Zoekresultaten 1481-1500 van de 14232 resultaten
-
ECLI:NL:TGZREIN:2023:40 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2022/3998
- Datum publicatie: 18-08-2023
- Datum uitspraak: 02-08-2023
- ECLI:NL:TGZREIN:2023:40
Klaagster is dementerend en opgenomen in de zorginstelling waar verweerder als verpleegkundig specialist werkte. Na een val uit bed had klaagster pijn aan haar schouder en arm. Vanwege het afgesproken terughoudend beleid kreeg klaagster eerst enkel pijnmedicatie. Uiteindelijk is klaagster ruim twee weken later in het ziekenhuis onderzocht. De arm bleek uit de kom en klaagster is geopereerd. Het college komt tot het oordeel dat verweerder enkel onzorgvuldig heeft gehandeld als het gaat om het tijdstip van het insturen. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:203 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5320
- Datum publicatie: 18-08-2023
- Datum uitspraak: 18-08-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:203
Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft een klacht over de wijze waarop de verzekeringsarts hem tijdens een medische (her)keuring te woord heeft gestaan. Het college begrijpt dat de verzekeringsarts, nu het niet mogelijk bleek om het gewicht van klager te bepalen tijdens het onderzoek, de zoon van klager heeft gevraagd naar diens gewicht. Uit deze vraag kan, op zichzelf genomen (dus zonder de gehanteerde bewoordingen en/of toon) niet worden geconcludeerd dat de verzekeringsarts zich daarmee krenkend en denigrerend (jegens klager en/of zijn zoon) heeft opgesteld. Vanwege het verschil in de beleving van het gesprek tussen partijen kunnen de feiten niet worden vastgesteld en kan het college niet vaststellen dat het verwijt van klager gegrond is. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:202 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4667
- Datum publicatie: 18-08-2023
- Datum uitspraak: 18-08-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:202
Deels gegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft meerdere klachten over beoordeling door de verzekeringsarts en de verslaglegging daarvan. Ook verwijt klager de verzekeringsarts dat zij geen gehoor heeft gegeven aan zijn verzoek tot inzage van de medische rapportage voorafgaand aan de beslissing in de bezwaarprocedure. Het recht van klager op inzage en correctie van feitelijke onjuistheden vindt zijn grondslag in artikel 8 lid 2 en 15 van de Algemene verordening gegevensbescherming. De betrokkene moet dit recht wel actief inroepen. Dat klager dit heeft gedaan tijdens het spreekuur staat niet ter discussie. Ook als klager zich tijdens het spreekuur onbeleefd of intimiderend heeft gedragen doet dit aan zijn recht op inzage en correctie niets af. Vanaf het moment dat klager uitsprak de rapportage in te willen zien, lag het op de weg van de verzekeringsarts om dit verzoek te honoreren. Klacht in zoverre gegrond verklaard en voor het overige ongegrond. Het college volstaat met de enkele constatering dat de verzekeringsarts klager actiever had moeten begeleiden in zijn verzoek om inzage vooraf van de rapportage. Klacht deels gegrond, geen maatregel.
-
ECLI:NL:TGZREIN:2022:69 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven E2021/3557
- Datum publicatie: 15-08-2023
- Datum uitspraak: 14-02-2022
- ECLI:NL:TGZREIN:2022:69
Voorzittersbeslissing tegen een huisarts. De klacht is ingediend door de zoon van een patiënte en heeft betrekking op haar behandeling. Er is niet gebleken dat de patiënte wilsonbekwaam is. De patiënte heeft schriftelijk verklaard dat zij klager geen toestemming heeft gegeven om namens haar tegen de huisarts bij het college een klacht in te dienen. De handtekening op de verklaring is identiek aan die op het identiteitsbewijs van de patiënte en niet aan de handtekeningen op het klaagschrift, bij het identiteitsbewijs en op de machtiging. Laatstgenoemde drie stukken heeft klager het college toegestuurd. Daaruit kan worden afgeleid dat de patiënte niet instemt met (voortzetting van) de klacht door klager. De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:201 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5195
