ECLI:NL:TGZRAMS:2024:146 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6843

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2024:146
Datum uitspraak: 02-07-2024
Datum publicatie: 02-07-2024
Zaaknummer(s): A2024/6843
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klager verwijt de huisarts dat deze nog niet heeft voldaan aan het verzoek om zijn dossier per aangetekende post toe te zenden. Volgens klager is de huisarts wettelijk verplicht dit binnen 1 maand toe te zenden. Verder had klager nog aanvullende verzoeken. Het college is van oordeel dat het hoogst ongebruikelijk is voor artsen om berichten via aangetekende post te versturen. Artsen kunnen hiertoe ook niet kunnen worden verplicht, noch op grond van de AVG, noch op grond van de KNMG-richtlijn, noch anderszins. De huisarts heeft klager op 12 januari 2023 gemeld dat hij het medisch dossier niet per aangetekende post zou verzenden en dat hij niet aan klagers aanvullende verzoeken zou voldoen. Uit het medisch dossier blijkt dat de huisarts dit daarna meermalen tegenover klager heeft herhaald. Hij heeft hem daarbij uitgelegd op welke wijze communicatie met de praktijk wél mogelijk is en op welke wijze klager het gevraagde afschrift kan ontvangen. Nu klager geen keuze kenbaar heeft gemaakt voor een van de drie genoemde mogelijke verzendmethoden, maar blijft vasthouden aan zijn wens voor verzending per aangetekende post, kan de huisarts niet worden verweten dat klager ook nu nog niet de beschikking heeft over een afschrift van zijn medische dossier. Klacht kennelijk ongegrond.

A2024/6843
Beslissing van 2 juli 2024

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG AMSTERDAM
Beslissing in raadkamer van 2 juli 2024 op de klacht van:

A,
wonende te B,
klager,

tegen

C,
huisarts,
werkzaam te B,
verweerder, hierna ook: de huisarts,
gemachtigde: mr. R.J. Peet, werkzaam te Utrecht.

1. De zaak in het kort
1.1 Klager, geboren in 1979, staat als patiënt ingeschreven bij D, waar verweerder werkzaam is.

1.2 Klager heeft verweerder meermalen verzocht om toezending van zijn volledige medische dossier; dit deed hij voor de eerste maal rond 12 januari 2023 en laatstelijk bij brief van 9 oktober 2023. Uit een aantekening in het medisch dossier op 12 januari 2023, blijkt dat klager de eerste maal om toezending van het dossier vóór 15 januari 2023 verzocht, dat hij dit per aangetekende post wilde ontvangen en dat iedere pagina van het dossier zou zijn voorzien van een dagtekening, handtekening en stempel. Verweerder liet klager per mail van 12 januari 2023 weten dat hij zou proberen het dossier de volgende week aan hem te sturen, maar dat hij niet zou voldoen aan diens aanvullende verzoeken. Hij zou wel de laatste pagina van het huisartsenjournaal voorzien van zijn handtekening en een stempel van de praktijk. De huisarts vroeg klager om zijn keuze kenbaar te maken voor: het dossier zelf bij de praktijk ophalen, (beveiligde) digitale verzending of verzending per reguliere post.

1.3 Klager heeft niet gereageerd op de vraag van de huisarts om zijn keuze voor een van de drie andere wijzen van toezending aan hem kenbaar te maken maar heeft wel meermalen zijn verzoek om toezending van het dossier op de door hem gewenste wijze herhaald. In deze klacht verwijt klager de huisarts dat deze nog niet heeft voldaan aan het verzoek om het dossier op de door klager gewenste manier toe te zenden, terwijl hij volgens klager wettelijk verplicht is dat binnen één maand te doen.

1.4 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’ betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna vermeldt het college eerst hoe de procedure is verlopen. Daarna licht het college de beslissing toe.

2. De procedure
2.1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:
- het klaagschrift met de bijlage(n), ontvangen op 18 januari 2024;
- het verweerschrift met de bijlage(n).

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren

3. De overwegingen van het college
De criteria voor de beoordeling
3.1 De vraag is of de huisarts de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende huisarts. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de huisarts geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Voor de beoordeling van deze klacht zijn in het bijzonder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG) en de KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens (hierna: KNMG-richtlijn) van belang.

3.2 Het college oordeelt dat de huisarts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

3.3 Uit het medisch dossier blijkt dat klager zowel schriftelijk als per mail als tijdens consulten aan de huisarts kenbaar heeft gemaakt dat hij per aangetekende post met de praktijk wil communiceren en op die wijze een afschrift van zijn medisch dossier wenst te ontvangen. Verder had klager een aantal aanvullende wensen ten aanzien van het dossier. Volgens artikel 12, derde lid, van de AVG en bepaling 2.11.8 van de KNMG-richtlijn moest de huisarts zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen een maand na ontvangst van het verzoek, klager informeren over de uitvoering van dit verzoek. De huisarts heeft klager direct na ontvangst van het verzoek laten weten dat hij bereid was hem een afschrift van zijn medisch dossier ter beschikking te stellen.

3.4 Vooropgesteld wordt dat veel correspondentie tussen artsen en hun patiënten via de digitale weg gaat en dat het hoogstongebruikelijk is voor artsen om berichten via aangetekende post te versturen. Artsen kunnen hiertoe ook niet kunnen worden verplicht, noch op grond van de AVG, noch op grond van de KNMG-richtlijn, noch anderszins. Dit geldt eveneens voor de aanvullende verzoeken van klager. De huisarts heeft klager op 12 januari 2023 gemeld dat hij het medisch dossier niet per aangetekende post zou verzenden en dat hij niet aan klagers aanvullende verzoeken zou voldoen. Uit het medisch dossier blijkt dat de huisarts dit daarna meermalen tegenover klager heeft herhaald. Hij heeft hem daarbij uitgelegd op welke wijze communicatie met de praktijk wél mogelijk is en op welke wijze klager het gevraagde afschrift kan ontvangen (zie 1.2 van deze uitspraak). Nu klager geen keuze kenbaar heeft gemaakt voor een van de drie genoemde mogelijke verzendmethoden, maar blijft vasthouden aan zijn wens voor verzending per aangetekende post, kan de huisarts niet worden verweten dat klager ook nu nog niet de beschiking heeft over een afschrift van zijn medische dossier.

Slotsom
3.5 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat de klacht kennelijk ongegrond is.

4. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven op 2 juli 2024 door J.F. Aalders, voorzitter, L.W.M. Creemers, lid-jurist, J.A. Carpay, H. Weinstein en A. Medema, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door Y.M.C. Bouman, secretaris.