ECLI:NL:TNORARL:2021:34 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/384124 / KL RK 21-29

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2021:34
Datum uitspraak: 02-07-2021
Datum publicatie: 26-07-2021
Zaaknummer(s): C/05/384124 / KL RK 21-29
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de notaris dat zij in strijd met het testament van erflater heeft gehandeld. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard. De kamer overweegt dat de notaris terecht heeft aangevoerd dat het de wens van erflater was dat de erfgenamen de onterfde legitimarissen niet in kennis zouden stellen van hun onterving. Dit is ook niet gebeurd. De mededeling over de onterving kwam niet van de erfgenaam, maar van de notaris. De notaris was niet de geadresseerde van de in het testament opgenomen wil van erflater op dit punt, zodat haar geen verwijt treft. Op de notaris rustte verder geen verplichting de erfgenamen eerst te informeren, alvorens zij de legitimarissen informeerde. De notaris is daags na het overlijden van erflater benaderd door de legitimarissen met het verzoek om informatie, zodat het voor de hand lag dat zij hen eerst informeerde. Omdat zij actief werd benaderd door de legitimarissen, heeft de notaris haar geheimhoudingsplicht niet geschonden, maar voldaan aan haar zorgplicht om de legitimarissen de voor hen benodigde informatie te verschaffen en hen te informeren over hun wettelijke rechten.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:        C/05/384124 / KL RK 21-29

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[ naam klager ], advocaat te Den Haag,

in zijn hoedanigheid van (testamentair) bewindvoerder over de goederen van

[ A ],

wonende te [ woonplaats van [ A ] ],

tegen

[ naam notaris ] ,

notaris te [ vestigingsplaats notaris ],

gemachtigde: mr. V.J.N. van Oijen, advocaat te Amsterdam.

Partijen worden hierna respectievelijk klager en de notaris genoemd.

1.         Het verloop van de procedure

1.1.      Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          de klacht, met bijlagen, van 3 februari 2021;

-          het verweer, met bijlagen, van de notaris van 19 maart 2021;

1.2.      De klachtzaak is ter zitting van 28 mei 2021 behandeld. De notaris is tezamen met haar gemachtigde ter zitting verschenen. Klager is, met berichtgeving, niet verschenen. Ter zitting heeft de gemachtigde van de notaris het woord gevoerd aan de hand van een door hem overgelegde pleitnotitie.

1.3.      Voorafgaand aan de zitting heeft klager op 26 mei 2021 aanvullende stukken overgelegd. Klager heeft de kamer verzocht om de door hem gegeven toelichting als zijnde een pleitnotitie tijdens de zitting te behandelen.

Op grond van het toepasselijke reglement stelt de kamer vast dat de stukken buiten de daarvoor geldende termijn zijn ingediend. Ook kunnen de door klager ingediende stukken niet als pleitnotitie worden aangemerkt, omdat zij niet ter zitting zijn voorgedragen. Daarom zal de kamer de aanvullende stukken van klager van 26 mei 2021 niet meenemen bij de beoordeling van de klacht.

2.         De feiten

2.1.      Wijlen de heer [ naam erflater ] (hierna: erflater) had drie kinderen: [ X ], [ Y ] en [ Z ]. [ Z ] is de partner van klager.

2.2.      Mevrouw [ A ] (hierna: [ A ]) is de dochter van [ Z ] en klager en de kleindochter van erflater.

2.3.      Erflater heeft op 2 september 2016 een testament opgemaakt ten overstaan van de notaris. In zijn testament heeft erflater [ A ] tot enig erfgenaam (onder ontbindende voorwaarde) benoemd. Tot executeur-testamentair is benoemd mr. [ B ] (hierna: de executeur dan wel de heer [ B ]). Ten aanzien van de verkrijging van [ A ] is zolang zij leeft een testamentair bewind ingesteld. De heer [ B ] is door erflater in het testament aangewezen als testamentair bewindvoerder met daarbij de bevoegdheid om een opvolgend bewindvoerder te benoemen.

2.4.      In het testament is de wens opgenomen dat de erfgenamen de onterfde legitimarissen niet in kennis stellen van hun onterving. Verder is bepaald dat de notaris alleen inzage geeft in het testament van erflater voor zover dit voor de betreffende rechthebbende noodzakelijk is om zijn/haar positie te bepalen.

