ECLI:NL:TGZRAMS:2024:144 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6885

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:144
Datum uitspraak: 25-06-2024
Datum publicatie: 25-06-2024
Zaaknummer(s): A2024/6885
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing, klacht tegen een cardioloog kennelijk niet-ontvankelijk. Klaagster heeft een klacht ingediend over het handelen van verweerster rondom de behandeling en het overlijden van haar vader in het ziekenhuis. Naar het oordeel van de voorzitter is klaagster niet gerechtigd om de onderhavige klacht in te dienen. Nu de vader van klaagster een levensgezel had, geldt in dit geval als uitgangspunt dat deze levensgezel klachtgerechtigd is en dat klaagster in beginsel geen klachtrecht heeft. Daarop kunnen uitzonderingen bestaan, maar in dit geval is niet gebleken van zwaarwegende feiten of omstandigheden die een uitzondering op dit uitgangspunt rechtvaardigen. Zo kan niet worden vastgesteld dat de levensgezel van de klacht van klaagster op de hoogte is en dat zij deze ondersteunt. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

A2024/6885

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM

Voorzittersbeslissing van 25 juni 2024 naar aanleiding van de klacht van:

A,
wonende te B, C, D, klaagster,

tegen

E,
cardioloog, werkzaam in F, verweerster,
gemachtigden: L en M.

1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift, ontvangen op 2 februari 2024;
- de Nederlandse vertaling van het klaagschrift;
- de e-mail van klaagster van 11 maart 2024 met een aanvulling op het klaagschrift;
- het verweerschrift;
- de brief van de gemachtigde van verweerster van 23 april 2024, met de bijlage;
- de e-mail van klaagster van 30 april 2024 met als bijlage een brief;
- de e-mail van klaagster van 6 mei 2024 met als bijlage een brief;
- de e-mail van klaagster van 13 mei 2024.

2. De feiten
2.1 Verweerster werkt in het G, (hierna: het ziekenhuis). De vader van klaagster (hierna ook: de
patiënt), geboren in 1962, heeft zich op 19 oktober 2023 bij de spoedeisende hulp (SEH) van het
ziekenhuis gemeld met ernstige en voortdurende hoofdpijn, nadat hij negen dagen eerder zijn hoofd
had gestoten tegen een kastje. Na onderzoek bleek dat sprake was van een chronisch subduraal
hematoom. Toen hij na een opname van vier dagen stabiel leek en klinisch goed genoeg was, is hij op
23 oktober 2023 met de nodige instructies ontslagen.

2.2 In de nacht na het ontslag is een nieuwe bloeding ontstaan, waardoor hersenschade is
opgetreden. De patiënt is per ambulance naar het ziekenhuis vervoerd. Na een
boorgatdrainage en een korte opname is hij op 25 oktober 2023 overleden.

3. De klacht en het verweer
3.1 Klaagster heeft een klacht ingediend over het handelen van verweerster rondom de behandeling
en het overlijden van haar vader in het ziekenhuis. Klaagster vraagt zich af of er geen fouten zijn
gemaakt. Zij heeft ondanks haar verzoeken van het ziekenhuis niet de beschikking gekregen over het
medische dossier van haar vader.

3.2 In het verweerschrift heeft verweerster primair verzocht om klaagster niet- ontvankelijk te
verklaren en de klacht dus niet inhoudelijk te behandelen. Zij heeft toegelicht dat klaagster haar
niet bekend was ten tijde van de behandeling van de patiënt. Voor het ziekenhuis was de levensgezel
van de patiënt het aanspreekpunt gedurende de behandeling. In het medisch dossier is zij aangemerkt
als zijn echtgenote. Zij was ook zijn vertegenwoordiger en beslissingen rondom de behandeling en
het levenseinde van de patiënt werden in overleg met haar genomen, aldus verweerster. Daarnaast was
steeds de dochter van de levensgezel aanwezig. De levensgezel heeft aangegeven dat zij dankbaar
waren voor de verleende zorg en heeft nooit blijk gegeven van enige ontevredenheid over het beleid
en het handelen van de artsen. Voor zover bij verweerster bekend, is klaagster niet betrokken
geweest bij de besluitvorming rondom de behandeling van de patiënt en/of de beslissing tot het
staken daarvan.

4. De overwegingen
4.1 De voorzitter stelt voorop dat het heel verdrietig is voor klaagster dat zij haar vader moet
missen en dat zij veel onbeantwoorde vragen heeft over de gang van zaken rondom zijn overlijden.

4.2 Klaagster woont in het buitenland en verbleef daar ook tijdens de behandeling en het
overlijden van haar vader. Zij heeft op verzoek van de secretaris van het tuchtcollege de
familiebetrekkingen rondom haar vader verduidelijkt. Op het moment van zijn overlijden was hij niet
getrouwd, maar had hij wel een levenspartner met wie al hij lange tijd samenwoonde. Uit die relatie
is ook een dochter geboren (de halfzus van klaagster).

4.3 Naar het oordeel van de voorzitter is klaagster niet gerechtigd om de onderhavige klacht in
te dienen. Uit de rechtspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg volgt dat het
klachtrecht van een nabestaande is afgeleid van de in het algemeen te veronderstellen of
veronderstelde wil van de patiënt. Van belang is dus of degene die klaagt de veronderstelde wil van
de overleden patiënt uitdrukt. Daarbij moet aansluiting worden gezocht bij de
vertegenwoordigingsregeling in artikel 7:465 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. Als de patiënt
tijdens zijn leven een levensgezel had, is deze levensgezel de eerst aangewezen klachtgerechtigde,
omdat deze persoon wordt geacht de (overleden) patiënt meer na te staan dan de overige nabestaanden
en de wil van de patiënt het best te kennen.

4.4 Nu de vader van klaagster een levensgezel had, geldt in dit geval als uitgangspunt dat deze
levensgezel klachtgerechtigd is en dat klaagster in beginsel geen klachtrecht heeft. Daarop kunnen
uitzonderingen bestaan, maar in dit geval is niet gebleken van zwaarwegende feiten of
omstandigheden die een uitzondering op dit uitgangspunt rechtvaardigen.

4.5 Zo kan niet worden vastgesteld dat de levensgezel van de klacht van klaagster op de hoogte is
en dat zij deze ondersteunt. De secretaris van het tuchtcollege heeft klaagster verzocht om een
verklaring te overleggen waaruit blijkt dat de levensgezel de door klaagster ingediende klacht kent
en dat zij daarmee instemt. Klaagster heeft daarop aangegeven dat zij geen contact heeft met de
levensgezel. Verder blijkt uit het verslag van het familiegesprek dat op 24 oktober 2023 heeft
plaatsgevonden op de afdeling neurologie van het ziekenhuis met de levensgezel en haar dochter:
“Echtgenote geeft aan geen verwijt te hebben richting de artsen en verpleging vanwege het beloop.
(…) Zelf begrijpen echtgenote en dochter dat er in deze situatie geen schuldige aan te wijzen is.
(…)”.

Dat maakt dat het ook niet aannemelijk is dat de levensgezel van de patiënt de klacht ondersteunt.

4.6 Gelet op deze omstandigheden kan klaagster niet geacht worden de wil van haar overleden vader
te vertegenwoordigen.

4.7 Dit betekent dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet
nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond
kan worden verklaard.

5. De beslissing

De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven door N.B. Verkleij, voorzitter, bijgestaan door R.C. Kruit,
secretaris.