Zoekresultaten 11-20 van de 14076 resultaten
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:77 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2479
- Datum publicatie: 23-04-2025
- Datum uitspraak: 23-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:77
Klacht tegen een gz-psycholoog. De gz-psycholoog is werkzaam bij een specialistisch centrum op het gebied van kindermishandeling/seksueel misbruik. De dochter van klager is door de huisarts naar het specialistisch centrum verwezen in verband met mogelijk misbruik door klager. De gz-psycholoog heeft de dochter van klager onderzocht en een onderzoeksverslag opgesteld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht over onder meer het onderzoek, het onderzoeksverslag en de dossiervoering ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:73 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2515
- Datum publicatie: 23-04-2025
- Datum uitspraak: 23-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:73
Klacht tegen een psychiater. De psychiater heeft samen met een GZ-psycholoog een pro Justitia rapport over klager opgesteld. Dit gebeurde op verzoek van het gerechtshof in het kader van een strafrechtelijke procedure tegen klager. Klager maakt de psychiater verwijten die verband houden met het rapportageproces en de inhoud van het rapport. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart en aan de psychiater een berisping opgelegd. De psychiater heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de psychiater in het rapport op onvoldoende inzichtelijke en consistente wijze uiteen heeft gezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen. Het rapport voldoet daarmee niet aan de eisen die het Centraal Tuchtcollege volgens vaste rechtspraak aan een rapport stelt. Het Centraal Tuchtcollege handhaaft de maatregel van berisping.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2025:74 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2514
- Datum publicatie: 23-04-2025
- Datum uitspraak: 23-04-2025
- ECLI:NL:TGZCTG:2025:74
Klacht tegen een GZ-psycholoog. De GZ-psycholoog heeft samen met een psychiater een pro Justitia rapport over klager opgesteld. Dit gebeurde op verzoek van het gerechtshof in het kader van een strafrechtelijke procedure tegen klager. Klager maakt de GZ-psycholoog verwijten die verband houden met het rapportageproces en de inhoud van het rapport. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart en aan de GZ-psycholoog een berisping opgelegd. De GZ-psycholoog heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de GZ-psycholoog in het rapport op onvoldoende inzichtelijke en consistente wijze uiteen heeft gezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen. Het rapport voldoet daarmee niet aan de eisen die het Centraal Tuchtcollege volgens vaste rechtspraak aan een rapport stelt. Het Centraal Tuchtcollege handhaaft de maatregel van berisping.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:93 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7557
- Datum publicatie: 22-04-2025
- Datum uitspraak: 22-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:93
Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klager verwijt de psychiater dat hij met klager niet het gesprek is aangegaan over de dosis Lorazepam. Uit het dossier blijkt van herhaaldelijke pogingen om hierover met klager in gesprek te blijven. Vanwege verslavende werking en bijwerkingen kon de door klager gewenste dosering niet zonder meer worden voorgeschreven.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:90 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7719
- Datum publicatie: 22-04-2025
- Datum uitspraak: 22-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:90
Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. De psychiater heeft in opdracht van de Officier van Justitie een psychiatrisch onderzoek verricht naar de persoon van klaagster. Klaagster is van mening dat het door de psychiater opgestelde rapport geen juist beeld van haar geeft, omdat er onjuistheden zijn vermeld en positieve informatie achterwege is gelaten. Naar het oordeel van het college heeft de psychiater een zorgvuldig, degelijk rapport opgesteld dat aan de daarvoor geldende eisen voldoet. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:91 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7721
- Datum publicatie: 22-04-2025
- Datum uitspraak: 22-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:91
Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychiater. Klager verwijt de psychiater dat zij medicatie (paliperidon en lorazepam) niet op de juiste wijze heeft afgebouwd. Het college oordeelt dat de psychiater de dosis papiperidon op zorgvuldige en adequate wijze heeft afgebouwd. Zij heeft oog gehad voor de wens van klager om te minderen, maar heeft ook acht geslagen op de bloedspiegel en het goed functioneren van klager bij een bepaalde dosis. De psychiater heeft steeds in overleg met klager de dosering lorazepam aangepast zodra zij ervan op de hoogte raakte dat klager zonder overleg te veel gebruikte of juist zonder enige afbouw stopte met zijn medicatie. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:92 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7301
- Datum publicatie: 22-04-2025
- Datum uitspraak: 22-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:92
Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een psychiater. Klager is aangehouden voor rijden onder invloed. De psychiater, die in opdracht van het CBR onderzoek heeft gedaan, heeft de diagnose alcoholmisbruik gesteld. Klager maakt de psychiater verwijten over de wijze waarop het onderzoek is verricht en over de gestelde diagnose. Naar het oordeel van het college is de door de psychiater opgestelde beschouwing niet goed te volgen. Bij het gebruik van een voorgeschreven format en bouwstenen is het van belang om oplettend te zijn. Dit is hier niet goed gegaan. Overige klachtonderdelen zijn ongegrond. Klacht gedeeltelijk gegrond. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:87 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6645
- Datum publicatie: 18-04-2025
- Datum uitspraak: 18-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:87
Ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. Klager verbleef in een detentiecentrum. De verpleegkundige was daar werkzaam als Hoofd Zorg van de medische dienst. Klager verwijt haar dat de klachten aan zijn hand en polsen niet voldoende zijn behandeld. De verpleegkundige heeft onder andere aangevoerd dat de taken die de verpleegkundige als Hoofd Zorg heeft uitgevoerd niet onder de reikwijdte van het tuchtrecht vallen.Het college overweegt echter dat uit de herregistratie in het BIG-register van de verpleegkundige afgeleid kan worden dat de verpleegkundige zelf haar taken als Hoofd Zorg bij kennelijk heeft opgevat als werkzaamheden die worden uitgevoerd in de Individuele Gezondheidszorg. Daarnaast bevat het dossier volgens het college meerdere aanknopingspunten voor concrete betrokkenheid van het Hoofd Zorg met de individuele gezondheidszorg.De verpleegkundige heeft aangegeven dat in het dossier meerdere keren het Hoofd Zorg genoemd wordt terwijl de verantwoordelijkheid voor de genoemde taken feitelijk bij een andere medewerker zijn belegd. Het college overweegt dat hetgeen in het verweerschrift en op zitting door verweerster is aangevoerd door klager niet is weersproken. Het college kan niet vaststellen dat verweerster betrokken is geweest bij de zorg aan klager. De klacht zal daarom ongegrond worden verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:88 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7150
- Datum publicatie: 18-04-2025
- Datum uitspraak: 18-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:88
Ongegronde klacht tegen een verpleegkundige. De moeder van klaagster is in de nacht van 14 maart 2022 opgenomen op de afdeling van het ziekenhuis waar de verpleegkundige werkzaam was, nadat zij zich in de avond had gemeld op de spoedeisende hulp (SEH). Patiënte was onder meer bekend met uitgezaaide borstkanker waarbij sinds weken sprake was van een respiratoire achteruitgang (benauwdheid). Op de SEH was op basis van het klinisch beeld ook sprake van vermoeden van sepsis (bloedvergiftiging). De verpleegkundige had vanaf 08:00 uur dagdienst op de afdeling waar patiënte in de nacht was opgenomen. Patiënte overleed daar aan het eind van de ochtend op 14 maart 2022. Klaagster verwijt de verpleegkundige dat hij is tekortgeschoten in de zorg aan patiënte, in de communicatie met de familie en in de nazorg na het overlijden van patiënte.Het college stelt vast dat het gebruikelijk is dat patiënten op een reguliere afdeling niet continu worden gemonitord. Uit het verpleegkundig dossier blijkt dat gedurende de nacht en ochtend regelmatig en uitgebreid controles zijn verricht. Het college is van oordeel dat uit de stukken en de verklaringen ter zitting blijkt dat de verpleegkundige op 14 maart 2022 vanaf het begin van zijn dienst steeds adequaat heeft gereageerd op de vragen, de behoeften en het toestandsbeeld van patiënte. Ook heeft hij tot drie keer toe gebeld en overlegd met de arts, die direct kwam toen de situatie van patiënte ineens verslechterde. Naar het oordeel van het college valt de verpleegkundige hierover dan ook niets te verwijten. Dat het toestandsbeeld van patiënte ineens verslechterde en zij overleed maakt, hoe verdrietig dat ook is, dit niet anders. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond. De overige onderdelen van de klacht zijn ook ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2025:89 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7151
- Datum publicatie: 18-04-2025
- Datum uitspraak: 18-04-2025
- ECLI:NL:TGZRAMS:2025:89
Kennelijk ongegronde klacht tegen een verpleegkundig specialist. De moeder van klaagster behandeld in het ziekenhuis in verband met een mammacarcinoom (borstkanker). Vanaf september 2015 vonden de poliklinische controles plaats bij de verpleegkundig specialist. Eind februari 2021 heeft de arts de controles (weer) overgenomen in verband met uitzaaiingen (levermetastasen). Patiënte is op 14 maart 2022 overleden. Klaagster verwijt de verpleegkundig specialist dat zij is tekortgeschoten in de zorg aan patiënte en in de communicatie met patiënte en klaagster.Het college overweegt het volgende. De tumormarker vertoonde (zo volgt uit de door klaagster overgelegde tabel) geen significante stijging en bevond zich binnen de normaalwaarden. De verpleegkundig specialist hoefde de stijging niet met patiënte te bespreken. Zij hoefde evenmin de arts te raadplegen, aanvullend onderzoek te laten verrichten of patiënte eerder terug te laten komen. Dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. Het college constateert verder dat de verpleegkundig specialist uitdrukkelijk heeft overwogen wanneer volgens haar kon worden gestopt met de hormoontherapie. Zij heeft dit vervolgens afgestemd met de arts en besproken met patiënte. Hiermee heeft de verpleegkundig specialist naar het oordeel van het college zorgvuldig gehandeld. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.