- Datum publicatie: 15-08-2023
- Datum uitspraak: 15-08-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:201
Kennelijk ongegronde klacht tegen een tandarts. Het is niet vast komen te staan dat de tandarts onherstelbare schade aan de voortanden van klaagster heeft veroorzaakt bij het verwijderen van lijmresten van een verwijderde spalk. De tandarts heeft aangegeven dat er sprake was van onvoldoende mondhygiëne en ontstoken tandvlees. In die situatie kan het voorkomen dat er gevoeligheid en bloeding optreden. Dit betekent niet dat er daarmee onherstelbare schade aan de tanden is ontstaan. Omdat de lezingen uiteenlopen kan het college niet exact vaststellen hoe een en ander is verlopen gedurende de afspraak. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:199 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5127
- Datum publicatie: 15-08-2023
- Datum uitspraak: 15-08-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:199
Deels gegronde klacht tegen een tandarts. De tandarts heeft onzorgvuldig gehandeld door de destijds vierjarige dochter van klaagster niet te onderzoeken na een val van een klimrek. Hiermee heeft de tandarts in strijd met de KNMT-richtlijn voor spoedgevallen buiten reguliere openingstijden gehandeld. De tandarts had naar het oordeel van het college de dochter van klaagster moeten zien om zo te komen tot een goede inschatting van de ernst van de situatie. Het is niet aannemelijk geworden dat sprake zou zijn van zwaarwegende gronden om de dochter van klaagster niet direct te zien. Het komt niet vast te staan dat de tandarts een verkeerd advies heeft gegeven. Klacht deels gegrond, waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:200 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5364
- Datum publicatie: 15-08-2023
- Datum uitspraak: 15-08-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:200
Kennelijk ongegronde klacht tegen een tandarts. De tandarts heeft bij klaagster een bleekbehandeling uitgevoerd. Klaagster heeft na de behandeling aangezichtspijn gekregen. De tandarts heeft voldaan aan informed consent door klaagster vooraf te informeren over de bleekbehandeling door een informatieblad mee te geven. De tandarts heeft klaagster niet hoeven informeren of waarschuwen over het risico op aangezichtspijn, omdat dat gaat om een onbekende, in de literatuur niet omschreven complicatie. Dat de tandarts de bleekbehandeling niet juist heeft uitgevoerd komt niet vast te staan. De tandarts heeft klaagster voldoende nazorg geboden door klaagster na twee maanden naar een kaakchirurg te verwijzen. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:129 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1802
- Datum publicatie: 14-08-2023
- Datum uitspraak: 14-08-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:129
Klacht tegen een gz-psycholoog. De gz-psycholoog is in de periode waar de klacht op zietwerkzaam in het ziekenhuis, waar zij het nichtje van klager psychologisch heeft onderzocht. Het nichtje was naar de gz-psycholoog verwezen voor onderzoek in verband met obstipatieklachten, angst om te poepen en fecale incontinentie. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de gz-psycholoog een melding gedaan bij Veilig Thuis. Klager verwijt de gz-psycholoog dat zij hem heeft beschuldigd van grensoverschrijdende handelingen (misbruik) bij zijn nichtje. Deze beschuldigingen heeft de gz-psycholoog geuit naar klager’s zus en zwager, de ouders van het nichtje. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet ontvankelijk verklaard omdat hij niet aangemerkt kan worden als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet BIG. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager wel ontvankelijk. Klager wordt door de gz-psycholoog genoemd als mogelijke verrichter van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit geeft hem een belang om op te komen tegen het handelen van de gz-psycholoog. Het Centraal Tuchtcollege doet de zaak zelf af en verklaart de klacht ongegrond, omdat de gz-psycholoog zorgvuldig de stappen van de meldcode heeft doorlopen..
