ECLI:NL:TGZRAMS:2024:140 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6716

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:140
Datum uitspraak: 25-06-2024
Datum publicatie: 25-06-2024
Zaaknummer(s): A2023/6716
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Klager is opgenomen geweest in een spoedkliniek in verband met psychotische decompensatie. Klager verwijt de arts dat hij niet is ingelicht over de bijwerkingen van het nieuw voorgeschreven medicijn paliperidon. Ook heeft de arts volgens hem beweerd dat vitamine C niet werkzaam was bij een tabak- en hasjverslaving. Verder verwijt klager de arts dat de zij er niet voor heeft gezorgd dat klager in de ambulante zorg alleen door vrouwen zou worden behandeld. Het college stelt vast dat uit de overgelegde decursus blijkt dat de arts meermaals de tijd heeft genomen klager voor te lichten over en te begeleiden bij de medicatie. De arts is zorgvuldig omgesprongen van de wens van klager om alleen door vrouwelijke medewerkers van het FACT-team te worden behandeld, maar kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de beslissing over de samenstelling van het ambulante FACT-team. De arts kan zich de opmerking over vitamine C niet herinneren. Het college ziet geen aanleiding om van onzorgvuldigheid, laat staan verwijtbaar gedrag te kunnen spreken. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing in raadkamer van 25 juni 2024 op de klacht van:


A,
wonende te B,
klager,


tegen


C,
arts,
werkzaam te D,
verweerster, hierna ook: de arts,
gemachtigde: E, werkzaam te B.


1. De zaak in het kort
1.1 Klager is van 12 mei 2023 tot 25 juli 2023 opgenomen geweest in de spoedkliniek van F in verband met psychotische decompensatie bij een schizo-affectieve stoornis.
Klager heeft kort na zijn opname andere medicatie voorgeschreven en toegediend gekregen. Klager verwijt de arts dat hij niet is ingelicht over de bijwerkingen van het nieuw voorgeschreven medicijn paliperidon. Ook heeft de arts beweerd dat vitamine C niet werkzaam was bij een tabak- en hasjverslaving. Daarnaast wordt klager, ondanks een verzoek hem niet te verwijzen naar mannelijke medewerkers, nog steeds lastiggevallen door mannelijke medewerkers van G.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 3 januari 2024;
- het verweerschrift met de bijlagen.


2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.


3. Wat is er gebeurd?
3.1 De arts was destijds van 1 april 2023 tot 14 januari 2024 als arts niet in opleiding tot specialist (ANIOS) werkzaam bij F, kliniek H, onderdeel van G. Binnen deze kliniek wordt gewerkt in een multidisciplinair team, bestaande uit een psychiater, A(N)IOS, psycholoog, maatschappelijk werker, verpleegkundigen en groepsbegeleiders. De arts zag klager zowel zelfstandig als samen met haar supervisor. Deze supervisor, een psychiater, was de regiebehandelaar van klager.

3.2 Op 12 mei 2023 is door het ambulante FACT-team, waar klager onder behandeling was, aan klager verplichte zorg aangezegd onder een lopende zorgmachtiging, waaronder de opname en medicatie. Klager is op 12 mei 2023 opgenomen in de spoedkliniek van F, kliniek H. De arts heeft het opnamegesprek met klager op 12 mei 2023 bijgewoond.

3.3 Op 16 mei 2023 is in een gesprek, waarbij aanwezig waren klager, de arts, haar supervisor, de FACT-psychiater, de FACT-casemanager, een coassistent en twee begeleiders, besproken dat zou worden gestart met een ander antipsychoticum en dat het door klager gebruikte antipsychoticum broomperidol zou worden afgebouwd vanwege onvoldoende werkzaamheid. Klager wilde broomdeperidol graag voortzetten en liep uit het gesprek weg.

3.4 De arts heeft, samen met een verpleegkundige, klager op 17 mei 2023 gesproken over de medicatiewijziging. De dosering broomperidol werd in overleg met klager verlaagd en er zou een vervolggesprek over de nieuwe medicatie komen. Dat vervolggesprek vond plaats op 19 mei 2023. De arts heeft samen met klager in het farmacotherapeutisch kompas gekeken naar (bijwerkingen van) klassieke en atypische antipsychotica. De arts heeft op verzoek van klager de bijsluiters van aripripazol en risperidon geprint en verstrekt. In totaal hebben vier gesprekken over de medicatie plaatsgevonden.


3.5 Op 24 mei 2023 ging klager akkoord met het antipsychoticum risperidon. Er werd gestart met 2 mg. Vanaf 26 mei 2023 werd de dosering stapsgewijs verhoogd. Daarna bleven het medicijn en de dosering onderwerp van gesprek. Broomperidol werd ondertussen stapsgewijs verlaagd. Een en ander is in overleg gegaan met de supervisor van de arts.

