ECLI:NL:TNORARL:2021:33 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/380791 / KL RK 20-145

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2021:33
Datum uitspraak: 20-05-2021
Datum publicatie: 26-07-2021
Zaaknummer(s): C/05/380791 / KL RK 20-145
Onderwerp:
  • Personen- en Familierecht
  • Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   De kamer is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de kandidaat-notaris in deze zaak tekort is geschoten voor wat betreft de zorgvuldigheid en het tempo van haar werkzaamheden. Het enkele feit dat klaagster met de kandidaat-notaris van mening verschilt over het verloop van de verkoop/afwikkeling vormt op zichzelf beschouwd en/of in samenhang met de verdere van belang zijnde feiten en omstandigheden geen grond om aan te nemen dat de kandidaat-notaris hier klachtwaardig heeft gehandeld/nagelaten.

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:        C/05/380791 / KL RK 20-145

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[K.],

wonende te […],

klaagster,

tegen

[N.],

kandidaat-notaris te […].

Partijen worden hierna respectievelijk klaagster en de kandidaat-notaris genoemd.

1. Het verloop van de procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit

-          de klacht, met bijlagen, van 6 december 2020

-          het verweer van de kandidaat-notaris van 14 januari 2021

1.2 De klachtzaak is ter zitting van 5 maart 2021 behandeld, waarbij zijn verschenen klaagster enerzijds en de kandidaat-notaris, vergezeld van haar kantoorgenoot [M.] anderzijds.

2. De feiten

2.1 De klacht ziet op de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klaagster (hierna: erflaatster) waarin klaagster en haar vijf zussen erfgenaam zijn.

2.2 Op 18 juli 2019 heeft de oudste zus van klaagster (het kantoor van de) kandidaat-notaris benaderd met het verzoek in bedoelde nalatenschap een verklaring van erfrecht op te stellen.

2.3 Bij de verklaring van erfrecht is aan twee van de vijf zussen van klaagster een beperkte boedelvolmacht verleend zodat zij met name de lopende bankzaken konden afwikkelen. Na de afgifte van de verklaring van erfrecht bleek dat de zussen op een aantal punten geen overeenstemming konden bereiken over de afwikkeling van de nalatenschap, onder andere over de vraag aan welke makelaar de opdracht tot verkoop van de ouderlijke woning (hierna: de woning) zou worden gegeven.

2.4 In maart 2020 bestaat overeenstemming tussen de erfgenamen over het feit dat de kandidaat-notaris de nalatenschap gaat afwikkelen. In het verslag van 1 mei 2020 wordt door de kandidaat-notaris melding gemaakt van ontvangst van ondertekende boedelvolmachten van alle erfgenamen.

2.5 In het verslag van de kandidaat-notaris van 10 juni 2020 staat vermeld dat op die datum tussen de erfgenamen overeenstemming bestaat voor wat betreft de in te schakelen verkoopmakelaar. Deze makelaar is aan de slag gegaan en heeft de erfgenamen voorgesteld middels een Whatsapp-groep contact te houden over het verloop van de verkoop. Uiteindelijk hebben twee van de zes erfgenamen deelgenomen aan deze groep en hebben deze deelnemers, voor zover zij in contact stonden met de andere erfgenamen, laatstgenoemden op de hoogte gehouden en waar nodig hun reacties doorgegeven aan de makelaar.

2.6 Uit de verslagen van de kandidaat-notaris van 1 mei 2020, 5 juni 2020, 10 juni 2020,

19 juni 2020, 30 juni 2020, 13 juli 2020, 10 augustus 2020, 31 augustus 2020,

26 november 2020 volgt dat in de desbetreffende periode tussen de erfgenamen is overlegd over de verdeling van de dierbare spullen en de sierraden.

2.7 Op 24 juli 2020 heeft klaagster de kandidaat-notaris bericht als volgt.

“ (…) Mijn reactie op uw stand van zaken van 13 juli 2020:

Ik constateer dat er geen voortgang zit in het stukje bemiddeling.

De bemiddeling is al eerder in 2019 door u als notaris opgepakt op verzoek van [Z.] en mij en volgens uw mededeling aan een erfgenaam, “doodgebloed”.

Het “vergeten” van mailreacties van erfgenamen inzake de bemiddeling vind ik niet correct.

De verslagen die een beeld horen te geven van een huidige stand van zaken geven mij een beeld zonder voortgang, met steeds nieuwe voorstellen ondanks een eerdere akkoord ( ook bij geen reactie) en zijn niet duidelijk meer te volgen.

Ik wil hiermee aangeven dat ik afstand doe van het stukje bemiddeling door u als notaris. Dat houdt in dat ik niet meer deelneem aan de discussie rondom dozen, sierraden en/of persoonlijke bezittingen van mijn ouders. Mijn naam hoeft niet opgenomen te worden in een schema voor roulatie van de dozen. Dat houdt ook in dat ik niet verder wens deel te nemen aan de kosten voor deze bemiddeling .

