Zoekresultaten 801-820 van de 14200 resultaten
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:145 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6903
- Datum publicatie: 02-07-2024
- Datum uitspraak: 02-07-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:145
Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts in opleiding. Klager verwijt de huisarts in opleiding dat zij hem op het spreekuur in november 2022 niet heeft onderzocht en hm ondanks zijn verzoek daartoe niet naar een oogarts heeft verwezen. Door dit na te laten is het gezichtsvermogen van klager minder geworden en is hij niet meer in staat om te werken. Tijdens een spreekuurcontact in januari 2023 heeft een andere huisarts klager met spoed naar een oogarts verwezen vanwege netvlieslating. Klager is aan zijn oog geopereerd. Het college is van oordeel dat de huisarts in opleiding niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Uit het medisch dossier blijkt dat verweerster in november de anamnese heeft afgenomen en wel oogheelkundig onderzoek heeft verricht. Verweerster heeft geen alarmsignalen waargenomen, de symptomen wezen op ‘mouches valantes’. Dit is in de regel een onschuldige aandoening waarvoor geen behandeling nodig is. Volgens de NHG-Standaard Visusklachten is in die situatie geen indicatie voor een verwijzing naar de oogarts. Ook heeft verweerster klager instructies gegeven wanneer hij zich opnieuw diende te melden Latere alarmerende klachten ontstonden eind december 2022, deze waren niet aanwezig tijdens het consult bij verweerster. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:146 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6843
- Datum publicatie: 02-07-2024
- Datum uitspraak: 02-07-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:146
Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager verwijt de huisarts dat deze nog niet heeft voldaan aan het verzoek om zijn dossier per aangetekende post toe te zenden. Volgens klager is de huisarts wettelijk verplicht dit binnen 1 maand toe te zenden. Verder had klager nog aanvullende verzoeken. Het college is van oordeel dat het hoogst ongebruikelijk is voor artsen om berichten via aangetekende post te versturen. Artsen kunnen hiertoe ook niet kunnen worden verplicht, noch op grond van de AVG, noch op grond van de KNMG-richtlijn, noch anderszins. De huisarts heeft klager op 12 januari 2023 gemeld dat hij het medisch dossier niet per aangetekende post zou verzenden en dat hij niet aan klagers aanvullende verzoeken zou voldoen. Uit het medisch dossier blijkt dat de huisarts dit daarna meermalen tegenover klager heeft herhaald. Hij heeft hem daarbij uitgelegd op welke wijze communicatie met de praktijk wél mogelijk is en op welke wijze klager het gevraagde afschrift kan ontvangen. Nu klager geen keuze kenbaar heeft gemaakt voor een van de drie genoemde mogelijke verzendmethoden, maar blijft vasthouden aan zijn wens voor verzending per aangetekende post, kan de huisarts niet worden verweten dat klager ook nu nog niet de beschikking heeft over een afschrift van zijn medische dossier. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:147 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6301
- Datum publicatie: 02-07-2024
- Datum uitspraak: 02-07-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:147
Ongegronde klacht tegen een neuroloog werkzaam in een medische kliniek. Klaagster werd door de huisarts verwezen naar de neuroloog in verband met sinds 3 maanden bestaande lage rugpijn en uitstraling naar de benen. De neuroloog heeft neurologisch onderzoek gedaan en een MRI laten verrichten. Na bespreking van de uitslag van de MRI en een tweede consult heeft de neuroloog fysiotherapie en pijnstilling voorgeschreven aan klaagster. Na verergering van de klachten werd klaagster opgenomen in het ziekenhuis waar de diagnose Guillain-Barré werd gesteld. Klaagster verwijt de neuroloog dat zij heeft nagelaten klaagster door te sturen naar een ziekenhuis voor algeheel medisch onderzoek en onzorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van de familie van klaagster omdat deze haar moesten vervoeren van en naar het ziekenhuis omdat klaagster in een rolstoel zat. Het college is van oordeel dat de handelswijze van verweerster gelet op de kennis van dat moment niet onzorgvuldig was. Aan klaagster is de instructie gegeven dat zij zich bij verergering van de klachten direct moest melden, hetgeen klaagster niet heeft gedaan. Vanaf het moment dat verweerster van de anesthesioloog-pijnspecialist vernam dat de klachten van klaagster waren verergerd, heeft zij zich onmiddellijk ingespannen om een opname in het ziekenhuis te realiseren (zie ook 5.5 van de beslissing). Het onzorgvuldig handelen jegens de familie is niet onderbouwd door klaagster en is ook niet gebleken uit het medisch dossier. Klacht in al haar onderdelen ongegrond. In het kader van het algemeen belang zal deze beslissing wel worden gepubliceerd.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:61 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6062
