ECLI:NL:TGZCTG:2024:117 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1972

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2024:117
Datum uitspraak: 10-06-2024
Datum publicatie: 25-06-2024
Zaaknummer(s): C2023/1972
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klager is in verband met acuut op chronisch ernstig nierfalen in 2020 enkele dagen opgenomen geweest in het ziekenhuis waar de arts als arts in opleiding tot specialist (aios) werkte. Klager is door de aios in spoedsetting geopereerd. Klager verwijt de aios dat zij: a) niet of veel te weinig beseft dat zij voor haar diensten integraal wordt gefinancierd door belastingbetalers en premiebetalers, de volksgezondheid moet behouden en bevorderen, de patiënt tijdig en volledig moet informeren over medisch relevante zaken en verantwoording moet afleggen over haar keuzes; b) in het bezit had moeten zijn van het opnamebericht van klager; c) heeft nagelaten te vragen hoe en wanneer klager was aangemeld voor de operatie; d) aan klager nazorg had moeten verlenen; e) ten onrechte schrijft dat de plasklachten van klager niet feitelijk voor kunnen komen; f) ten onrechte schrijft dat zij onvoldoende informatie heeft voor adequaat verweer. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

    C2023/1972

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2023/1972 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,
tegen
E., uroloog, destijds arts in opleiding tot specialist (aios),
destijds werkzaam te D., verweerster in beide instanties. 
gemachtigde: mr. C.J. van den Ham, werkzaam te Utrecht.
1.    Verloop van de procedure
De heer A. - hierna klager - heeft op 27 juli 2022 bij het Regionaal Tuchtcollege te 
’s-Hertogenbosch tegen E. - hierna de aios - een klacht ingediend. Bij beslissing in raadkamer van 11 mei 2023, onder nummer H2022/4692 is de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De aios heeft een verweerschrift in beroep ingediend.  
De zaak is op de zitting van het Centraal Tuchtcollege van 10 juni 2024 tegelijk behandeld met de zaken C2023/1940, C2023/1941 en C2023/1973. De zaken zijn niet gevoegd. Klager heeft laten weten niet op de zitting aanwezig te zijn (brief van 
20 mei 2024). De aios is verschenen bijgestaan door mr. van den Ham. De aios en haar gemachtigde hebben de zaak op zitting toegelicht. Het Centraal Tuchtcollege heeft na afloop van de mondelinge behandeling op 10 juni 2024 de zaak in raadkamer beoordeeld en in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Wat hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.
2.    Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende feiten en overwegingen ten grondslag gelegd.
“1.      De zaak in het kort
1.1       Klager (geboren in 1957) is in verband met acuut op chronisch ernstig nierfalen van 26 tot en met 30 oktober 2020 opgenomen geweest in het ziekenhuis waar verweerster als arts in opleiding tot uroloog (aios) werkte. Op 27 oktober 2020 heeft de aios klager in spoedsetting geopereerd.