W.b. de verkoop van de woning verneem ik uiteraard van u of en welke ontwikkelingen er zijn. (…)”

2.8 Op 20 november 2020 ontving de makelaar een bod op de woning waarmee de erfgenamen niet hebben kunnen instemmen. Naar aanleiding van deze bieding is de vraag aan de orde gekomen of de vraagprijs voor de woning wellicht verlaagd diende te worden. Klaagster heeft in dit verband ook voorgesteld de woning opnieuw aan te melden op de verkoopwebsite.  

3. De klacht en het verweer

3.1 Klaagster verwijt de kandidaat-notaris onzorgvuldig te werk te zijn gegaan bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflaatster. De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:

-    Klaagster verwijt de kandidaat-notaris onvoldoende voortgang in de afwikkeling die verder ook chaotisch is verlopen;

-     Klaagster verwijt de kandidaat-notaris dat de verslagen van het overleg tussen de erfgenamen onduidelijk waren;

-    De kandidaat-notaris heeft de correctie van klaagster op het verslag van 26 november 2020 niet verwerkt.

3.2 Op het verweer van de kandidaat-notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4. De beoordeling

4.1 Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de kandidaat-notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Artikel 17 Wna, bepaalt dat de notaris zijn ambt uitoefent in onafhankelijkheid en de belangen behartigt van alle bij de rechtshandeling betrokken partijen op onpartijdige wijze en met de grootst mogelijke zorgvuldigheid.

4.3 De kamer is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de kandidaat-notaris in deze zaak tekort is geschoten voor wat betreft de zorgvuldigheid en het tempo van haar werkzaamheden. De klacht wordt daarom ongegrond verklaard. Onderstaand een toelichting per klachtonderdeel.

4.3.1 Onvoldoende voortgang in de afwikkeling die verder ook chaotisch is verlopen

De kamer stelt voorop dat de kandidaat-notaris is aangezocht als bemiddelaar tussen zes erfgenamen tussen wie de communicatie verstoord is. Een dergelijke bemiddeling is complex en kost tijd.

Tegen deze achtergrond overweegt de kamer dat de kandidaat-notaris met relatief hoge frequentie verslag heeft gedaan van de ontwikkelingen in de afwikkeling. Ook heeft de kandidaat-notaris in maart 2020 melding gemaakt van een geïnteresseerde voor de aankoop van de woning. Redenen om de kandidaat-notaris een verwijt te maken van het feit dat de woning vervolgens niet onmiddellijk is verkocht en dat in juni 2020 alsnog een verkoopmakelaar is ingeschakeld, zijn niet gesteld en niet gebleken. Uit het verslag blijkt bovendien dat de kandidaat-notaris zich actief heeft opgesteld in de begeleiding van de dozen-roulatie. Voorts worden in de opeenvolgende verslagen de verschillende af te wikkelen onderwerpen door de kandidaat-notaris telkens op begrijpelijke wijze behandeld. Dit ondersteunt het verwijt van een chaotisch verloop van de afwikkeling niet en daarvoor zijn ook overigens geen overtuigende redenen aangedragen.

De kamer komt daarom al met al tot de conclusie dat niet aannemelijk is geworden dat de kandidaat-notaris onvoldoende voortgang of chaos in de afwikkeling te verwijten valt. Dit klachtonderdeel treft daarom geen doel.

4.3.2 De verslagen van het overleg tussen de erfgenamen zijn onduidelijk

Uit de bespreking van het voorgaande klachtonderdeel volgt dat de kamer geen grond ziet voor het verwijt dat klaagster de kandidaat-notaris ter zake van de verslagen maakt. In dit verband merkt de kamer wel op dat de kandidaat-notaris wellicht dichter betrokken had kunnen zijn bij het verkoopproces van de woning door bijvoorbeeld de correspondentie met de makelaar middels afschriften van het mailverkeer te volgen. Op deze wijze had ook de, naar achteraf bleek, onjuiste veronderstelling van de kandidaat-notaris dat de makelaar klaagster zou laten weten dat hij (aanvankelijk) geen heil zag in het af- en weer aanmelden van de woning op de verkoop-website, kunnen worden voorkomen. De omstandigheid dat de kandidaat-notaris zich niet ‘in cc’ heeft laten zetten in de correspondentie tussen de makelaar en de erfgenamen, is naar het oordeel van de kamer echter niet klachtwaardig.

4.3.3 De correctie van klaagster op het verslag van 26 november 2020 is niet goed verwerkt

Uit hetgeen de kandidaat-notaris op dit punt heeft aangevoerd volgt dat zij kennelijk geen aanleiding heeft gezien de op dit punt door klaagster gewenste correctie in het verslag door te voeren. Het enkele feit dat klaagster met de kandidaat-notaris van mening verschilt over het verloop van de verkoop/afwikkeling vormt op zichzelf beschouwd en/of in samenhang met de verdere van belang zijnde feiten en omstandigheden geen grond om aan te nemen dat de kandidaat-notaris hier klachtwaardig heeft gehandeld/nagelaten. De klacht wordt daarom ook op dit onderdeel ongegrond verklaard.

4.4 Dit leidt tot de volgende beslissing.

5. De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

- verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.M.S. Kuipers, voorzitter, mr. C.G. Zijerveld en

mr. F. Drost  leden, en in tegenwoordigheid van mr. M.J. Derksen, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2021.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.