Zoekresultaten 11-20 van de 46260 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:168 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/7973

    Klacht tegen een psychotherapeut. Klaagster was gedurende een periode van acht jaar in behandeling bij de psychotherapeut. In juni 2021 liep de behandeling vast en nam de psychotherapeut contact op met de huisarts van klaagster om hierover te overleggen. Klaagster wilde vervolgens een brief waarin stond dat zij de behandeling wilde beëindigen persoonlijk overhandigen bij de praktijk (aan huis) van de psychotherapeut, waarop hij de politie belde. Nadien hadden klaagster en de psychotherapeut nog meerdere keren contact. Klaagster verwijt de psychotherapeut, samengevat, het schenden van zijn beroepsgeheim en onheuse bejegening. Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is en legt de maatregel van een voorwaardelijke schorsing voor de duur van zes maanden op.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:280 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-348/AL/MN

    De raad heeft geoordeeld dat verweerster derdengelden heeft aangewend ter voldoening van een eigen declaratie zonder expliciete toestemming van klaagster. Ook heeft zij niet duidelijk genoeg met klaagster gecommuniceerd in een situatie die in meerdere opzichten ingewikkeld was. Dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Aan de andere kant houdt de raad er rekening mee dat verweerster heeft erkend dat zij bepaalde zaken onvoldoende schriftelijk heeft vastgelegd en dat zij beterschap heeft beloofd op dat punt. Ook houdt de raad er rekening mee dat verweerster niet eerder door de tuchtrechter is veroordeeld. Rekening houdend met alle omstandigheden, is de raad van oordeel dat de oplegging van een waarschuwing passend en geboden is.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:304 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8619

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts, in opleiding tot bedrijfsarts. Klaagster verwijt de arts onprofessioneel en nalatig handelen. Het college is van oordeel dat uit de verslagen blijkt dat de arts wist wat er speelde op het werk van klaagster en dat er gesprekken en mediation hadden plaatsgevonden. De mate van hulp en bevestiging die klaagster van de arts verwachtte, behoort niet tot zijn taken. De arts heeft opvolging gegeven aan de verzoeken van klaagster voor zover dit passend was binnen zijn bevoegdheden. Alle klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:169 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8690

    Klacht tegen een huisarts kennelijk ongegrond. Klager stond ingeschreven bij de huisartsenpraktijk van verweerder. Klager bezocht meerdere keren het spreekuur van verweerder. Klager verwijt de huisarts, onder meer, dat hij onvoldoende zorg heeft verleend en onzorgvuldig heeft gehandeld bij het voorschrijven van medicatie. Ook zou verweerder volgens klager ongepast op hem hebben gereageerd.

  • ECLI:NL:TGDKG:2025:120 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/762659 DW RK 25/11 MK/SM

    Klacht ongegrond. Klager beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarder, zonder bewijs, stelt dat klager op 25 november 2024 verzocht heeft om een inhouding van € 500 per week. De omstandigheden van het geval maken het aannemelijk dat daarvan sprake is geweest. Er is op die dag contact geweest op initiatief van klager, klager heeft in een eerder geval ook al eens een verzoek gedaan tot beperking van een gelegd derdenbeslag, maar toen voor een hoger bedrag per. Verder neemt de kamer in overweging dat het beperken van het beslag primair in het belang van klager is niet in het belang van de executant. Het had de gerechtsdeurwaarder niet misstaan om deze afspraak richting klager schriftelijk te bevestigen, maar dat nalaten levert geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen op.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:281 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-677/AL/NN

    Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de klachttermijn.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:305 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7962

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een arts. Klaagster heeft een consult gehad bij de arts vanwege een beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. Klaagster verwijt de arts onder meer dat zij in strijd met de waarheid heeft gerapporteerd en verzuimd heeft om klaagster te informeren dat zij zich ook kon wenden tot haar supervisor. Het college overweegt dat van een (opzettelijk) onjuiste rapportage niet is gebleken. Verder bestaat er geen verplichting om cliënten actief te wijzen op de mogelijkheid om zich te wenden tot de eindverantwoordelijke bedrijfsarts als daar geen concrete aanleiding voor is. Alle klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:170 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8407