- Datum publicatie: 26-06-2024
- Datum uitspraak: 26-06-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:61
Klacht tegen een verloskundige. Klagers verwijten de verloskundige onder meer onvoldoende zorg, het niet overdragen van de behandeling aan de tweede lijn en handelen in strijd met de dossierplicht. Oordeel college: het onderzoek naar de mate van bloedverlies is niet voldoende uitvoerig geweest. De verloskundige kon thuis niet reeds een loslating van de placenta uitsluiten. Omdat klaagster het bloedverlies ter sprake bleef brengen, had de verloskundige de tweede lijn moeten consulteren. Uit het dossier is niet op te maken dat de verloskundige op een later moment wijzigingen heeft aangebracht. Daarmee is het dossier als geheel niet meer volledig en formeel juist. De verloskundige heeft een navolgbare verklaring gegeven voor de wijzigingen. Zij heeft het partusverslag niet in strijd met de waarheid aangevuld, aangezien de controles daarin automatisch werden vermeld door het digitale systeem dat de verloskundigenpraktijk gebruikt. Klacht gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing. De verloskundige wordt veroordeeld in de proceskosten.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:144 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6885
- Datum publicatie: 25-06-2024
- Datum uitspraak: 25-06-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:144
Voorzittersbeslissing, klacht tegen een cardioloog kennelijk niet-ontvankelijk. Klaagster heeft een klacht ingediend over het handelen van verweerster rondom de behandeling en het overlijden van haar vader in het ziekenhuis. Naar het oordeel van de voorzitter is klaagster niet gerechtigd om de onderhavige klacht in te dienen. Nu de vader van klaagster een levensgezel had, geldt in dit geval als uitgangspunt dat deze levensgezel klachtgerechtigd is en dat klaagster in beginsel geen klachtrecht heeft. Daarop kunnen uitzonderingen bestaan, maar in dit geval is niet gebleken van zwaarwegende feiten of omstandigheden die een uitzondering op dit uitgangspunt rechtvaardigen. Zo kan niet worden vastgesteld dat de levensgezel van de klacht van klaagster op de hoogte is en dat zij deze ondersteunt. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:117 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1972
- Datum publicatie: 25-06-2024
- Datum uitspraak: 10-06-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:117
Klager is in verband met acuut op chronisch ernstig nierfalen in 2020 enkele dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis waar de arts als arts in opleiding tot specialist (aios) werkte. Klager is door de aios in spoedsetting geopereerd. Klager verwijt de aios dat zij: a) niet of veel te weinig beseft dat zij voor haar diensten integraal wordt gefinancierd door belastingbetalers en premiebetalers, de volksgezondheid moet behouden en bevorderen, de patiënt tijdig en volledig moet informeren over medisch relevante zaken en verantwoording moet afleggen over haar keuzes; b) in het bezit had moeten zijn van het opnamebericht van klager; c) heeft nagelaten te vragen hoe en wanneer klager was aangemeld voor de operatie; d) aan klager nazorg had moeten verlenen; e) ten onrechte schrijft dat de plasklachten van klager niet feitelijk voor kunnen komen; f) ten onrechte schrijft dat zij onvoldoende informatie heeft voor adequaat verweer. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:118 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1973
- Datum publicatie: 25-06-2024
- Datum uitspraak: 10-06-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:118
