ECLI:NL:TGZCTG:2024:115 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1940

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2024:115
Datum uitspraak: 10-06-2024
Datum publicatie: 25-06-2024
Zaaknummer(s): C2023/1940
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen arts, destijds arts niet in opleiding tot specialist (anios). Klager is in verband met acuut op chronisch ernstig nierfalen in 2020 enkele dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis waar de arts als arts niet in opleiding tot specialist (anios) werkte. Klager is in spoedsetting geopereerd. Na de spoedoperatie was de anios als zaalarts verantwoordelijk voor de nazorg aan klager. Bij het ontslag uit het ziekenhuis heeft de anios met klager het ontslaggesprek gevoerd. Daarna heeft hij de ontslagbrief geschreven. Klager verwijt de anios dat hij: a) hem niet heeft gewaarschuwd voor de vaker bewezen gezondheidsschade door het dragen van een niet medisch mondkapje. Klager vindt de draagplicht van een niet-medisch mondkapje in strijd met de Grondwet; b) heeft nagelaten hem voor en na de operatie te wijzen op het risico van verhoogde plasfrequentie door de ziekenhuisopname en/of door de operatie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in klachtonderdeel a en klachtonderdeel b kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1940 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
C., arts-assistent huisartsenzorg, destijds arts niet in opleiding tot specialist (anios), destijds werkzaam te D., verweerder in beide instanties. gemachtigde: mr. C.J. van den Ham, werkzaam te Utrecht.
1.    Verloop van de procedure
De heer A. - hierna klager - heeft op 5 november 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te ’s-Hertogenbosch tegen C. - hierna de anios - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 11 mei 2023, onder nummer H2021/3610 is klager in klachtonderdeel a niet-ontvankelijk verklaard en is klachtonderdeel b kennelijk ongegrond verklaard. 
Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De anios heeft een verweerschrift in beroep ingediend. De zaak is op de zitting van het Centraal Tuchtcollege van 10 juni 2024 tegelijk behandeld met de zaken C2023/1941, C2023/1972 en C2023/1973. De zaken zijn niet gevoegd. Klager heeft laten weten niet op de zitting aanwezig te zijn (brief van 20 mei 2024). De anios is verschenen bijgestaan door mr. van den Ham. De anios en zijn gemachtigde hebben de zaak op zitting toegelicht. Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling op 10 juni 2024 de zaak in raadkamer beoordeeld en in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Wat hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.
2.    Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende feiten en overwegingen ten grondslag gelegd.
“1.  De zaak in het kort
1.1    Klager (geboren in 1957) is in verband met acuut op chronisch ernstig nierfalen van 26 tot en met 30 oktober 2020 opgenomen geweest in het ziekenhuis waar verweerder als arts niet in opleiding tot specialist (anios) op de afdeling urologie werkte. Op 27 oktober 2020 is klager in spoedsetting geopereerd. 

1.2    Na de spoedoperatie was de anios als zaalarts verantwoordelijk voor de nazorg aan klager. Bij het ontslag uit het ziekenhuis op 30 oktober 2020 heeft de anios met klager het ontslaggesprek gevoerd. Daarna heeft hij de ontslagbrief geschreven. 
1.3    Klager vindt dat de anios hem had moeten waarschuwen voor gezondheids-schade door het dragen van een niet-medisch mondkapje en hem had moeten wijzen op mogelijk verhoogde plasfrequentie na de operatie. De anios heeft naar zijn mening juist gehandeld. 
1.4    Het college komt tot het oordeel dat het gedeelte van de klacht over het mondkapje niet-ontvankelijk is en het gedeelte over de plasfrequente ontvankelijk is, maar kennelijk ongegrond. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
2.     De procedure
2.1    Het verloop van de procedure blijkt uit: 
-    het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 5 november 2021 door het college in Amsterdam en, na doorgeleiding, op 29 november 2021 door dit college
-    de brieven van de secretaris van 13 december 2021 en 4 januari 2022, waarin de secretaris klager vraagt de klacht te verduidelijken
-    de aanvullende klaagschriften ontvangen op 23 december 2021, 13 januari 2022 en 18 maart 2022, met medische informatie
-    het verweerschrift met de bijlagen.