    Klaagster verwijt de tandarts dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het verwijderen van een tand. Volgens klaagster heeft de tandarts ten onrechte geen röntgenfoto gemaakt, geen uitleg gegeven en geen rekening gehouden met haar spierziekte. De klacht is ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:269 Hof van Discipline 's Gravenhage 240379

    Klacht over de eigen advocaat. Bekrachtiging beslissing raad. Het hof stelt, net als de raad, voorop dat ingevolge het bepaalde in artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet voor het indienen van een klacht een vervaltermijn geldt van drie jaar vanaf het moment dat de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Voor het aanvangen van de termijn van artikel 46g lid 1 Advocatenwet is niet van belang of klaagster het besef had dat dit handelen mogelijk klachtwaardig zou zijn (vgl. HvD 7 december 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:256). Het gaat om bekendheid met het feitelijke handelen. Hieruit volgt dat de vervaltermijn van drie jaar ten tijde van het indienen van de klacht al was verstreken, zoals de raad ook heeft geoordeeld. Naar het oordeel van het hof zijn geen bijzondere omstandigheden gesteld of gebleken waardoor de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:232 Raad van Discipline Amsterdam 25-207/A/A/D

    Deze beslissing is om redenen van privacy beperkt weergegeven.Raadsbeslissing. Het dekenbezwaar wordt in alle onderdelen ongegrond verklaard. Niet valt in te zien op welke wijze de verwerende partij (V) het onderzoek naar de identiteit van zijn/haar cliënt(en) anders, of beter had kunnen doen, noch waarom hetgeen hij/zij aan onderzoek heeft gedaan, onvoldoende is geweest. Evenmin kan uit het dekenbezwaar worden afgeleid welk nader onderzoek naar het doel van de opdracht door V (op grond van het bepaalde in artikel 7.2 Voda) was geboden en wat dat nadere onderzoek had kunnen of moeten opleveren, of wat V daarin heeft gemist. De vraag of de cliënten van V juridisch inhoudelijk gezien gelijk hebben, staat los van de vraag of het doel van de aan V verstrekte opdracht duidelijk was. Nu deze laatste vraag bevestigend kan worden beantwoord en niet is gebleken op grond waarvan V nader onderzoek had moeten doen naar het doel van de opdracht, kan V geen tuchtrechtelijk verwijt gemaakt worden. Daarnaast bestaat er geen norm of wetsartikel op grond waarvan het feit dat iemand van strafbare feiten wordt verdacht (of is veroordeeld), een redelijke aanwijzing oplevert voor het vermoeden dat dan óók de diensten van de betreffende advocaat tot die onwettige activiteiten zouden kunnen strekken. Dat blijkt niet uit de inhoud van artikel 7.3 Voda. Het bestaan van de door de deken genoemde “red flags”, maakt in ieder geval niet dat V van zijn/haar bijstand aan zijn/haar cliënten had moeten afzien en/of dat van een uitzondering sprake is. Dat V op grond van de door hem/haar verkregen informatie (nog) dieper had moeten ingaan op de wijze van betaling, valt zonder nadere toelichting door de deken, die ontbreekt, niet in te zien. Vaststaat dat V de betreffende informatie aan de deken heeft laten zien en dat hij/zij aan de deken heeft aangeboden om eventuele nadere vragen te beantwoorden, maar de deken niet op dit aanbod is ingegaan en nooit aan V heeft laten weten waarom de door hem/haar verkregen informatie niet toereikend was. Verder is geen sprake van een schending van Gedragsregel 8. V heeft namens zijn/haar cliënt het (pleitbare) standpunt herhaald; dat mocht hij/zij op deze wijze doen, gelet op de vrijheid die hem/haar toekomt als advocaat van de wederpartij.