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:128 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1848
- Datum publicatie: 14-08-2023
- Datum uitspraak: 14-08-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:128
Klacht tegen fysiotherapeut. Klaagster verwijt de fysiotherapeut dat hij tijdens een reguliere behandeling zonder haar toestemming seksueel grensoverschrijdende handelingen bij haar heeft verricht. De fysiotherapeut ontkent dit. Het Regionaal Tuchtcollege neemt als vaststaand aan dat de fysiotherapeut bij klaagster een inwendige (vaginale) handeling heeft verricht. Dat college laat in het midden of die handeling seksueel gericht was dan wel gericht was op behandeling van klaagster. Hoe dan ook staat vast dat klaagster hiervoor geen toestemming had gegeven. Het Regionaal Tuchtcollege concludeert dat de fysiotherapeut de zorgvuldigheids- en integriteitsnormen vergaand heeft overschreden en legt de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de fysiotherapeut tegen deze beslissing. Naar het oordeel van dit college was de inwendige handeling seksueel van aard. Het Centraal Tuchtcollege acht bovendien aannemelijk dat de fysiotherapeut ook andere handelingen met een seksueel karakter heeft verricht. De doorhaling van de inschrijving in het BIG-register blijft gehandhaafd.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:198 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4808
- Datum publicatie: 11-08-2023
- Datum uitspraak: 11-08-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:198
Ongegronde klacht tegen een verpleegkundig specialist. Klager verbleef in een Penitentiaire Inrichting in afwachting van een overlevering. Na de overlevering is klager overleden aan de gevolgen van een rectumcarcinoom. De onderhavige klacht is door klager ingediend en na zijn overlijden door zijn echtgenote en dochter voortgezet. Het verwijt dat aan de medische dienst van de PI – aan de verpleegkundig specialist in het bijzonder – gemaakt wordt is dat zijn buik(pijn)klachten lange tijd zijn genegeerd en niet serieus zijn genomen. De verpleegkundig specialist heeft als verweer gevoerd dat klager tegen haar uitsluitend tijdens één consult buikpijnklachten heeft gemeld, en dat haar niet kan worden verweten dat de tumor bij klager niet eerder is ontdekt. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat de verpleegkundig specialist klachten heeft genegeerd dan wel meer had kunnen of moeten doen dan zij heeft gedaan. Ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:197 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5147
- Datum publicatie: 11-08-2023
- Datum uitspraak: 11-08-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:197
Gegronde klacht tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige wordt verweten dat hij zich grensoverschrijdend seksueel heeft gedragen tegenover een kwetsbare patiënte die aan zijn zorg was toevertrouwd en dat hij medicatie heeft ontvreemd en aan de patiënte heeft verstrekt. De verpleegkundige heeft de hem verweten gedragingen bekend. Het college verklaart de klacht gegrond en legt de maatregel van schorsing op voor de duur van 12 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. Publicatie.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:127 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1254
- Datum publicatie: 09-08-2023
- Datum uitspraak: 09-01-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:127
Klacht tegen huisarts. Klager is de zoon van een patiënte van de huisarts. Hij klaagt over de behandeling van zijn moeder door de huisarts. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht niet-ontvankelijk, omdat de moeder niet heeft ingestemd met de indiening van de klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGZREIN:2023:41 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven H2023/3926
- Datum publicatie: 09-08-2023
- Datum uitspraak: 08-08-2023
- ECLI:NL:TGZREIN:2023:41
Deels gegronde klacht tegen een anesthesioloog. Onheuse bejegening voorafgaand aan de operatie op de OK komt niet vast te staan. Wel komt vast te staan dat de anesthesioloog tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door het ongemotiveerd en het standaard niet gebruiken van pre-oxygenatie. De anesthesioloog laat de patiënt daarmee een te vermijden risico lopen. Daarnaast had het op de weg van de anesthesioloog gelegen om voor de operatie kennis te nemen van het medisch dossier en er zorg voor te dragen dat over de vragen van klaagster met betrekking tot de anesthesie voor de operatie contact met klaagster zou worden opgenomen dan wel dit punt zelf ter sprake te brengen voordat klaagster onder narcose zou gaan. Het resultaat was dat van gemaakte afspraken ten aanzien van de anesthesietechniek geen sprake was en van overeenstemming over het gebruik van een plexus block evenmin. Met klaagster is onvoldoende besproken welke anesthesietechniek zou worden toegepast. Het tekenen van een voorgedrukt en vooraf ingevuld toestemmingsformulier vlak vóór de operatie en zonder de mogelijkheid van bespreking en zo nodig toelichting, voldoet niet aan het vereiste van een adequaat informed consent. Van adequate informatie en samen beslissen, zoals voorgeschreven in de WGBO, is geen sprake geweest. De gevolgde procedure voldoet ook niet aan de richtlijnen uit het veld. Hoewel er sprake kan zijn van taakverschuiving, vervalt hiermee niet de verantwoordelijkheid van de anesthesioloog. De anesthesioloog heeft geen blijk gegeven inzicht in de nadelen van de weergegeven werkwijze. Hij heeft bovendien, ook achteraf, geen verantwoordelijkheid gevoeld en/of genomen voor het gebrek aan communicatie met klaagster. Klacht deels gegrond verklaard, voorwaardelijke schorsing van zes maanden.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:196 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5399