Klacht tegen arts, destijds arts niet in opleiding tot specialist. Klager is in verband met acuut op chronisch ernstig nierfalen in 2020 enkele dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis waar de arts als arts niet in opleiding tot specialist (anios) werkte. Klager is in spoedsetting geopereerd. Na de spoedoperatie was de anios als zaalarts verantwoordelijk voor de nazorg aan klager. Bij het ontslag uit het ziekenhuis heeft de anios met klager het ontslaggesprek gevoerd. Daarna heeft hij de ontslagbrief geschreven. Klager verwijt de anios dat hij: a) niet of veel te weinig beseft dat hij voor zijn diensten integraal wordt gefinancierd door belastingbetalers en premiebetalers, de volksgezondheid moet behouden en bevorderen, de patiënt tijdig en volledig moet informeren over medisch relevante zaken en verantwoording moet afleggen over zijn keuzes; b) in het bezit had moeten zijn van het opnamebericht van klager; c) heeft nagelaten te vragen hoe en wanneer klager was aangemeld voor de operatie; d) ten onrechte schrijft dat hij onvoldoende informatie heeft voor adequaat verweer. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:141 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6374
- Datum publicatie: 25-06-2024
- Datum uitspraak: 25-06-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:141
Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. De arts, medisch adviseur bij het CBR, heeft klager voor medisch onderzoek naar een psychiater verwezen. Klager verwijt de arts dat hij hem heeft verwezen zonder hem eerst te horen en dat hij aan de verwijzing heeft toegevoegd dat hij twijfelde aan klagers gezichtsvermogen. Het college stelt vast dat niet de arts maar het CBR bepaalt of een medisch onderzoek moet plaatsvinden. De arts beoordeelt alleen welke type specialist dat onderzoek moet doen. Pas als de informatie van het CBR vragen oproept, kan er voor de arts reden zijn om contact op te nemen. Dat was hier niet het geval. Uit de tekst en verdere context van de verwijzing blijkt niet dat er twijfels waren over het gezichtsvermogen van klager. Klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:142 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6634
- Datum publicatie: 25-06-2024
- Datum uitspraak: 25-06-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:142
Ongegronde klacht tegen een psychiater. Klager verwijt de psychiater a) dat hij de behandeling eenzijdig heeft beëindigd en b) dat er geen sprake was van een warme overdracht en adequate verwijzing naar andere behandelaren/instellingen. Het college overweegt dat gezien de omstandigheden begrijpelijk is dat de psychiater meende dat klager de behandelrelatie zelf (eenzijdig) had beëindigd. Ten overvloede overweegt het college dat, zelfs als het college ervan uitgaat dat de psychiater de behandelrelatie heeft beëindigd, dat gezien de beschreven feiten en omstandigheden, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Klager heeft zich steeds aan communicatie onttrokken en wilde ook niet meer benaderd worden. De inzet van de psychiater en het behandelteam was steeds gericht op herstel van de behandelrelatie, maar daarvoor is door klager geen ruimte meer gegeven. De verstoorde relatie en het afhouden van elk contact boden weinig ruimte voor een ‘warme overdracht’. De aanbevelingen/suggesties die de psychiater aan klager heeft gedaan voor dagbesteding/begeleiding waren alleszins redelijk en passend. Verder bood de psychiater aan dat klager zich tot de instelling kon wenden voor hulp hierbij, maar dat heeft klager niet gedaan. Het kan de psychiater niet worden verweten dat klager niet tevreden was over deze organisaties/instellingen. Beide klachtonderdelen zijn ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:143 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6243
- Datum publicatie: 25-06-2024
- Datum uitspraak: 25-06-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:143
Kennelijk ongegronde tegen een (destijds) psychiater. Klager verwijt de psychiater dat zij verkeerde medicatie heeft voorgeschreven, ten onrechte een aanvraag voor een rechterlijke machtiging in gang heeft gezet en ten onrechte de diagnose epilepsie heeft gesteld. Het college stelt vast dat, gelet op de psychotische problematiek van klager, de psychiater goede redenen had om hem antipsychotica voor te schrijven. Uit het dossier blijkt dat de psychiater, door verschillende psychotica en flankerende medicatie voor te schrijven en de doseringen daarvan regelmatig aan te passen, steeds heeft getracht, met behoud van optimaal antipsychotisch effect, de bijwerkingen van de middelen zoveel mogelijk te beperken. De overige klachtonderdelen zijn ook ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:115 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1940
- Datum publicatie: 25-06-2024
- Datum uitspraak: 10-06-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:115