2.2    De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt. 
2.3    Het college heeft de klacht op 30 maart 2023 in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak heeft beoordeeld op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. In diezelfde raadkamer heeft het college ook de tweede klacht tegen de anios (H2022/4693) en de beide klachten tegen de opererend aios urologie (H2021/3609 en H2022/4692) behandeld.


3.     De feiten 
3.1    Op 26 oktober 2020 is klager in het ziekenhuis opgenomen met een acuut op chronische nierfunctiestoornis als gevolg van een obstructieve uretersteen in de rechter urineleider.
3.2    Op 27 oktober 2020 is klager in spoedsetting geopereerd door de arts-assistent in opleiding tot uroloog (tevens verweerster in de zaak met nummer H2021/3609 en met nummer H2022/4692, tegen wie klager ook klachten heeft ingediend). Bij de operatie is de steen in de urineleider endoscopisch tot gruis verpulverd door middel van een uretero-reno-scopie. Er werd een ureterkatheter en een blaaskatheter achtergelaten. Het beleid was de volgende dag de nierfunctie te bepalen en een poliafspraak voor over vier weken in te plannen voor het verwijderen van de ureterkatheter, met een CT-scan voorafgaand. 
3.3    De anios was na de spoedoperatie in zijn functie als zaalarts van de afdeling urologie verantwoordelijk voor de nazorg aan klager. 
3.4    Op 30 oktober 2020 is klager in goede klinische conditie uit het ziekenhuis ontslagen. Bij het ontslag heeft de anios met klager het ontslaggesprek gevoerd. De anios heeft klager aangemeld voor de poliklinische controles na ontslag. In de ontslagbrief heeft de anios genoteerd dat klager contact moest opnemen bij algehele malaise, koorts, onvermogen tot plassen of toename hematurie (bloed in de urine). 
3.5    Op 26 juli 2021 heeft klager een klacht bij het ziekenhuis ingediend over de opname eind oktober 2020. Een uroloog van het ziekenhuis heeft in eerste instantie een reactie op de klacht geschreven. Na verzoek van de klachtenfunctionaris in oktober 2021, heeft de anios (ook) op de klacht gereageerd. Hierna heeft klager de tuchtklacht ingediend. 
4.         De klacht en de reactie van de anios
4.1    Klager verwijt de anios dat hij:
1.    hem niet heeft gewaarschuwd voor de vaker bewezen gezondheidsschade door het dragen van een niet-medisch mondkapje. Klager vindt de draagplicht van een 
niet-medisch mondkapje in strijd met de Grondwet;
2.    heeft nagelaten hem voor en na de operatie te wijzen op het risico op verhoogde plasfrequentie door de ziekenhuisopname en/of door de operatie. 

4.2    De anios heeft het college verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk beoordeelt, heeft de anios het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. 
4.3    Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5.     De overwegingen van het college
Vooraf: het medisch dossier
5.1    De secretaris van het college heeft klager tijdens het vooronderzoek in de gelegenheid gesteld zijn klacht te onderbouwen aan de hand van het medisch dossier, zoals dat werd bijgehouden op de afdeling urologie. Klager heeft delen van zijn medisch dossier overgelegd. Volgens de anios heeft klager slechts een beperkt gedeelte van het medisch dossier van de afdeling urologie verstrekt. Zo ontbreken onder andere het opnamebericht, de decursus en de poliklinische verslagen na de opname in oktober 2020. Omdat de anios niet meer in het ziekenhuis werkt, heeft hij geen toegang meer tot het medisch dossier van klager. De anios vindt dat hij in zijn belangen is geschaad omdat hij niet beschikt over alle relevante medische gegevens en verzoekt de klacht ongegrond te verklaren. 
