Zoekresultaten 9961-9970 van de 42364 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:181 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-229

    Voorzittersbeslissing. De klachten dat verweerder zijn cliënten heeft geadviseerd om de Stichting te liquideren, daaraan zijn medewerking heeft verleend en het doen van een valse opgave aan het handelsregister van de Kamer van Koophandel door zijn cliënten heeft bevorderd missen feitelijke grondslag. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2020:126 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 20-232

    De voorzitter oordeelt de klacht over de kwaliteit van de dienstverlening van de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Verweerder heeft in overleg met klager het verzoekschrift, zonder bijlagen, aan de rechtbank gestuurd en tijdig voor de zitting nadere producties ingediend. Overige klachten onvoldoende onderbouwd of inzichtelijk gemaakt.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2020:113 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2019.084

    Klacht tegen bedrijfsarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht deels gegrond en deels ongegrond verklaard en aan de bedrijfsarts de maatregel van berisping opgelegd. De bedrijfsarts heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld, waarna klaagster incidenteel beroep heeft ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege heeft de zaak ter terechtzitting behandeld, maar acht zich nadien nog onvoldoende ingelicht. In deze tussenbeslissing wordt het onderzoek heropend en de behandeling van de zaak aangehouden.

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:17 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/344161 KL RK 18-158 C/05/344161 KL RK 18-158a

    Betreft verzoek van een oud-notaris tot intrekking c.q. herziening van de beslissing van de voorzitter omtrent de waarneming in het vacante protocol van de oud-notaris. De voorzitter is van oordeel dat de benoeming van een waarnemer weliswaar kan worden aangemerkt als ordemaatregel, maar deze heeft niet het karakter van een voorlopige voorziening. In de wet op het notarisambt is, anders dan door de oud-notaris betoogd, geen op dit punt te voeren bodemprocedure voorgeschreven. Het instellen van hoger beroep is de aangewezen route om op te komen tegen een beslissing van de voorzitter van de kamer met betrekking tot de waarneming in een protocol. Dit staat ook met zoveel woorden in artikel 29 lid 3 Wna. Voorts heeft de oud-notaris onvoldoende gesteld en onderbouwd dat aan de eisen van herroeping op grond van artikel 382 Rv is voldaan. Tot slot heeft de oud-notaris onvoldoende onderbouwd dat aan de voorwaarden voor herziening is voldaan. Het verzoek is daarom afgewezen.

  • ECLI:NL:TNORARL:2020:18 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/359820 KL RK 19-122

      De notaris is executeur in de nalatenschap van moeder. Klaagsters zijn twee dochters van moeder en erfgenaam. Op zijn verzoek heeft de notaris de sieraden van moeder in bewaring genomen op zijn kantoor. In april 2018 constateert de medewerker van de notaris dat er een aantal sieraden is ontvreemd uit de kluis van de notaris. De notaris heeft klaagsters in maart 2019 over de vermissing van de sieraden geïnformeerd.   Naar het oordeel van de kamer verwijten klaagsters de notaris terecht dat er bijna een jaar is verstreken tussen het moment dat de vermissing van de sieraden werd geconstateerd door de medewerker van de notaris en het moment dat klaagsters hierover door de notaris werden geïnformeerd. De notaris had de erfgenamen eerder kunnen en moeten informeren, hetgeen de notaris ook heeft erkend. Ook het verwijt van klaagsters dat het voor anderen dan de notaris kennelijk mogelijk is geweest om de sieraden ongemerkt uit de kluis te ontvreemden, is terecht. De notaris heeft aangevoerd dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de sieraden veilig waren opgeborgen, omdat de kluis voldoet aan alle voorschriften voor brand- en inbraakpreventie en alleen de notaris en zijn medewerkers toegang hebben tot de kluis. Uit de stukken blijkt dat de sieraden op verzoek van de notaris door hem in bewaring zijn genomen. Daarom rust op de notaris een verzwaarde zorgplicht, te meer omdat de sieraden ook een affectiewaarde voor de erfgenamen hebben. Omdat de doos met sieraden kennelijk voor anderen dan de notaris zelf toegankelijk was en de sieraden ongemerkt konden worden weggenomen, heeft de notaris zijn zorgplicht geschonden.   Gezien de feiten en omstandigheden acht de kamer de maatregel van berisping passend en geboden.   

