanvullende informatie uit anamnese, lichamelijk onderzoek en eventueel aanvullend onderzoek (zoals een MRI-scan). Deze informatie zal de diagnose moeten ondersteunen voor de beslissing over het al dan niet uitvoeren van een kijkoperatie. In het geval van klager bleek uit de anamnese en het lichamelijk onderzoek dat er geen sprake was van hydrops of een slotstand van de knie. Verder zijn er meerdere MRI-scans gemaakt waarop ook geen aanwijzingen te zien waren voor het bestaan van meniscusletsel of overig intra-articulair letsel. De orthopedisch chirurg heeft daarom conform de richtlijn geoordeeld dat er in dat geval geen indicatie was voor een kijkoperatie. Voorts week het klinisch beeld van klager niet af van de uitkomst van de MRI-scan. De klacht is kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:227 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5577
- Datum publicatie: 20-10-2023
- Datum uitspraak: 20-10-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:227
Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klagers hebben een geregistreerd partnerschap en dienen samen een klacht in. De partner van de patiënt van de huisarts heeft de huisarts verzocht een antidepressivum voor te schrijven voor de patiënt. De huisarts heeft het antidepressivum citalopram voorgeschreven. De klacht houdt in dat de huisarts een medische fout heeft gemaakt door citalopram voor te schrijven in plaats van het gevraagde escitalopram. De partner van de patiënt wordt niet-ontvankelijk verklaard voor zover hij namens zichzelf klaagt. Verder oordeelt het college dat het niet kan vaststellen dat de huisarts een afdwingbare toezegging heeft gedaan om specifiek escitalopram voor te schrijven. Het college merkt in dat verband op dat het uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de huisarts is om, met in achtneming van de wensen van de patiënt, het meest geschikte medicijn voor te schrijven. Citalopram was geïndiceerd voor de depressieve klachten van de patiënt. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:228 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5249
- Datum publicatie: 20-10-2023
- Datum uitspraak: 20-10-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:228
Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster, weduwe van de patiënt, verwijt de huisarts dat zij de klachten heeft onderschat en niet voldoende onderzoek heeft gedaan. Samenvattend is het college van oordeel dat de huisarts een aantal alarmsignalen heeft gemist. Op het moment dat zij de behandeling van haar voorganger overnam, was er al sprake van een lange periode van behandeling. Gezien de voorgeschiedenis, de eerdere onderzoekuitslagen, waaronder de urineonderzoeken, en de slechte gezondheidssituatie van de patiënt, had zij eerder moeten ingrijpen of in ieder geval moeten overleggen met een specialist. Dit alles heeft geleid tot (minimaal) twee weken vertraging, terwijl daar geen goede reden voor was. Klacht gegrond verklaard. Waarschuwing.
- Vorige pagina zoekresultaten
- Pagina: 1
- ...
- Pagina: 214
- Pagina: 215
- Pagina: 216
- ...
- Pagina: 218
- Volgende pagina zoekresultaten