2.5.      Erflater is op 7 april 2018 overleden.

2.6.      Op 8 april 2018 heeft [ Z ] contact opgenomen met de notaris dat zij geïnformeerd wenste te worden over de inhoud van het testament van erflater. Op 11 april 2018 ontving de notaris van de zoon van [ X ] een gelijkluidend verzoek.

2.7.      In opdracht van de executeur heeft de notaris een bespreking ingepland op 17 april 2018 met de drie kinderen van erflater. Bij die bespreking waren aanwezig [ Y ], [ Z ] en klager, de zoon van [ X ], de executeur en de notaris.

2.8.      Klager heeft de nalatenschap namens [ A ] beneficiair aanvaard.

2.9.      Op 26 april 2018 heeft de notaris een akte aanwijzen opvolgend testamentair bewindvoerder gepasseerd. In die akte heeft de heer [ B ] verklaard klager aan te wijzen als opvolgend testamentair bewindvoerder, welke benoeming door klager is aanvaard.

3.         De klacht en het verweer

3.1.      De klacht valt uiteen in de volgende onderdelen:

1)      De notaris handelt in strijd met hetgeen in het testament is bepaald en tegen de wil van erflater in;

2)      De notaris heeft [ A ] als enig erfgename nooit opgeroepen;

3)      De notaris heeft niet gehandeld zoals een redelijk bekwaam notaris betaamt.

3.2.      Op de toelichting op de klachtonderdelen door klager en het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling, nader ingaan.

4.         De beoordeling

4.1.      Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen. De tuchtrechter toetst of het handelen en/of nalaten van een notaris in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen.

Klachtonderdeel 1

4.2.      Klager voert ter onderbouwing van zijn klacht aan dat de notaris – tegen de wens van erflater in – de drie onterfde kinderen tezamen met de executeur heeft uitgenodigd op haar kantoor. Ondanks de bepalingen in het testament heeft de notaris tijdens die bespreking redelijk wat inzicht gegeven in het testament en aan de onterfde kinderen laten weten dat [ A ] tot enig erfgenaam was benoemd.

4.3.      De kamer overweegt dat de notaris terecht heeft aangevoerd dat het de wens van erflater was dat de erfgenamen de onterfde legitimarissen niet in kennis zouden stellen van hun onterving. Dit is ook niet gebeurd. De mededeling over de onterving kwam niet van de erfgenaam, maar van de notaris. De notaris was niet de geadresseerde van de in het testament opgenomen wil van erflater op dit punt, zodat haar geen verwijt treft.

Op de notaris rustte verder geen verplichting om [ A ] als erfgenaam eerst te informeren, alvorens zij de legitimarissen informeerde. De notaris is daags na het overlijden van erflater benaderd door de legitimarissen met het verzoek om informatie, zodat het voor de hand lag dat zij hen eerst informeerde. Omdat zij actief werd benaderd door de legitimarissen, heeft de notaris haar geheimhoudingsplicht niet geschonden, maar voldaan aan haar zorgplicht om de legitimarissen de voor hen benodigde informatie te verschaffen en hen te informeren over hun wettelijke rechten. Dit komt overeen met de bepaling in het testament waarin is bepaald dat de notaris alleen inzage geeft in het testament van erflater voor zover dit voor de betreffende rechthebbende noodzakelijk is om zijn/haar positie te bepalen. De notaris heeft binnen dat kader en binnen de wettelijke kaders beperkte inzage gegeven door een uittreksel van het testament te verschaffen. De taak van de executeur eindigde omdat geen ruimschootsverklaring kon worden afgegeven, De onterfde kinderen hadden daarom het recht om te weten wie de erfgenamen van erflater zijn. De notaris mocht die informatie verschaffen.

