ECLI:NL:TGZRAMS:2024:145 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6903
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2024:145 |
---|---|
Datum uitspraak: | 02-07-2024 |
Datum publicatie: | 02-07-2024 |
Zaaknummer(s): | A2024/6903 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Ongegrond, kennelijk ongegrond |
Inhoudsindicatie: | Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts in opleiding. Klager verwijt de huisarts in opleiding dat zij hem op het spreekuur in november 2022 niet heeft onderzocht en hm ondanks zijn verzoek daartoe niet naar een oogarts heeft verwezen. Door dit na te laten is het gezichtsvermogen van klager minder geworden en is hij niet meer in staat om te werken. Tijdens een spreekuurcontact in januari 2023 heeft een andere huisarts klager met spoed naar een oogarts verwezen vanwege netvlieslating. Klager is aan zijn oog geopereerd. Het college is van oordeel dat de huisarts in opleiding niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Uit het medisch dossier blijkt dat verweerster in november de anamnese heeft afgenomen en wel oogheelkundig onderzoek heeft verricht. Verweerster heeft geen alarmsignalen waargenomen, de symptomen wezen op ‘mouches valantes’. Dit is in de regel een onschuldige aandoening waarvoor geen behandeling nodig is. Volgens de NHG-Standaard Visusklachten is in die situatie geen indicatie voor een verwijzing naar de oogarts. Ook heeft verweerster klager instructies gegeven wanneer hij zich opnieuw diende te melden Latere alarmerende klachten ontstonden eind december 2022, deze waren niet aanwezig tijdens het consult bij verweerster. Klacht kennelijk ongegrond. |
A2024/6903
Beslissing van 2 juli 2024
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 2 juli 2024 op de klacht van:
A,
wonende te B,
klager,
tegen
C,
huisarts in opleiding,
destijds werkzaam te D,
verweerster, hierna ook: de huisarts i.o.,
gemachtigde: mr. H.B.M. Vrieling, werkzaam te Utrecht.
1. Waar gaat de zaak over?
1.1 Klager kwam in november 2022 met oogklachten bij verweerster op het spreekuur.
Verweerster heeft een expectatief beleid ingezet. Op 13 januari 2023 kwam klager bij
een andere huisarts op het spreekuur, die hem vanwege netvliesloslating met spoed
naar een oogarts heeft verwezen.
1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.
2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlage(n), ontvangen op 6 februari 2024;
- het verweerschrift met de bijlage(n).
2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.
2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college
de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig
waren.
3. Wat is er gebeurd?
3.1 Klager, geboren in 1970, staat ingeschreven bij Huisartsenpraktijk E, waar verweerster
in het kader van haar eerstejaarsopleiding van 1 maart 2022 tot 1 maart 2023 als huisarts
i.o. werkzaam was.
3.2 Klager kwam op 21 november 2022 met oogklachten bij de huisarts i.o. op het spreekuur.
Over dit consult heeft zij in het dossier genoteerd (inclusief taal- en tikfouten):
“S Sinds oogdruppel van etos, ziet hij kleine vlekjes met het rechteroog , en langzwevende
fliebertjes. Geen lichtflitsen, zwarte vlekken of an dere oogklachten. Geen rood oog.
O PEARRL, GVO gb, geen nystagmus OVB.
E mouches volantes
P expectatief, retour bij flitsen, zwarte vlekken of plotseling toename vlekjes.”
3.3 Op 13 januari 2023 kwam klager weer wegens oogklachten op het spreekuur. Dit consult
was bij een andere huisarts dan verweerster. Deze huisarts noteerde over dat consult
onder meer (inclusief taal- en tikfouten):
“S november vlekjes rechter oog, hersteld zich in loop van paar weken vol ledig. Op
6 januari nadat hij naar F was gevlogen opnieuw heel ve el vlekjes en al snel dat
er een soort gordijn dicht ging, kan niet go ed meer zien, ziet alleen aan de zijkant
nog wat met rechter oog. Bij oogarts daar geweest, 3 soorten druppels en 2 soorten
pillen gekregen, oa tobradexm rest kan ik niet definieren…”.
3.4 Deze huisarts verwees klager vanwege netvliesloslating met spoed naar een oogarts in het ziekenhuis in G. Op 20 januari 2023 is klager aan zijn oog geopereerd.
4. De klacht en de reactie van de huisarts i.o.
4.1 Klager verwijt de huisarts i.o. dat zij hem bij het spreekuur op 22 november 2022
niet heeft onderzocht en hem ondanks zijn verzoek daartoe niet naar een oogarts heeft
doorverwezen. Door dit na te laten is het gezichtvermogen van klager minder geworden
en is hij niet meer in staat om te werken.
4.2 De huisarts i.o. heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren.
4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.
5. De overwegingen van het college
Welke criteria gelden bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de huisarts i.o. de zorg heeft verleend die van haar verwacht mocht
worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende beroepsgenoot
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor huisartsen geldende beroepsnormen
en andere professionele standaarden. De ingediende klacht moet uitsluitend worden
beoordeeld in het licht van wat er ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen
aan de huisarts i.o. bekend was en bekend kon zijn omtrent de aard en de ernst van
de klachten.
5.2 Het college oordeelt dat de huisarts i.o. niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
5.3 Uit de aantekeningen in het medisch dossier bij het consult van 21 november 2022 blijkt dat de huisarts i.o. de anamnese heeft afgenomen en dat zij – anders dan de stelling van klager – wel oogheelkundig onderzoek heeft verricht. Zij heeft geen alarmsymptomen waargenomen; de symptomen wezen op de diagnose ‘mouches volantes’, wat ‘vliegende vliegjes’ betekent. Er is dan sprake van glasvochttroebeling waardoor een soort klontjes in het glasvocht ontstaan die als zwevende zwarte vlekjes worden gezien. Dit is een in de regel onschuldige aandoening waarvoor geen behandeling nodig is. Volgens de NHG-Standaard Visusklachten is in die situatie geen indicatie voor een verwijzing naar een oogarts. De huisarts i.o. heeft, blijkens de vermelding in het medisch dossier, lichamelijk onderzoek conform de richtlijn verricht en instructies gegeven wanneer klager zich opnieuw diende te melden. Uit het vervolgconsult op 13 januari 2023 en klagers beschrijving van de gebeurtenissen blijkt dat na 21 november 2022 herstel was opgetreden. Het ‘verminderd gezichtvermogen’, dat klager omschrijft als een donker gordijn’ en dat ontstond op 20 december 2022 is wel een alarmsymptoom maar dit bestond niet tijdens het consult bij de huisarts i.o.. Hieruit volgt dat de huisarts i.o. niet kan worden verweten dat zij klager niet naar een oogarts heeft doorverwezen.
5.4 Het college merkt hierbij op dat het zeer valt te betreuren dat zich in een later stadium een netvliesloslating heeft voorgedaan, maar dit gegeven op zichzelf bezien dwingt niet tot de vaststelling dat de huisarts i.o. tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
Slotsom
5.5 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.
6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 2 juli 2024 door J.F. Aalders, voorzitter, L.W.M. Creemers,
lid-jurist, J.A. Carpay, H. Weinstein en A. Medema, leden-beroepsgenoten, bijgestaan
door Y.M.C. Bouman, secretaris.