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2020:75 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2019/396

    Klaagster verwijt de huisarts dat zij een crisisdienst heeft ingeschakdeld zonder eerst contact te hebben met klaagster op een moment dat zij bovendien al een andere huisarts had. Verder verwijt klaagster dat de huisarts de hulpvraag van klaagster in het kader van PTSS heeft genegeerd, ten onrechte van een persoonlijkheidsstoornis heeft beticht etc. De huisarts voert verweer; zij heeft geprobeerd met klaagster telefonisch in contact te komen, maar zij kreeg geen gehoor. Verder betwist zij de overige verwijten die haar worden gemaakt. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:114 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190080HH en 190237HH

    Verzoek om herziening. Gegrond. Het hof heeft een wrakingsverzoek ter zijde gelegd die in behandeling had moeten worden genomen.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:12 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/50

    Samengevat verwijten klagers de notaris dat hij onjuist en klachtwaardig heeft gehandeld door aan hen geen afschrift of uittreksel te verstrekken van het dossier met betrekking tot de notariële volmacht van erflaatster, meer specifiek door aan hen geen afschrift of uittreksel te verstrekken van de aantekeningen van de bespreking tussen de oud-notaris, erflaatster en [klager 6] in april 2011. De notaris heeft volgens klagers gehandeld in strijd met zijn zorgplicht ten opzichte van de gezamenlijke erfgenamen van erflaatster en daarmee een voedingsbodem gegeven voor een geschil tussen de erfgenamen. De notaris heeft met een beroep op de notariële geheimhoudingsplicht geweigerd inzage te geven in het betreffende dossier en de van dat dossier deel uitmakende gespreksaantekeningen. De kamer volgt de notaris in zijn verweer. De kamer heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat de notaris - die het protocol van de oud-notaris heeft overgenomen en ook met betrekking tot hetgeen vóór zijn ambtsperiode werd toevertrouwd en aan de bij zijn protocol behorende archieven werd toegevoegd een geheimhoudingsplicht heeft - zich in de gegeven omstandigheden ten onrechte op zijn geheimhoudingsplicht jegens klagers beroept. Bij dit oordeel weegt mee dat het ambtsgeheim niet beperkt is tot datgene wat zijn weerslag in een akte vindt. Ook hetgeen aan de oud-notaris schriftelijk of mondeling door erflaatster en/of [klager 6] is meegedeeld, valt in beginsel onder de geheimhouding, evenals de door de oud-notaris zelfgemaakte aantekeningen van gedachtewisselingen met erflaatster en [klager 6]. Nader onderzoek in het kader van deze klachtprocedure acht de kamer daarom niet noodzakelijk.        De klacht wordt niet-ontvankelijk verklaard voor zover deze ziet op het verzoek om het overleggen van stukken en de klacht wordt voor het overige ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:13 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/46