3.6 Vanaf 25 juni 2023 weigerde klager risperidon in verband met bijwerkingen. In een zorggesprek op 27 juni 2023, waarbij naast de arts ook andere zorgverleners waren betrokken, is met instemming van klager besloten om risperidon tot 6 mg te verlagen en te starten met depotmedicatie paliperidon onder verdere afbouw van risperidon. Op 28 en 29 juni 2023 heeft de arts met klager gesproken over de voorgeschreven medicijnen en is klager schriftelijke informatie verstrekt over paliperidon en tardieve dyskinesie. Sindsdien zag de arts klager tweemaal per week om de voortgang te observeren en te bespreken.

3.7 Op 18 juli 2023 zag de arts, samen met een multidisciplinair team, klager tijdens een laatste zorgafstemmingsgesprek. In dat gesprek gaf klager onder meer aan dat hij tevreden was met de depotmedicatie paliperidon.

3.8 Op 21 juli 2023 zag de arts klager voor het laatst. Klager uitte in dat gesprek zijn boosheid over zijn case-manager (bij het FACT-team) en over zijn niet ingewilligde wens om door vrouwelijke medewerkers te worden behandeld. In verband met zijn toestand op dat moment heeft de arts in overleg met de waarnemend kliniek-psychiater tijdelijk oraal 2 mg risperidon voorgeschreven. Na het weekend zou worden bekeken of klager alsnog met ontslag zou kunnen op 25 juli 2023.

4. De klacht en de reactie van de arts
4.1 Klager verwijt de arts dat zij:
a) klager niet heeft geïnformeerd over de bijwerkingen van de voorgeschreven medicatie;
b) er niet voor heeft gezorgd dat klager in de ambulante zorg alleen door vrouwen zou worden behandeld;
c) heeft beweerd dat vitamine C 1000 mg niet werkzaam is bij een tabak- en hasjverslaving.

4.2 De arts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college
5.1 De vraag is of de arts de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende arts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de arts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden.

5.2 Het college oordeelt dat de arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Klachtonderdeel a) niet geïnformeerd over bijwerkingen medicatie
5.3 Klager stelt dat de arts hem op geen enkele wijze heeft gewaarschuwd voor de werking van paliperidon. Vanwege de zeer gevaarlijke bijwerkingen van paliperidon is hij in november 2023 gestopt met de behandeling bij de kliniek omdat hij geen dodelijke afloop wilde.


5.4 De arts heeft in haar verweerschrift uiteengezet dat zij uitvoerig en herhaaldelijk met klager heeft gesproken over de werking en bijwerkingen van de hem voorgeschreven medicatie, waaronder paliperidon. Alle medicatiebeslissingen werden overigens genomen in overleg met en onder (mede)verantwoordelijkheid van de supervisor van de arts. Zij heeft met klager onder meer de bijsluiters van de psychofarmaca gelezen en besproken en samen met hem het farmacotherapeutisch kompas geraadpleegd. Ook heeft zij nauwgezet gevolgd en vastgelegd hoe klager op de medicatie reageerde.


5.5 Het college stelt vast dat ook uit de overgelegde decursus van de periode 16 mei 2023 tot 21 juli 2023 blijkt dat de arts meermaals de tijd heeft genomen klager voor te lichten over en te begeleiden bij de medicatie. De arts heeft zorgvuldig en inzichtelijk verslag gedaan van de gesprekken (over de medicatie) met klager. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel b) verwijzing naar mannelijke medewerkers
5.6 Klager heeft tijdens de opname in de kliniek H de wens geuit dat hij alleen door vrouwelijke medewerkers bij het ambulante FACT-team behandeld zou worden. Klager werd naar eigen zeggen lastiggevallen door mannelijke medewerkers.


5.7 De arts heeft deze wens met het FACT-team en met haar supervisor en tijdens de zorgafstemmingsgesprekken op 7 juni en 18 juli 2023 besproken. Dat het FACT-team, waarnaar klager werd verwezen na ontslag uit kliniek H, heeft besloten dat het niet mogelijk was aan deze wens tegemoet te komen, ligt buiten haar macht, aldus de arts.

5.8 Het college volgt de arts in haar verweer. Zij is zorgvuldig omgesprongen met de wens van klager, maar kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor de beslissing over de samenstelling van het ambulante FACT-team. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.


Klachtonderdeel c) Vitamine C
5.9 Klager stelt dat de arts zou hebben gezegd dat vitamine C 1000 mg niet werkzaam zou zijn bij een tabak- en hasjverslaving.


5.10 De arts kan zich deze opmerking niet herinneren. Wel herinnert zij zich dat zij klager heeft verteld dat 1000 mg vitamine C weinig toevoegde omdat klager al multivitaminen slikte waarin 80 mg zat. Zij heeft toen met klager afgesproken dat hij eenmaal per week een hogere dosering vitamine C zou nemen.

5.11 Het college ziet in het bovenstaande geen enkele aanleiding om van onzorgvuldigheid, laat staan verwijtbaar gedrag, te kunnen spreken. Ook dit klachtonderdeel is dus ongegrond.

Slotsom

5.12 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing
De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 25 juni 2024 door R.A. Dozy, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist, A.M. van Hemert, A.C.M. Kleinsman en H.J. de Boer, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door S. Verdaasdonk, secretaris.