Klacht tegen arts, destijds arts niet in opleiding tot specialist (anios). Klager is in verband met acuut op chronisch ernstig nierfalen in 2020 enkele dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis waar de arts als arts niet in opleiding tot specialist (anios) werkte. Klager is in spoedsetting geopereerd. Na de spoedoperatie was de anios als zaalarts verantwoordelijk voor de nazorg aan klager. Bij het ontslag uit het ziekenhuis heeft de anios met klager het ontslaggesprek gevoerd. Daarna heeft hij de ontslagbrief geschreven. Klager verwijt de anios dat hij: a) hem niet heeft gewaarschuwd voor de vaker bewezen gezondheidsschade door het dragen van een niet medisch mondkapje. Klager vindt de draagplicht van een niet-medisch mondkapje in strijd met de Grondwet; b) heeft nagelaten hem voor en na de operatie te wijzen op het risico van verhoogde plasfrequentie door de ziekenhuisopname en/of door de operatie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel a en klachtonderdeel b kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:116 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1941
- Datum publicatie: 25-06-2024
- Datum uitspraak: 10-06-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:116
Klacht tegen arts, destijds arts in opleiding tot specialist (aios). Klager is in verband met acuut op chronisch ernstig nierfalen in 2020 enkele dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis waar de arts als arts in opleiding tot specialist (aios) werkte. Klager is door de aios in spoedsetting geopereerd. Klager verwijt de aios dat zij: a) hem niet heeft gewaarschuwd voor de vaker bewezen gezondheidsschade door het dragen van een niet medisch mondkapje. Klager vindt de draagplicht van een niet-medisch mondkapje in strijd met de Grondwet; b) heeft nagelaten hem voor en na de operatie te wijzen op het risico van verhoogde plasfrequentie door de ziekenhuisopname en/of door de operatie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel a en klachtonderdeel b kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2024:140 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6716
- Datum publicatie: 25-06-2024
- Datum uitspraak: 25-06-2024
- ECLI:NL:TGZRAMS:2024:140
Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Klager is opgenomen geweest in een spoedkliniek in verband met psychotische decompensatie. Klager verwijt de arts dat hij niet is ingelicht over de bijwerkingen van het nieuw voorgeschreven medicijn paliperidon. Ook heeft de arts volgens hem beweerd dat vitamine C niet werkzaam was bij een tabak- en hasjverslaving. Verder verwijt klager de arts dat de zij er niet voor heeft gezorgd dat klager in de ambulante zorg alleen door vrouwen zou worden behandeld. Het college stelt vast dat uit de overgelegde decursus blijkt dat de arts meermaals de tijd heeft genomen klager voor te lichten over en te begeleiden bij de medicatie. De arts is zorgvuldig omgesprongen van de wens van klager om alleen door vrouwelijke medewerkers van het FACT-team te worden behandeld, maar kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de beslissing over de samenstelling van het ambulante FACT-team. De arts kan zich de opmerking over vitamine C niet herinneren. Het college ziet geen aanleiding om van onzorgvuldigheid, laat staan verwijtbaar gedrag te kunnen spreken. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:69 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6131
- Datum publicatie: 24-06-2024
- Datum uitspraak: 18-06-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:69
Klacht tegen huisarts deels kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond. Klager is patiënt verweerster. De behandelrelatie verloopt moeizaam. Zo zijn er onder meer onenigheden over de inhoud van het medisch dossier en het verwijderen van passages. Er is geprobeerd om middels een mediator de behandelrelatie te herstellen. Dat is niet gelukt. Uiteindelijk heeft verweerster de behandelovereenkomst beëindigd per augustus 2020. Klager is het niet eens met de gang van zaken en hij verwijt de huisarts het onrechtmatig opzeggen van de behandelovereenkomst, het overdragen aan een andere huisarts, het niet willen opstellen van verwijsbrieven en het onnodig besmetten van zijn naam met een psychische aantekening in een bepaald jaar. Klager is niet-ontvankelijk in de klachten waarover inmiddels onherroepelijke tuchtrechtelijke beslissingen zijn gegeven. Klager doelt immers in wezen op hetzelfde handelen waartegen de huisarts zich in de zaak 169/2019 heeft verweerd. Dat klager daarbij op onderdelen nieuwe aspecten noemt die in verband staan met hetzelfde handelen, maakt dat niet anders. Het is immers een variatie op hetzelfde thema en vloeit voort uit eerder handelen van de huisarts waarover al tuchtrechtelijk is geoordeeld.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:68 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5944