1.2    Klager vindt dat de aios niet zorgvuldig heeft gehandeld en heeft hierover een klacht (zaaknummer H2021/3609) ingediend. De aios heeft daar in een verweerschrift op gereageerd. Zij heeft naar haar mening juist gehandeld. Hierna heeft klager deze klacht ingediend.
1.3       Het college komt tot het oordeel dat klager ontvankelijk is in de klacht, omdat er nog geen onherroepelijke eindbeslissing in H2021/3609 was toen klager deze klacht indiende. Het college oordeelt dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.
2.        De procedure
2.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:
-    het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 27 juli 2022
-    de brief van klager, ontvangen op 11 augustus 2022
-    het verweerschrift met de bijlagen.
2.2       Het college heeft de klacht op 30 maart 2023 in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak heeft beoordeeld op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren. In diezelfde raadkamer heeft het college ook de eerste klacht tegen de aios (H2021/3609) en de beide klachten tegen de zaalarts (H2021/3610 en H2022/4693) behandeld.
3.        De feiten
De eerste klacht
3.1       Op 26 oktober 2020 is klager in het ziekenhuis opgenomen met een acuut op chronische nierfunctiestoornis als gevolg van een obstructieve uretersteen in de rechter urineleider. Op 27 oktober 2020 heeft de aios klager in spoedsetting geopereerd. De operatie is ongecompliceerd verlopen.
3.2       Begin november 2021 heeft klager een klacht ingediend over de opname in het ziekenhuis. Die klacht is op 29 november 2021 door dit college ontvangen. Na ontvangst van het verweerschrift, heeft de secretaris klager en de aios op 
19 juli 2022 geschreven dat het niet (meer) mogelijk was om schriftelijk op het standpunt van de wederpartij te reageren.
Deze (tweede) klacht
3.3    Op 27 juli 2022 heeft het college de klacht ontvangen. Op 4 augustus 2022 heeft de secretaris de klacht naar klager teruggestuurd en uitgelegd waarom: het vooronderzoek in de zaak (H2021/3609) was gesloten. Op 11 augustus 2022 ontving het college de brief van klager waarin hij duidelijk maakte dat de klacht een nieuwe klacht is, waarvoor hij griffiegeld heeft betaald. Het college heeft deze klacht en de klacht in de zaak H2021/3609 gelijktijdig in raadkamer beoordeeld.
4.           De klacht en de reactie van de aios
4.1       Klager verwijt de aios dat zij:
a)    niet of veel te weinig beseft dat zij voor haar diensten integraal wordt gefinancierd door belastingbetalers en premiebetalers, de volksgezondheid moet behouden en bevorderen, de patiënt tijdig en volledig moet informeren over medisch relevante zaken en verantwoording moet afleggen over haar keuzes;
b)    in het bezit had moeten zijn van het opnamebericht van klager;
c)    heeft nagelaten te vragen hoe en wanneer klager was aangemeld voor de operatie;
d)    aan klager nazorg had moeten verlenen;
e)    ten onrechte schrijft dat de plasklachten van klager niet feitelijk voor kunnen komen;
f)    ten onrechte schrijft dat zij onvoldoende informatie heeft voor adequaat verweer.
4.2    De aios heeft het college verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen omdat klager een tweede klacht heeft ingediend, voordat het college over de eerste klacht heeft beslist. Voor het geval het college de klacht wel inhoudelijk beoordeelt, heeft de aios het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3       Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5.    De overwegingen van het college
Vooraf: geen onherroepelijke eindbeslissing
5.1       Het uitgangspunt is dat een handelen of nalaten waarover het college een onherroepelijke eindbeslissing heeft genomen, niet opnieuw kan leiden tot een tuchtrechtelijke beslissing. Dit ne bis in idem-beginsel volgt uit artikel 51 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.