    De klacht van het BFT bestaat uit de volgende onderdelen. I.        Onzorgvuldig handelen bij het passeren van het testament, het levenstestament en de algehele volmacht van moeder. De onzorgvuldigheid zit hem volgens het BFT in: A.     onvoldoende onderzoek naar de wilsbekwaamheid van moeder; B.     onvoldoende onderzoek naar de onafhankelijke wilsvorming van moeder; C.     schending van de informatieplicht; D.     onzorgvuldig handelen. II.     Onzorgvuldig handelen bij de afwikkeling van verschillende boedeldossiers. De onzorgvuldigheid zit hem volgens het BFT in: A.     onvoldoende communicatie/voortvarendheid/zorgvuldigheid; B.     schending van de informatieplicht/belehrung; C.     onzorgvuldige dossiervoering. De kamer verklaart alle klachtonderdelen gegrond. Naar het oordeel van de kamer zijn de feiten waarvan de notaris in de klachtonderdelen I A tot en met I D een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt zo ernstig dat een schorsing in de uitoefening van het ambt passend is. Het feit dat de door het BFT ingediende klachtonderdelen II A tot en met II C - die volgens het BFT met name illustratief zijn - gegrond worden verklaard, sterkt de kamer in het oordeel over de op te leggen maatregel. De kamer legt een schorsing voor de duur van twee weken op.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2020:14 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/47, 48 en 49

    Klagers verwijten de oud-notaris en twee notarissen dat zij ten aanzien van een ontwikkelingsproject onzorgvuldig hebben gehandeld. De verwijten houden in de kern het volgende in. ten aanzien van de oud-notaris en [mr. A] In de individuele akten van levering staan onduidelijkheden casu quo onjuistheden. Dit leidt tot discussie tussen de eigenaren over wat ze nu eigenlijk hebben gekocht en dus tot rechtsonzekerheid. Bij het opstellen van opeenvolgende akten van levering is de verdeling van de 86 aandelen in de mandeligheid niet bewaakt - als gevolg waarvan uiteindelijk niet alle 86 aandelen in de eigendom van de mandeligheid zijn verdeeld - en is geen rekening gehouden met de forse functiewijziging (van kantoor naar horeca) van één van de bedrijven aan de mandelige weg. ten aanzien van [mr. B] In de periode van mei 2018 tot het indienen van de klacht is [mr. B] tekortgeschoten in zijn zorgplicht en heeft hij nagelaten om adequaat te handelen en een oplossing te bereiken voor de problemen met betrekking tot de mandeligheid.  De kamer verklaart van de klacht alleen klachtonderdeel 1 jegens de oud-notaris gegrond. Vaststaat namelijk dat in de na de akten van (hoofd-/onder)splitsing door de oud-notaris gepasseerde akten van levering - waarbij de afzonderlijke 18 woonappartementen en de afzonderlijke 54 parkeerplaatsen in de parkeerkelder zijn (door)geleverd aan de betreffende kopers - de betreffende aandelen in de mandeligheid niet altijd juist staan vermeld. Dat op grond van de akte van hoofdsplitsing aan elk woonappartement en aan elke parkeerplaats in de parkeerkelder een aandeel in de mandelige weg met parkeerplaatsen is gekoppeld van 1/86e gedeelte, komt niet in iedere akte van levering tot uitdrukking. Hierdoor bestaat tussen klagers en de overige eigenaren van de mandelige weg en parkeerplaatsen onduidelijkheid over de omvang van hun aandeel in de mandeligheid. De kamer is van oordeel dat deze fouten de oud-notaris kunnen worden aangerekend. De door de oud-notaris erkende fouten in de omschrijving van de aandelen in de mandeligheid vinden hun oorsprong namelijk in de door hem zelf op 29 maart 2005 gepasseerde akte van hoofdsplitsing. De redactie van de in deze akte opgenomen bepaling met betrekking tot de aandelen in de mandelige weg en parkeerplaatsen blinkt niet uit in duidelijkheid. Hierbij speelt ook een rol dat voor de eigendom van de woningen en bedrijfsruimten de afzonderlijke aandelen in de mandeligheid niet nader zijn bepaald. Dat de akte van hoofdsplitsing op dit punt duidelijker had gemoeten, wordt bevestigd door het feit dat de oud-notaris genoemde fouten heeft gemaakt bij de uitponding van de appartementsrechten. Het gegrond verklaarde verwijt acht de kamer niet zodanig ernstig dat de oud-notaris daarvoor een tuchtrechtelijke maatregel moet worden opgelegd.