- Datum publicatie: 24-06-2024
- Datum uitspraak: 21-06-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:68
Klacht tegen huisarts kennelijk ongegrond. Klagers zijn jarenlang patiënt geweest in de praktijk van de huisarts. Klager is in 2020 door de huisarts gezien vanwege een zwelling op zijn hoofd. Omdat klager eerder een atheroomcyste op zijn hoofd had gehad, was het vermoeden dat daarvan ook nu weer sprake was. Afgesproken werd dat de huisarts de zwelling zou verwijderen. Tijdens de ingreep ontstonden echter twijfels over de aard van de zwelling en heeft de huisarts klager verwezen naar chirurgie. De zwelling bleek een non Hodgkin-lymfoom te zijn en klager heeft hiervoor diverse behandelingen ondergaan. Gedurende en na deze behandelingen hebben er nog meerdere contacten met de huisarts plaatsgevonden, zowel telefonisch als in persoon. Vanwege een vertrouwensbreuk zijn klagers in september 2023 overgestapt naar een andere huisartsenpraktijk. Klagers maken de huisarts verschillende verwijten over zijn bejegening, gebrek aan betrokkenheid en het medicatiebeleid. Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:59 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6361
- Datum publicatie: 21-06-2024
- Datum uitspraak: 19-06-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:59
Klaagster verwijt verpleegkundige onjuist en nalatig handelen tijdens de dialyse. Er is minder vocht onttrokken dan door de computer berekend. Het college kan niet vaststellen dat de hoeveelheid te onttrekken vocht niet met klaagster is besproken. Er is adequaat gehandeld toen tijdens de dialyse instabiliteit ontstond. Kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2024:60 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6037
- Datum publicatie: 21-06-2024
- Datum uitspraak: 19-06-2024
- ECLI:NL:TGZRSHE:2024:60
Klacht tegen verpleegkundig specialist over consult na MDO kennelijk ongegrond. Het was niet aan de verpleegkundig specialist om klaagster iets anders te adviseren dan uit het MDO was gekomen en evenmin om - zelfstandig - eventuele alternatieven voor te stellen. Bejegeningsklacht kan college niet beoordelen.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2024:67 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6383
- Datum publicatie: 20-06-2024
- Datum uitspraak: 18-06-2024
- ECLI:NL:TGZRZWO:2024:67
Klacht tegen huisarts ongegrond. Klaagster heeft telefonisch contact opgenomen met de praktijk van de huisarts in verband met obstipatieklachten, waarna er een consult bij de huisarts heeft plaatsgevonden. Wegens aanhoudende klachten is er op twee weken later wederom een consult geweest, dit keer bij de collega-huisarts, die haar onder meer heeft doorverwezen naar een MDL-arts. Uit onderzoek bleek klaagster endeldarmkanker stadium 3 te hebben. Klaagster verwijt de huisarts dat hij vanaf maart/april 2023 onvoldoende zorg heeft verleend en haar niet heeft doorverwezen.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:112 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2288
- Datum publicatie: 19-06-2024
- Datum uitspraak: 19-06-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:112
Klacht tegen een verzekeringsarts. Klaagster is door de verzekeringsarts gezien in het kader van een WIA-beoordeling. Zijn bevindingen heeft de verzekeringsarts neergelegd in een verzekeringsgeneeskundige rapportage en een medisch onderzoeksverslag. Dezelfde dag heeft hij een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. Volgens de verzekeringsarts is sprake van een medisch objectiveerbare afwijking. Hij heeft in de FML beperkingen aangenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren en ten aanzien van werktijden. Klaagster maakt de verzekeringsarts verschillende verwijten over het door hem verrichte onderzoek en de door hem opgemaakte rapportages. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2024:113 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2293
- Datum publicatie: 19-06-2024
- Datum uitspraak: 19-06-2024
- ECLI:NL:TGZCTG:2024:113
Klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft in 2019, in de leeftijd van 36 jaar, een laattijdige aanvraag van een Wajonguitkering bij het UWV ingediend. Deze aanvraag is afgewezen. Na bezwaar en beroep heeft de verzekeringsarts een verzekeringsgeneeskundig onderzoek verricht. Daarin is zij tot de conclusie gekomen dat klager zijn claim, dat hij vanwege medische redenen niet in staat is geweest om te werken, niet aannemelijk heeft gemaakt. Klager is het met deze conclusie niet eens en verwijt de verzekeringsarts dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.