- Datum publicatie: 08-08-2023
- Datum uitspraak: 08-08-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:196
Deels gegronde klacht tegen een chirurg. De chirurg heeft zonder toestemming van klager besloten af te wijken van de oorspronkelijk afgesproken operatie. Hiermee was er geen sprake van informed consent en er waren geen redenen op grond van de WGBO of anderszins om van deze regel af te wijken. Het college heeft evenwel geen reden om vast te stellen dat de chirurg de niet afgesproken operatie niet lege artis heeft uitgevoerd. Klacht deels gegrond, waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:194 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4791
- Datum publicatie: 08-08-2023
- Datum uitspraak: 08-08-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:194
Ongegronde klacht tegen een chirurg. De patiënt is opgenomen op de SEH met rugklachten en gezien door een arts-assistent (verweerster de zaak A2022/4792), onder supervisie van de chirurg. Patiënt is dezelfde dag ontslagen, maar een aantal dagen later overleden. Het college oordeelt dat de chirurg niet onvoldoende supervisie heeft gevoerd, te weinig onderzoek heeft laten verrichten of aan tunnelvisie heeft geleden. De chirurg en de arts-assistent hebben breder gekeken dan de rugpijn. Uit het dossier blijkt dat patiënt uitgebreid lichamelijk is onderzocht en dat relevante aanvullende onderzoeken hebben plaatsgevonden om acute pathologie uit te sluiten. Het besluit om patiënt met instructies naar huis te sturen is zorgvuldig tot stand gekomen. Dat een onjuiste differentiaal diagnose is gesteld, heeft het college niet kunnen vaststellen. Daarbij moet worden aangetekend dat niet bekend is waaraan patiënt is overleden. Klacht ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:195 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4792
- Datum publicatie: 08-08-2023
- Datum uitspraak: 08-08-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:195
Ongegronde klacht tegen een arts. De patiënt is opgenomen op de SEH met rugklachten en gezien door een arts-assistent, onder supervisie van een chirurg (verweerder in de zaak A2022/4791). Het college oordeelt dat de arts-assistent niet onvoldoende adequaat overleg heeft gehad met haar supervisor, te weinig onderzoek heeft laten verrichten of aan tunnelvisie heeft geleden. De chirurg en de arts-assistent hebben breder gekeken dan de rugpijn. Uit het dossier blijkt dat patiënt uitgebreid lichamelijk is onderzocht en dat relevante aanvullende onderzoeken hebben plaatsgevonden om acute pathologie uit te sluiten. Het besluit om patiënt met instructies naar huis te sturen is zorgvuldig tot stand gekomen. Dat een onjuiste differentiaal diagnose is gesteld, heeft het college niet kunnen vaststellen. Daarbij moet worden aangetekend dat niet bekend is waaraan patiënt is overleden. Klacht ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:126 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1791
- Datum publicatie: 02-08-2023
- Datum uitspraak: 02-08-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:126
Klacht tegen psychiater. De psychiater heeft in het kader van een civielrechtelijke aansprakelijkheidsprocedure tussen klager en één van klagers voormalige patiënten eind december 2012 een psychiatrische expertise uitgebracht. Klager was destijds psychoanalyticus van zijn voormalige patiënte. De psychiatrische expertise is opgesteld naar aanleiding van een verzoek daartoe van de advocaat van de voormalige patiënte van klager. Klager verwijt de psychiater dat het door hem uitgebrachte rapport niet voldoet aan de daarvoor geldende richtlijnen en dat het beginsel van hoor en wederhoor niet is toegepast. Verder stelt klager dat het rapport blijk geeft van het ontbreken van kennis van de essentie van de psychoanalyse bij de psychiater. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:124 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1295
- Datum publicatie: 02-08-2023
- Datum uitspraak: 02-08-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:124