5.2       Bij het indienen van de klacht, had het college over de (eerste) klacht nog geen onherroepelijke eindbeslissing genomen. Hoewel het college het onwenselijk acht dat klagers tijdens een lopende procedure een nieuwe klacht indienen, is klager in dit geval dus toch ontvankelijk. Het college zal deze klacht dan ook inhoudelijk beoordelen.
De criteria voor de beoordeling
5.3       De vraag is of de aios de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende arts-assistent in opleiding tot uroloog, in de laatste fase van haar opleiding (waar de aios zich in bevond). Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de aios geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder is het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun individuele handelen.
Klachtonderdeel a) onvoldoende besef
5.4       Klager verwijt de aios een aantal zaken, die niet aan de individuele patiëntenzorg raken. De enkele stelling dat de aios te weinig zou beseffen dat zij de patiënt tijdig en volledig moet informeren over medisch relevante zaken en verantwoording moet afleggen over haar keuzes, is op zichzelf onvoldoende grondslag om haar een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Dat de aios op deze punten onzorgvuldig heeft gehandeld, heeft klager niet (voldoende) onderbouwd. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.
Klachtonderdelen b), c) en f) medisch dossier
5.5       Omdat deze klachtonderdelen met elkaar samenhangen, beoordeelt het college deze in één keer. De secretaris van het college heeft klager tijdens het vooronderzoek (de schriftelijke uitwisseling van de stukken) in de eerste klacht in de gelegenheid gesteld zijn klacht te onderbouwen aan de hand van het medisch dossier, zoals dat werd bijgehouden op de afdeling urologie. Klager heeft delen van zijn medisch dossier overgelegd. Volgens de aios heeft klager slechts een beperkt gedeelte van het medisch dossier van de afdeling urologie verstrekt. Zo ontbreekt onder andere het opnamebericht, de decursus en de poliklinische verslagen na de opname in oktober 2020. Omdat de aios niet meer in het ziekenhuis werkt, heeft zij geen toegang meer tot het medisch dossier van klager. Dat heeft zij het college genoegzaam uitgelegd.
5.6       Klager heeft het college op 12 mei 2022 (bijlage bij het klaagschrift) geschreven dat hij alle documenten aan het college heeft gestuurd en dat het college, als het meent dat er aanvullende documenten zijn, zelf het ziekenhuis moet benaderen. Naar het oordeel van het college ligt het op de weg van klager om zijn klacht met de relevante medische informatie te onderbouwen. Als het college uiteindelijk niet beschikt over het volledige dossier, zoals hier het geval lijkt te zijn, kan dat tot gevolg hebben dat het college over bepaalde onderdelen van de klacht geen uitspraak kan doen. De secretaris heeft klager dit in het vooronderzoek uitgelegd. Het college kan niet vaststellen dat de klachtonderdelen b, c en f slagen. Dit komt voor rekening en risico van klager. De klacht is op deze punten kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel d) nazorg
5.7       Uit het medisch dossier blijkt dat de aios klager na de operatie op de holding heeft gesproken en dat zij daarna de broer van klager heeft gebeld en hem heeft geïnformeerd over de operatie. Hierna is de aios niet meer bij de (na)zorg van klager betrokken geweest. De klacht is op dit onderdeel ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel e) plasklachten
5.8       Klager vindt het onzorgvuldig dat de aios in het verweerschrift op de eerste klacht heeft geschreven dat de door hem gemelde plasklachten niet in de medische literatuur zijn vermeld. Het college merkt op dat een verhoogde plasfrequentie – nog ruim één jaar na de operatie – geen bekende urologische bijwerking van de verrichte ingreep is. Net als de aios, ziet het college geen medisch-inhoudelijk verband tussen de operatie en de verhoogde plasklachten op deze termijn na de operatie. Het college ziet in de stukken geen aanleiding te veronderstellen dat de aios in een sprookjeswereld leeft, zoals klager schrijft. Een en ander houdt in dat ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.
Slotsom
5.9       Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.”
3.    Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat bij de beoordeling van het beroep uit van de feiten die het Regionaal Tuchtcollege heeft weergegeven in overweging 3. “De feiten” van zijn beslissing. Deze weergave is in beroep niet of in elk geval onvoldoende, bestreden.
4.    Beoordeling van het beroep
Omvang van de zaak in beroep
4.1    Klager is het niet eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege. Het beroep heeft tot doel dat de beslissing wordt vernietigd, de klachtonderdelen b tot en met f alsnog gegrond worden verklaard en de aios een maatregel wordt opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege stelt vast dat klager geen beroepsgrond heeft geformuleerd tegen het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege tegen klachtonderdeel a. Dit deel van de klacht is daarom in beroep niet meer aan de orde. Daarnaast heeft klager beroepsgronden aangevoerd die gericht zijn tegen de procedure die het Regionaal Tuchtcollege heeft gevolgd.
4.2    De aios heeft verweer gevoerd en verzoekt het Centraal Tuchtcollege om het beroep van klager te verwerpen. 
Tekortkoming behandeling eerste aanleg
4.3    Met betrekking tot de bezwaren van klager over de behandeling van de zaak in eerste aanleg overweegt het Centraal Tuchtcollege dat, zo er op dit punt sprake zou zijn geweest van een tekortkoming, die is hersteld door de behandeling van de zaak in beroep, waar partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunten naar voren te brengen. 
Inhoudelijke beoordeling
4.4    Het Centraal Tuchtcollege heeft kennisgenomen van de inhoud van de aan het Regionaal Tuchtcollege voorgelegde klacht en het debat dat partijen daarover schriftelijk bij dat tuchtcollege hebben gevoerd. Het door het Regionaal Tuchtcollege opgebouwde zaaksdossier is naar het Centraal Tuchtcollege gestuurd. 
4.5    In beroep hebben partijen het debat schriftelijk nog een keer gevoerd. Daarbij heeft ieder van hen standpunten ingenomen over de door het Regionaal Tuchtcollege vastgestelde feiten en de door dat college gegeven beschouwingen en beslissingen. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 juni 2024 heeft de aios haar standpunt nader toegelicht. De behandeling van de zaak in beroep heeft geen ander licht op de zaak geworpen. 
4.6    In aanvulling daarop overweegt het Centraal Tuchtcollege nog dat in beroep wel het volledig medisch dossier, zoals dat werd bijgehouden op de afdeling urologie, is overgelegd. Hieruit blijkt dat de aios niet betrokken was bij de opname, de aanmelding voor de spoedoperatie en het gesprek met klager over de indicatie voor de spoedoperatie en de te verwachten gevolgen en risico’s. Anders dan klager lijkt te betogen, betekent dit niet dat zij niet wist wanneer en hoe hij was aangemeld voor de operatie. Deze informatie, net als het opnamebericht bevond zich in het medisch dossier en niet gebleken is dat de aios hier geen kennis van heeft genomen voorafgaande aan de ingreep. Voor het overige heeft de behandeling van de zaak in beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten of tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met deze overwegingen en het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege over de klacht en neemt deze overwegingen en het oordeel over.
4.7    Dit betekent dat geen sprake is van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de aios. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht terecht ongegrond heeft verklaard zodat het beroep van klager moet worden verworpen.
5.    Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
    verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: E.J. Daalder, voorzitter; L.F. Gerretsen-Visser en 
Z.J. Oosting, leden-juristen en B.F.M. Blok en P.J.M. Kil, leden-beroepsgenoten en 
C.J.M. Manders, secretaris. Uitgesproken ter openbare zitting van 10 juni 2024.
        Voorzitter   w.g.            Secretaris  w.g.