Gelet op voorgaande komt de kamer tot de conclusie dat de notaris niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Daarom zal de kamer dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel 2

4.4.      Klager verwijt de notaris dat zij [ A ] nooit heeft opgeroepen en bekend heeft gemaakt met de inhoud van het testament alsmede met het feit dat zij als enig erfgename van erflater was benoemd. Dit terwijl de notaris wel de adresgegevens van [ A ] had. Toevalligerwijs was klager aanwezig bij de bespreking van 17 april 2018. Bij die gelegenheid heeft klager laten weten dat het vermogen van [ A ] onder financieel bewind staat en dat hij haar financieel bewindvoerder is. Hiervan was de notaris niet op de hoogte en dit heeft zij blijkbaar ook niet onderzocht. Door niet te voldoen aan haar onderzoeksplicht, heeft de notaris in strijd gehandeld met de in artikel 17 Wna vastgelegde zorgplicht, aldus klager.

4.5.      De kamer overweegt dat de notaris feitelijk heeft betwist dat zij geen onderzoek zou hebben gedaan. De notaris stelt op 11 april 2018 het curatele- en bewindregister te hebben geraadpleegd. Uit dat onderzoek kon echter niet blijken dat [ A ] onder bewind stond, want de notaris heeft onbetwist gesteld dat de onderbewindstelling niet was gepubliceerd. Van handelen in strijd met de onderzoeksplicht is derhalve geen sprake.

Zoals reeds bij klachtonderdeel 1 is overwogen was de notaris niet verplicht om de erfgenamen voorafgaand aan de bespreking van 17 april 2018 te informeren. Die bespreking was gericht op het informeren van de legitimarissen. Tijdens die bespreking bleek dat het vermogen van [ A ] onder bewind staat en dat klager haar bewindvoerder is. De notaris heeft toen op dat moment klager als wettelijk vertegenwoordiger van [ A ] geïnformeerd over het testament en de benoeming van [ A ] tot erfgenaam. De notaris heeft daarmee afdoende aan haar informatieplicht voldaan en zij was niet gehouden [ A ] na die bespreking (nogmaals) te informeren. De kamer zal daarom dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

Klachtonderdeel 3

4.6.      Klager verwijt de notaris dat zij niet heeft gehandeld zoals een redelijk handelend notaris betaamt, omdat zij in strijd met het testament van erflater heeft gehandeld. Na het overlijden van erflater is door de executeur en de notaris geen inventarisatie gemaakt van de boedel. Hierdoor zijn volgens klager vele activa van de boedel ontvreemd door [ Y ] en ten gelde gemaakt, welke gelden door [ Y ] zijn behouden. Klager moet nu extra veel werk verrichten om de nalatenschap te kunnen vereffenen, waarbij het maar zeer de vraag is of klager hier enige vergoeding voor zal ontvangen. De notaris had volgens klager in de samenwerking met de executeur beter, nauwkeuriger en voortvarender moeten handelen met betrekking tot het inventariseren van de boedel.

4.7.      De kamer overweegt dat de notaris onweersproken heeft gesteld dat haar taak beperkt was tot het opmaken van een verklaring van erfrecht en een akte opvolgend bewindvoerder. Het behoorde dan ook niet tot de taak van de notaris om een deugdelijke boedelbeschrijving op te maken. Ook kan het de notaris niet worden aangerekend dat een van de legitimarissen bestanddelen van de boedel mogelijk zou hebben ontvreemd dan wel verduisterd. Daarbij merkt de kamer op dat geenszins is gebleken dat de notaris – voor zover de vervreemding/verduistering zou hebben plaatsgevonden – hierbij op enigerlei wijze betrokken was.

Verder heeft de notaris voldoende voortvarend gehandeld door binnen tien dagen na het overlijden van erflater een bespreking in te plannen om de legitimarissen te informeren.

Bovendien is het verwijt van klager feitelijk onjuist nu de executeur reeds binnen tien dagen na het overlijden van erflater een voorlopige boedelbeschrijving heeft opgemaakt. Daarna is de taak van de executeur geëindigd en heeft klager zelf de vereffening op zich genomen.

Gelet op voorgaande zal de kamer ook dit klachtonderdeel ongegrond verklaren.

4.8.      Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden:

-          verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. A.M.S. Kuipers, voorzitter, mr. G.J. Meijer en

mr. S.V. Viveen, leden, en in tegenwoordigheid van mr. K.K.H. Wagemaker, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2021.

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.