5.2    Naar het oordeel van het college ligt het op de weg van klager om zijn klacht met de relevante medische informatie te onderbouwen. Als het college uiteindelijk niet beschikt over het volledige dossier, zoals hier het geval lijkt te zijn, is dat volgens het college onvoldoende om de klacht (volledig) ongegrond te verklaren. Wel kan het tot gevolg hebben dat het college over bepaalde onderdelen van de klacht geen uitspraak kan doen. De secretaris heeft klager dit bij de schriftelijke uitwisseling van de stukken (in het vooronderzoek) uitgelegd. Het college zal de klacht dan ook inhoudelijk beoordelen.
De criteria voor de beoordeling
5.3    De vraag is of de anios de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende (basis)arts niet in opleiding tot specialist (anios), aan het begin van zijn carrière (de anios was net zeven maanden arts). Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de anios geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder is het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun individuele handelen. 
Klachtonderdeel a) draagplicht niet-medisch mondkapje 
5.4    Klager was in oktober 2020 opgenomen. Dat was tijdens de coronapandemie. Het is  duidelijk dat klager het niet eens is met het gebruik van een niet-medisch mondkapje, wat volgens klager tot gezondheidsschade kan leiden en in strijd is met de Grondwet. Het is niet aan het college om de werking van niet-medische mondkapjes te beoordelen. Ook ligt het niet op de weg van het college om te beoordelen of een bepaald beleid in strijd is met de Grondwet. 
5.5    Ten tijde van de opname waren zorgaanbieders, zoals ziekenhuizen, bevoegd om te bepalen dat in het gebouw een (niet-medisch) mondkapje moest worden gedragen. Volgens de anios werd het mondkapjesbeleid door het ziekenhuis bepaald, mogelijk naar aanleiding van adviezen van het RIVM en de overheid. Gelet daarop en met inachtneming van de gebruikelijke gang van zaken bij het bepalen van het beleid in een ziekenhuis, acht het college het aannemelijk dat de anios niet persoonlijk betrokken was bij het bepalen van het ziekenhuisbeleid over het al dan niet dragen van een niet-medisch mondkapje. De anios kan niet tuchtrechtelijk verantwoordelijk worden gehouden voor dit beleid. Het college komt daarom tot het oordeel dat klager in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk is.  
Klachtonderdeel b) risico plasfrequentie
5.6    Uitgangspunt is dat een patiënt toestemming geeft voor het uitvoeren van een
medische behandeling, zoals ook opgenomen in artikel 7:450 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Artikel 7:448 BW bepaalt dat de arts, alvorens toestemming te vragen, de patiënt eerst informeert over een voorgestelde behandeling. Ook moet het duidelijk zijn welke risico’s aan de behandeling verbonden zijn en welke complicaties er kunnen optreden. De informatieplicht van de arts en het toestemmingsvereiste vormen samen het informed consent.
5.7    Uit de medische stukken die klager het college heeft gestuurd, blijkt niet dat de anios betrokken was bij de opname, de aanmelding voor de spoedoperatie en het gesprek met klager over de indicatie voor de spoedoperatie en de te verwachten gevolgen en risico’s. Dit houdt in dat de anios niet betrokken was bij het informeren en verkrijgen van informed consent van klager voorafgaand aan de operatie. De anios kan daarom op dit punt geen persoonlijk tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Wel was de anios als zaalarts verantwoordelijk voor de nazorg aan klager. Uit de stukken maakt het college op dat de anios – die nèt zeven maanden arts was – zijn taak als zaalarts zorgvuldig heeft uitgevoerd. In de ontslagbrief heeft de anios het beloop en beleid vastgelegd en genoteerd dat klager contact moest opnemen bij vaker voorkomende klachten: algehele malaise, koorts, onvermogen tot plassen of toename hematurie. Daarbij geldt dat een verhoogde plasfrequentie – nog ruim één jaar na de operatie – geen bekende urologische bijwerking van de verrichte ingreep is. De anios hoefde klager daar dan ook niet op te wijzen. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. 
Slotsom
5.8    Uit de overwegingen hiervoor volgt dat klager niet-ontvankelijk is in klachtonderdeel a en klachtonderdeel b kennelijk ongegrond is.”