Klacht tegen een psychiater. De psychiater heeft op verzoek van de gezinsvoogd en met instemming van de ouders samen met een GZ-psycholoog bij de dochter van klaagster een onderzoek uitgevoerd. Doel van dit onderzoek was om te beoordelen of en zo ja, welke behandeling en/of begeleiding van de dochter geïndiceerd was. De psychiater en voornoemde GZ-psycholoog hebben de resultaten van dit onderzoek met hun advies voor behandeling/begeleiding neergelegd in een rapport. Strikt genomen – zo oordeelt het Regionaal Tuchtcollege – was geen sprake van een rapportage aan een derde, wat met zich meebrengt dat het op grond van artikel 7:446, vierde lid van het Burgerlijk Wetboek (BW), en daarmee ook het in artikel 7:464, lid 2, onder b, BW neergelegde inzagerecht hier niet rechtstreeks van toepassing is. Het feit dat de gezinsvoogd het rapport zou gaan gebruiken in een gerechtelijke procedure en dat de psychiater hier ook van op de hoogte was, betekent in dit geval echter dat de psychiater klaagster toch de gelegenheid tot inzage in het rapport had moeten bieden voordat zij het rapport aan de gezinsvoogd verzond. Het Regionaal Tuchtcollege is verder van oordeel dat de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het rapport berust niet toereikend zijn om de conclusies te dragen en het rapport derhalve niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klachtonderdelen 3 t/m 11 gegrond en legt de psychiater de maatregel van berisping op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen de ongegrondverklaring van klachtonderdelen 1, 2 en 12.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:125 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1601 en C2022/1602
- Datum publicatie: 02-08-2023
- Datum uitspraak: 02-08-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:125
Klachten tegen een gynaecoloog. Klaagster is de dochter van de op hoge leeftijd overleden patiënte. De gynaecoloog heeft patiënte in het ziekenhuis behandeld in verband met een vulvacarcinoom. Drie jaar later kwam patiënte terug en werd na een biopsie VIN III vastgesteld, beginnende infiltratie werd niet uitgesloten en een lokale excisie werd geadviseerd en uitgevoerd. Er volgde een MDO en gedurende twee jaar vervolgcontroles. Daarna heeft een collega de zorg overgenomen. Klaagster verwijt de gynaecoloog - kort gezegd - dat hij de kwalificatie ‘VIN III’ niet had mogen accepteren en dat hij beter had behoren te handelen. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege verklaart klaagster gelet op het ‘ne bis in idem’-beginsel kennelijk niet-ontvankelijk in de klachten en bepaalt publicatie in geanonimiseerde vorm. Ook het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat sprake is van de ‘ne bis in idem’-situatie en verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:192 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5310
- Datum publicatie: 01-08-2023
- Datum uitspraak: 01-08-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:192
Deels gegronde klacht tegen een huisarts, waarschuwing. Klager is een periode van ongeveer twee jaar (2012-2014) blootgesteld geweest aan rioolgassen in zijn woning en wil daarvoor schadevergoeding. In opdracht van klagers rechtsbijstandsverzekeraar heeft de huisarts een advies uitgebracht over de relatie tussen deze blootstelling en de gestelde gezondheidsschade. De huisarts concludeert dat die relatie er niet is. In 2016 heeft de huisarts ook al een advies uitgebracht inzake de echtgenote van klaagster. Tegen het handelen van de huisarts heeft de echtgenote van klager eerder een tuchtklacht ingediend (A2021/3666). Deze klacht is ongegrond verklaard door het RTG Amsterdam. Hiertegen heeft de echtgenote van klager hoger beroep ingesteld bij het CTG. Ten tijde van de zitting van onderhavige zaak was nog geen uitspraak gedaan. Klager verwijt de huisarts dat hij op onjuiste gronden tot het advies is gekomen en ten onrechte de conclusie heeft getrokken dat er geen medische argumenten waren die wezen op vergiftiging door het inademen van giftige rioolgassen in de woning. De huisarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Voor zover bepaalde aspecten van zijn handelen beter hadden gekund, acht de huisarts dit niet dusdanig zwaarwegend dat een maatregel dient te worden opgelegd. Het college toetst ten volle of het onderzoek door de huisarts uit het oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de huisarts in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen. Het college stelt voorop dat het advies geen systematische beantwoording van de vraagstelling kent. Naar het oordeel van het college wreekt zich met name het summiere karakter van de overwegingen in het advies alsmede de stelligheid waarmee deze overwegingen worden gepresenteerd. In het advies wordt ook geen enkele aandacht besteed aan een, mede gelet op de constateringen van de longarts in 2014, mogelijk tijdelijke verergering van de longklachten van klager als gevolg van de rioolgassen. Ook op andere vragen had de huisarts met meer voorzichtigheid kunnen reflecteren. Het eerste klachtonderdeel is gegrond. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel volgt het college klager niet in zijn verwijt dat de huisarts ten onrechte de conclusie heeft getrokken dat er geen medische argumenten waren die wezen op vergiftiging door het inademen van de rioolgassen in de woning. Klager leed aan een scala van aandoeningen, die weliswaar mogelijk tijdelijk zijn verergerd door de blootstelling aan de rioolgassen, maar oorzakelijk daaraan niet kunnen worden toegeschreven. Daarbij wijst het college erop dat zij de conclusie van het advies slechts marginaal kan toetsen. Het tweede klachtonderdeel is ongegrond. Het college komt tot oordeel dat de klacht deels gegrond is en legt de huisarts de maatregel van waarschuwing (zie beslissing onder 5.10) op.