3.    Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten die het Regionaal Tuchtcollege heeft weergegeven in overweging 3. “De feiten” van zijn beslissing. Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4.    Beoordeling van het beroep
Omvang van de zaak in beroep
4.1    Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Het beroep heeft tot doel dat de beslissing wordt vernietigd, de klacht alsnog gegrond wordt verklaard en de anios een maatregel wordt opgelegd. Daarnaast heeft klager beroepsgronden aangevoerd die gericht zijn tegen de procedure die het Regionaal Tuchtcollege heeft gevolgd.
4.2    De anios heeft verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep van klager te verwerpen en hem niet-ontvankelijk te verklaren ten aanzien van nieuwe klachtonderdelen. 
Tekortkoming behandeling eerste aanleg
4.3    Met betrekking tot de bezwaren van klager over de behandeling van de zaak in eerste aanleg overweegt het Centraal Tuchtcollege dat, zo er op dit punt sprake zou zijn geweest van een tekortkoming, die is hersteld door de behandeling van de zaak in beroep, waar partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunten naar voren te brengen. 

Uitbreiding klacht in beroep
4.4    Voor wat betreft de door de anios gestelde uitbreiding van de klacht in beroep geldt dat een klager in beroep alleen die klachten ter beoordeling aan het Centraal Tuchtcollege voor kan leggen die in eerste aanleg aan het Regionaal Tuchtcollege ter beoordeling zijn voorgelegd, en dan alleen voor zover hij in die klachten niet ontvankelijk is verklaard of die klachten zijn afgewezen. Nieuwe klachten vallen buiten het bereik van het beroep. Het Centraal Tuchtcollege stelt vast dat klager in het beroepschrift in onderhavige zaak ook de beroepsgronden in de zaak C2023/1973 heeft opgenomen. Die beroepsgronden worden in deze zaak buiten beschouwing gelaten en besproken in de zaak C2023/1973. Naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege is daarom geen sprake van uitbreiding van de klacht.
Inhoudelijke beoordeling
4.5    Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover schriftelijk bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde zaaksdossier is naar het Centraal Tuchtcollege gestuurd. 
4.6    In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd. Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 juni 2024 heeft de anios zijn standpunt nader toegelicht. De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met de overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over de klacht en neemt deze overwegingen en het oordeel over.
4.7    Dit houdt in dat het Centraal Tuchtcollege ook van oordeel is dat de anios niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor het beleid van het ziekenhuis met betrekking tot het dragen van een niet-medisch mondkapje. Anders dan door klager is aangevoerd ligt het niet op de weg van de tuchtcolleges om de effectiviteit van het dragen van een niet-medisch mondkapje te toetsen noch beleid hierover te toetsen aan de Grondwet. 
4.8    Uit het medisch dossier is gebleken dat de anios niet betrokken was bij de opname, de aanmelding voor de spoedoperatie en het gesprek met klager over de indicatie voor de spoedoperatie en de te verwachten gevolgen en risico’s. Hierover kan hem daarom geen verwijt worden gemaakt. Het Centraal Tuchtcollege is net als het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat uit het medisch dossier genoegzaam is gebleken dat de anios zijn taak als zaalarts zorgvuldig heeft uitgevoerd. Dat wat klager in zijn beroepschrift naar voren heeft gebracht over de ervaren plasklachten leiden het Centraal Tuchtcollege niet tot een ander oordeel. 
4.9    De conclusie is dat het Regionaal Tuchtcollege de klacht terecht en op goede gronden deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond heeft verklaard. Dit betekent dat het beroep van klager wordt verworpen.
5.    Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
    verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: E.J. Daalder, voorzitter; L.F. Gerretsen-Visser en 
Z.J. Oosting, leden-juristen en B.F.M. Blok en P.J.M. Kil, leden-beroepsgenoten en 
C.J.M. Manders, secretaris.
Uitgesproken ter openbare zitting van 10 juni 2024.
        Voorzitter   w.g.                Secretaris  w.g.